January Blues

January Blues

Goedendag allen, en welkom in het jaar 2020!

Het jaar dat ik wilde beginnen met een klapper van een blog. Er staan er drie in de coulissen te trappelen van ongeduld, maar hun kostuum moet worden aangepast, en ze kennen hun tekst ook nog niet helemaal uit hun hoofd. Geduld, mijn nieuwste hersenspinsels, ooit zal ik jullie aan het publiek tonen.

2020 is ook het jaar dat ik fris wilde beginnen, zoals elk ander persoon op deez’ aardkloot. In alle consternatie vergat ik dat ‘fris beginnen’ ook betekent dat ik niet te hard van stapel moet lopen, iets waar ik nogal een handje van heb. De eerste week terug in Dublin ging voorbij als in een droom, zeker na de twee geweldige weken die ik in mijn thuislandje en in relaxed Kopenhagen had doorgebracht. Ik schreef, zocht naar nieuw werk, was rustig (vond ik zelf) op zoek naar een nieuw huis, dronk geen alcohol, sportte iets meer, en zorgde voor mijn mental health (waarover later meer). Toen, ineens, hing ik gestrest voor het beeldscherm van mijn laptop, als een malloot berichten schrijvend aan vage makelaars en shady Zweden die me aan een kamer konden helpen; raakte ik in paniek op mijn werk toen ik een toekomstvisioen had waarin ik daar voor altijd, tot mijn dood, zou moeten blijven; en kreeg ik last van vage gezondheidsklachten die allemaal terugvoerden naar een enkele oorzaak, te weten: stress.

Zo voelt dat inderdaad. Via mindful.org

Het is weer zo ver. Ik vergeet altijd dat januari eigenlijk een maand zou moeten zijn van nietsdoen – rustig de boel de boel laten, je geen zorgen maken over wat de rest van het jaar brengt, en aardig zijn voor jezelf. Tenslotte is het een katermaand, die je eigenlijk in halve winterslaap door zou moeten brengen – het is niet voor niets zo donker en grijs. Al die goede voornemens, die plannen, daar hebben we straks in februari – de dinsdag van het jaar – wel weer tijd voor. Het heeft geen zin om jezelf al meteen, in het prille begin, helemaal gek te maken. Toch is dat wat mij altijd overkomt.

Ik heb wel vaker over mijn stresshoofd gebabbeld in deze blog, en misschien is het een beetje te veel van het goede, maar mijn gebroken koppie is de reden dat ik geen tijd en zin had om iets anders te schrijven, en ik wil jullie toch een beetje op de hoogte houden. Daarnaast heeft het ook iets therapeutisch, als het schrijven van een brief of in een dagboek, en hoop ik dat het voor mensen die hetzelfde voelen wellicht fijn is om te horen. Ik weet dat dit veel voorkomt, en ik ken een boel anderen die er eveneens last van hebben. Mocht je er echter geen behoefte aan hebben om erover te lezen, dan kun je hier stoppen. Ik beloof dat het niet alleen maar kommer en kwel zal zijn. Heus! Tenslotte is humor het beste medicijn (al maakt mijn soort humor de kwaal misschien juist net een tikje erger).

DUS, wat is er aan de hand? Ik zit een paar dagen thuis om mijn brein rust te geven, nadat ik in paniek was geraakt op mijn werk. Mijn baas probeerde me te kalmeren en me moed in te spreken, en probeerde te achterhalen waarom ik me nou toch zo voelde. Tsja. Ik voel me in dat soort situaties altijd een enorme aansteller, want wat moest ik zeggen? Hier waren de opties:

“Ik heb het idee dat ik tegelijkertijd een hartaanval heb en aan borstkanker lijd“. Altijd als ik stress, verander ik in een enorme hypochonder, en denk ik dat elk pijntje een symptoom is van een levensbedreigende ziekte. Mijn bangigheid om dood te gaan maakt de pijn alleen maar erger, tot ik naar de dokter ga en me alvast mentaal voorbereid op het allerergste nieuws. Dokter: “Je bent een stresskip,” (officiële term) “je moet tijd vrijnemen.” Ik, de eerste paar dagen daarna: “Oh, het is maar stress, daar is nog nooit iemand ziek van geworden! Fuck, ik voel me ziek…” En dat herhaalt zich dan tot ik uiteindelijk luister.

Dublin is de meest verschrikkelijke stad om een appartement te vinden op dit moment, en ik moet binnen nu en een halfjaar-of-minder-geen-idee-hoe-lang-precies mijn huis uit, en AAAHHHHH WAT MOET IK DOEN?” Het is niet eens overdreven. Als ik op tien kamers en appartementen reageer, hoor ik misschien, op z’n hoogst, van twee advertenties wat terug. Daarvan is een één scammer die zogenaamd in Zweden, Duitsland of Japan woont, en de ander iemand die de prijs ineens omhoog heeft gegooid. Word ik eens een keer uitgenodigd, dan word ik rondgeleid met twintig andere gegadigden in mijn kielzog, of wordt mijn ‘viewing’ een kwartier van tevoren afgezegd. “Oh, dit is goedkoop!” roep ik uit in vreugde, om vervolgens te zien dat de plek vijf minuten nadat hij online is gezet al is vergeven. Makelaars willen graag dat je midden op een werkdag langskomt. Huisbazen willen je contract, je referenties, je bankgegevens, en – zoals het grapje gaat – je eerstgeborene en een buisje bloed van je. Met mijn budget kan ik heel misschien een plek in een stapelbed huren, drie uur van Dublin vandaan. Oh, en ik weet nog altijd niet precies wanneer ik uit mijn huidige huis weg moet, dus die onzekerheid blijft. Mijn huisgenoot en ik hebben besloten vooralsnog maar rond te hangen in het koude, schimmelige limbo van Donaghmede, voor we samen met Favo Ier iets anders gaan zoeken, en om eerlijk te zijn is dat best gezellig. Ik heb dit trouwens wel deels aan mijn baas verteld, maar echt begrijpen deed hij het niet – hij is een rijkeluiszoontje met een huis in de duurste regio van Dublin, dus ik kwam helaas over als een zeurpiet. (Nu ben ik dat ook, maar in dit geval is het gerechtvaardigd.)

600 euro per maand voor een kamer als dit is helaas aan de orde van de dag (via joe.ie)

“Iedereen gaat dood. De dood is overal. DOOOOOD.” Geen verdere uitleg nodig, al wil ik jullie wel meegeven dat deze gedachte wonderbaarlijk genoeg draaglijker werd door te luisteren naar het boek The Body van Bill Bryson. Daarin wordt uit de doeken gedaan hoe wij ons lichaam te gronde vreten en luieren, maar ook hoe je eigenlijk vrij weinig, tot, ik zal het maar eerlijk zeggen, niets kunt doen aan het feit dat we allemaal doodgaan. Je kunt alleen je tijd op aarde een beetje leuker maken. Relativerend.

“Ik haat mensen en mensen haten mij! Ik kan niets goed doen! Ik ben dom! Iedereen is alleen maar bevriend met mij uit medelijden! Ik hoor er niet bij! WAAAAHHHH!” riep ze uit terwijl ze zich al twee weken lang voor haar vrienden verschool en sociale situaties bleef ontwijken. Ja, een leuk staaltje van dat gevoel dat veel stresskipjes eigen is: een mix van imposter-syndroom, algemeen zelfmedelijden en misantropie. Iedereen loopt je in de weg en maakt teveel lawaai. En jij, speciaal als je bent, krijgt niet de aandacht die je verdient! Gelukkig kan ik tegenwoordig goed omgaan met dit soort gevoelens, en het beste is om toch gewoon met vrienden af te spreken, één op één, en lekker onzin te babbelen. Veel van mijn vrienden zitten net zo in elkaar als ik, dus we begrijpen precies wat er aan de hand is zonder dat we er al te veel woorden aan vuil hoeven te maken. En als het helemaal misgaat kan ik me altijd nog verschuilen bij Favoriete Ier.

“Ik wil een nieuwe carriere beginnen, NU, op het moment dat ik ook een huis aan het zoeken ben, en wil dat het NU METEEN lukt!” Dat kan ik natuurlijk niet zeggen tegen mijn baas, duh. Zoals veel mensen van mijn leeftijd voel ik me een beetje vastgeroest in wat ik aan het doen ben, en daarnaast zijn er nog wat issues op mijn huidige werk die een negatieve invloed hebben op hoe leuk ik de baan vind. Toch is het allemaal niet verschrikkelijk – ik wil er gewoon niet voor altijd blijven. Na lang gedub en gepraat met mijn huisgenoot J. (die, serieus, loopbaanadviseur zou moeten worden) besloot ik eens te kijken of ik misschien de archivaris-richting op kon. Dat heeft alles wat ik leuk vind, nietwaar? Lekker met oude documenten rommelen, lijstjes maken, organiseren, en wat meer historische kennis opdoen. Ik solliciteerde voor een entry level job voor het archief van de Ierse vuurtorenwacht, werd uitgenodigd voor een gesprek – dat heel leuk was – en werd het uiteindelijk helaas niet. Nu weet ik wel dat dat niets persoonlijks is, en dat ik waarschijnlijk te weinig ervaring had – een meisje dat ik ken en afgestudeerd archivaris is, mocht wel terugkomen, dus dat zegt al genoeg – maar de kleuter in mij wil altijd alles meteen, en nu, en ik voelde me toch vrij verdrietig. Ik moest een goed gesprek met mezelf aangaan en mezelf vertellen dat dit soort dingen tijd nodig heeft, en niet zomaar in je schoot komen vallen. Bovengenoemd meisje gaat mij helpen om het archiverings-leven in te gaan, en heeft me verteld dat het het beste idee is om met een betaalde stageplek te beginnen. Uiteindelijk komt het wel weer goed, wat ik ook ga doen. En, om eerlijk te zijn: als ik een Master’s in archivering zou hebben, en één of andere troela zonder al te veel ervaring zou mijn droombaan voor mijn neus weg-snatchen, zou ik dat best vervelend vinden. Tenslotte zeur ik ook altijd over het feit dat niet-archeologen archeologische baantjes krijgen.

*drool* via collectionsofcollections.mx

“WAT MOET IK MET MIJN LEVEN?” No comment.

“Er zijn wat persoonlijke issues waar ik aan moet werken en het heeft een negatieve impact op mijn werk. Ik denk dat het goed zal zijn om een paar dagen vrij te nemen zodat ik volgende week weer fris kan beginnen.” Iets dergelijks wist ik er uiteindelijk uit te persen, maar het volwassen aspect ervan werd danig teniet gedaan door de tranenvloed die deze woorden begeleidde.

Maar, goden zij dank, mensen, het is niet alles ellende wat de klok slaat. Ik ben ook best trots op mezelf, niet in het minst omdat ik ben begonnen met solliciteren en omdat ik een paar dagen vrij heb genomen om mijn gebroken brein op te kalefateren, maar ook omdat ik verder best lekker in mijn vel zit, fysiek en mentaal. Dat klinkt wellicht gek, na al dit gelul over hoe gestrest ik ben, maar de stress is vluchtig, als een draaikolk in een verder rustige rivier die verderop vrolijk voortkabbelt. Omdat mijn rivier een goede bedding heeft en slechts af en toe op hol slaat, is het voor mij ook makkelijker weer in rustiger vaarwater terecht te komen. Oh, wat een afschuwelijke, sleetse beeldspraak! Goed, hoe ouder ik word, hoe meer ik weet hoe ik weer kalm kan worden, en ik heb de laatste tijd de big guns van stal gehaald. Ik dwong mezelf de natuur in te gaan; deed sporten die me rustig maakten of waar ik mijn ergernis in kwijt kon (zwemmen, dansen, yoga, krav maga); luisterde naar muziek; keek een van mijn favoriete feelgood-series opnieuw (THE LAST AIRBENDER, anyone?); las en schreef als een malle, al is dat niets nieuws; en at lekker zonder me druk te maken hoe gezond het was.

In mijn natuurlijke habitat

Tot slot ben ik weer eens begonnen aan therapie, waar ik helemaal weg van ben – dit keer is het wat gespecialiseerder, en gaat het over SEKS. Woehoe, SEKS! Ja jongens, als je hier wil stoppen met lezen vind ik dat absoluut geen probleem. Ik zal niet in detail treden, want dat vind ik zelf ongemakkelijk (tenslotte lezen mijn grootouders dit ook) – maar misschien is het toch raar voor sommigen om hier verder te gaan. Moet ik nou per se alles op internet pleuren? Ah, waarom niet. Ik ben per slot van rekening een millennial.

Ben je er nog?

Okee, daar gaan we dan. Ik heb een veelvoorkomend probleem dat mijn seksleven in de weg zit, en daar babbel ik nu over, om te zien waar het precies vandaan komt, en wat ik er praktisch gezien aan kan doen. Mijn praatmevrouw is een Engelse met een prachtig accent, en het is een vreugd om haar met dat accent allerlei sekgerelateerde woorden te horen zeggen. Ik ga alleen al daarom met veel plezier naar de sessies. Het klinkt wellicht gek dat ik hier plezier aan beleef, maar er is een last van mijn schouders gevallen – ten eerste omdat ik nu pas echt snap dat vaginisme en dyspareunia ontzettend vaak voorkomen (ik wist dat wel, want had mijn research gedaan, maar het komt pas goed aan als een professional het tegen je zegt), en ten tweede omdat het heel fijn is om zonder enige reserves met iemand over je seksleven te praten. Het was zelfs wennen, want je bent zo gewend om dingen op een bepaalde manier te omschrijven dat het moeilijk is om opeens directer te zijn, en te merken dat je daar niet op beoordeeld wordt. Mijn God, wat zijn er veel eufemismen voor seks en alles wat er mee te maken heeft, en wat is het een opluchting als iemand zegt: “Maar wat bedoel je dan precies?” Het is een eye-opener voor mij, zeker omdat ik het al mijn hele volwassen/tiener-leven moeilijk vind om het met anderen over seks te hebben. Dat komt ook omdat ik het idee had dat ik nooit de ‘echte ervaring’ kon hebben, en dat dat me minder vrouw maakte, wat natuurlijk BELACHELIJKE, ONZINNIGE, EN CULTUREEL BEPAALDE ONZIN IS! Maar zelfs met die kennis is het niet fijn, en het is prettig dat iemand me nu kan helpen.

Mijn therapeut is weg van deze serie, Sex Education, die ik iedereen aanraad te kijken.

Mijn praatmevrouw is ook LGBTQ+-friendly, en we kunnen lang bomen over seksuele identiteit. Ik heb het in mijn blogje over ‘eerste keren’ al aangestipt, hoewel ik er later niet helemaal blij mee was hoe ik dat had gedaan – maar ik ben sinds vorig jaar bij veel vrienden en een deel van mijn familie officieel ‘out’ as bi/panseksueel. Ik voel me nog altijd een mislukte bi, omdat ik alleen maar serieuze relaties gehad heb met mannen, maar om eerlijk te zijn waren dat er ook maar twee (en misschien zelfs maar anderhalf. Anderhalve relatie bedoel ik, niet anderhalve man). Lang heb ik gedacht dat ik aseksueel was, met geen seksuele, maar wel romantische gevoelens voor zowel mannen als vrouwen – want dat ik verliefd kon worden op vrouwen, dat wist ik dan weer wel. Toch bleek dat niet het hele plaatje te zijn.

Het gekke van biseksualiteit is dat je het, naar je eigen idee, vrij makkelijk op de achterbank kan parkeren, want je kunt je gevoelens voor hetzelfde geslacht afdoen als iets wat ‘niet echt’ is, een bevlieging, en jezelf vervolgens ‘gewoon’ weer op het andere geslacht storten (niet letterlijk, in mijn geval, zie bovenstaande). Ha, fijn, er is niets aan de hand! Ja, het lijkt makkelijk, maar het zorgt uiteindelijk alleen maar voor opkropping en schaamte. Voeg daaraan toe dat seksualiteit een schaal is en schijnbaar tijdens je leven ook nog heel vaak kan veranderen – de bi-cycle, noemt men dat op internet: soms voel je je een tijd meer aangetrokken tot mannen, dan weer meer tot vrouwen – en het wordt al helemaal een rommelpotje. Mensen houden nou eenmaal van hokjes, zelfs als ze er zelf niet helemaal in passen. Pas toen ik ging studeren en ik twee huisgenoten had die me deden inzien dat biseksualiteit a) echt bestond en b) helemaal niet zo vreemd was, begon ik aan een vreselijk langzame weg om het ook bij mezelf te accepteren. Eerst moest ik nog even door een fase heen waarin ik mezelf een na-aper vond.

Enfin, ik heb het nu deels geaccepteerd – pas als ik mezelf geen ‘mislukte bi’ meer noem, is de overgang compleet, en voel ik me er hopelijk helemaal niet meer ongemakkelijk onder. Hoewel ik logischerwijs vind dat je seksualiteit slechts een onderdeel van je identiteit is en haar niet helemaal bepaalt, zijn acceptatie en openheid over hoe je je voelt absoluut belangrijk. Ik merkte het meteen toen ik het mensen verteld had. Er viel een last van me af. De week nadat ik het gezegd had leek de hele wereld een beetje gayer, en dat was een goed gevoel, alsof ik op een grote roze wolk rondhopste. Nog fijner is dat ik nu niet meer het gevoel heb dat ik wat achterhoud voor mensen, laat staan voor mezelf. Ik ben nog steeds niet iemand die erg open zal zijn over haar seksuele identiteit, want zo zit ik niet in elkaar, maar ik vertel het mensen nu toch sneller, heb een bi-vlag gekocht, en last but not least, ik probeer uit te vinden hoe ik met vrouwen kan flirten.

Ik zocht naar een flirting eyebrows-plaatje en vond Sokka. Die moet ik dus wel gebruiken, zeker omdat ik het net nog over ‘Avatar’ had.

Sowieso ben ik niet goed in flirten, en ik doe het alleen maar in situaties waarin het ‘veilig’ is en verder op niets uit hoeft en kan lopen (tenslotte heb ik al een Favoriet, en ik wil niemand het verkeerde idee geven; het moet voor de lol zijn, als een vingeroefening – oeps, phrasing). Ik ben ofwel veel te overduidelijk, ofwel veel te subtiel, en als dat allebei niet werkt struikel ik over mijn eigen voeten of gooi ik een glas bier om. Godzijdank werkte dat voor Favoriete Ier, die ik al omvallend verleid heb.

Het is een opluchting te merken dat ik tegenover aantrekkelijke vrouwen precies hetzelfde arsenaal aan flirt’kunsten’ tevoorschijn haal als bij leuke mannen. Hier ben ik iets meer in mijn element, want het is schijnbaar algemeen bekend dat vrouwen sowieso niet met vrouwen kunnen flirten, en pas doorhebben dat ze elkaar leuk vinden als ze al lang en breed getrouwd zijn, dus als het niet opgepikt wordt is dat niet al te vreemd. (Insert verhaaltje over hoe klote dat eigenlijk is, dat van vrouwen historisch gezien verwacht werd dat ze geen iniatief namen of afwachtend waren omdat het officiele verleiden allemaal aan de man werd overgelaten, en het ook zielig is voor mannen die niet zo forward zijn, etc.) Om het allemaal nog ingewikkelder te maken word ik per definitie nerveus van meiden die ik er leuk uit vind zien en waarvan ik merk dat ze gay zijn, WANT HELP! Waar begin ik en waar moet ik stoppen en ze hebben het toch niet door en als ze het wel doorhebben denken ze vast dat ik eigenlijk hetero ben en dit alleen maar voor de lol doe, en dat laatste is ook wel een beetje zo want ik wil verder niets, alleen flirten en STOP! Fem, calm yo tits. Deze paniek heeft er al voor gezorgd dat ik me als een tomaathoofdige idioot heb gedragen in een koffiezaakje in de buurt van mijn werk en me daar natuurlijk nooit, nooit meer kan vertonen…hoewel de barista hopelijk dacht dat ik simpelweg aan de drank was ofzo.

Ik zal deze zanikblog afsluiten met een anekdote over mijn laatste flirtpoging, in Denemarken afgelopen december. Het laat precies zien hoe dom ik ben.

Plaatje van Kopenhagen, voor de sfeer.

Ik was in een boekwinkel in Kopenhagen en was een beetje aan het rondsnuffelen, letterlijk en figuurlijk. Het meisje achter de toonbank was me wel opgevallen, maar ik had er niet al te veel aandacht aan besteed, want ik werd tenslotte omringd door een heleboel prachtige boeken. Na een tijdje, echter, merkte ik dat ze mijn richting uit was komen lopen, en me in de gaten hield. Ik ben niet meer zo naïef als vroeger, dus ik probeerde mezelf te vertellen dat het niets met mij persoonlijk te maken had, maar ik werd er vrij nerveus van – zeker toen ik op een gegeven moment opkeek en ze recht in mijn gezicht staarde, zoals Denen plegen te doen. Dat was vrij afleidend, want haar gezicht was erg mooi.

Ik probeerde me op de boeken te concentreren en coole titels uit te zoeken, zodat ikzelf ook cool overkwam en ze me misschien advies zou komen geven (ik weet het, ik ben vreselijk oncool), maar het werkte averechts, want ze liep terug naar haar toonbank. ‘He, godver’, dacht ik, ‘ik ben weer compleet sukkelig bezig.’ En toen, gelijk, in een vlaag van overmoed: ‘Weet je wat. Ik ga gewoon naar haar toe om advies te vragen. Het heft in eigen handen nemen! En ik ga haar vragen waar de LGBT-boeken kan vinden, zodat ik haar reactie kan peilen.’ Ik voelde me erg badass, maar onderweg naar de toonbank begonnen mijn hersenen aan een innerlijke conversatie die ongeveer zo ging: ‘Ja, maar ik wil helemaal niet weten waar die boeken zijn, ik ben op zoek naar sprookjes.’ ‘Maar het gaat je toch niet per se om de boeken?’ ‘Ja, toch ook wel, ik ben hier tenslotte om…’

“Hej”, zei het meisje, enigszins verrast. Van dichtbij zag ze er nog mooier uit.

“Eh, hej”, zei ik, in een stuntelige poging Deens te klinken. “Weet je toevallig of ik hier ook sprookjesboeken kan vinden?”

Ze aarzelde, kwam achter haar toonbank vandaan en liep door de winkel. “Misschien hier”, zei ze. Ik volgde haar gedwee. Ze draaide zich abrupt om en stond ineens heel dichtbij me. Ik probeerde uit alle macht niet te blozen, wat natuurlijk niet werkte, en probeerde me zo te focussen op normaal overkomen dat ik totaal niet hoorde wat ze allemaal zei, hoewel het interessant leek te zijn. Ik kan me alleen herinneren dat ze vertelde dat het haar eerste dag hier was. Ze lachte verontschuldigend. “Misschien moet je het beneden vragen”, zei ze. “Of zal ik meegaan?”

Ik, dommig: “Uhh, nee hoor, dat hoeft niet. Succes met je eerste dag! Dankjewel – takk!” Ik glimlachte mijn verleidelijkste glimlach en deed een stapje opzij, maar helaas was daar een trap, en ik struikelde over de bovenste tree en viel bijna naar beneden. Ik wist natuurlijk niet hoe snel ik weg moest komen en holde bijna naar mijn reisgenootje S.

“Wat een mooi meisje was dat”, verzuchtte ik later op straat tegen S., precies op het moment dat zij, stuiterend van de hormonen, zei: “Ik kan het niet meer aan, met al die sexy Deense mannen. Zelfs in de boekwinkel waren ze allemaal knap. En ze bleven me maar achtervolgen, had jij daar ook last van?”

THE END. ZUCHT

Volgende keer – minder gelul over mezelf, meer over Ierland! Tabee en tot gauw!