January Blues

January Blues

Goedendag allen, en welkom in het jaar 2020!

Het jaar dat ik wilde beginnen met een klapper van een blog. Er staan er drie in de coulissen te trappelen van ongeduld, maar hun kostuum moet worden aangepast, en ze kennen hun tekst ook nog niet helemaal uit hun hoofd. Geduld, mijn nieuwste hersenspinsels, ooit zal ik jullie aan het publiek tonen.

2020 is ook het jaar dat ik fris wilde beginnen, zoals elk ander persoon op deez’ aardkloot. In alle consternatie vergat ik dat ‘fris beginnen’ ook betekent dat ik niet te hard van stapel moet lopen, iets waar ik nogal een handje van heb. De eerste week terug in Dublin ging voorbij als in een droom, zeker na de twee geweldige weken die ik in mijn thuislandje en in relaxed Kopenhagen had doorgebracht. Ik schreef, zocht naar nieuw werk, was rustig (vond ik zelf) op zoek naar een nieuw huis, dronk geen alcohol, sportte iets meer, en zorgde voor mijn mental health (waarover later meer). Toen, ineens, hing ik gestrest voor het beeldscherm van mijn laptop, als een malloot berichten schrijvend aan vage makelaars en shady Zweden die me aan een kamer konden helpen; raakte ik in paniek op mijn werk toen ik een toekomstvisioen had waarin ik daar voor altijd, tot mijn dood, zou moeten blijven; en kreeg ik last van vage gezondheidsklachten die allemaal terugvoerden naar een enkele oorzaak, te weten: stress.

Zo voelt dat inderdaad. Via mindful.org

Het is weer zo ver. Ik vergeet altijd dat januari eigenlijk een maand zou moeten zijn van nietsdoen – rustig de boel de boel laten, je geen zorgen maken over wat de rest van het jaar brengt, en aardig zijn voor jezelf. Tenslotte is het een katermaand, die je eigenlijk in halve winterslaap door zou moeten brengen – het is niet voor niets zo donker en grijs. Al die goede voornemens, die plannen, daar hebben we straks in februari – de dinsdag van het jaar – wel weer tijd voor. Het heeft geen zin om jezelf al meteen, in het prille begin, helemaal gek te maken. Toch is dat wat mij altijd overkomt.

Ik heb wel vaker over mijn stresshoofd gebabbeld in deze blog, en misschien is het een beetje te veel van het goede, maar mijn gebroken koppie is de reden dat ik geen tijd en zin had om iets anders te schrijven, en ik wil jullie toch een beetje op de hoogte houden. Daarnaast heeft het ook iets therapeutisch, als het schrijven van een brief of in een dagboek, en hoop ik dat het voor mensen die hetzelfde voelen wellicht fijn is om te horen. Ik weet dat dit veel voorkomt, en ik ken een boel anderen die er eveneens last van hebben. Mocht je er echter geen behoefte aan hebben om erover te lezen, dan kun je hier stoppen. Ik beloof dat het niet alleen maar kommer en kwel zal zijn. Heus! Tenslotte is humor het beste medicijn (al maakt mijn soort humor de kwaal misschien juist net een tikje erger).

DUS, wat is er aan de hand? Ik zit een paar dagen thuis om mijn brein rust te geven, nadat ik in paniek was geraakt op mijn werk. Mijn baas probeerde me te kalmeren en me moed in te spreken, en probeerde te achterhalen waarom ik me nou toch zo voelde. Tsja. Ik voel me in dat soort situaties altijd een enorme aansteller, want wat moest ik zeggen? Hier waren de opties:

“Ik heb het idee dat ik tegelijkertijd een hartaanval heb en aan borstkanker lijd“. Altijd als ik stress, verander ik in een enorme hypochonder, en denk ik dat elk pijntje een symptoom is van een levensbedreigende ziekte. Mijn bangigheid om dood te gaan maakt de pijn alleen maar erger, tot ik naar de dokter ga en me alvast mentaal voorbereid op het allerergste nieuws. Dokter: “Je bent een stresskip,” (officiële term) “je moet tijd vrijnemen.” Ik, de eerste paar dagen daarna: “Oh, het is maar stress, daar is nog nooit iemand ziek van geworden! Fuck, ik voel me ziek…” En dat herhaalt zich dan tot ik uiteindelijk luister.

Dublin is de meest verschrikkelijke stad om een appartement te vinden op dit moment, en ik moet binnen nu en een halfjaar-of-minder-geen-idee-hoe-lang-precies mijn huis uit, en AAAHHHHH WAT MOET IK DOEN?” Het is niet eens overdreven. Als ik op tien kamers en appartementen reageer, hoor ik misschien, op z’n hoogst, van twee advertenties wat terug. Daarvan is een één scammer die zogenaamd in Zweden, Duitsland of Japan woont, en de ander iemand die de prijs ineens omhoog heeft gegooid. Word ik eens een keer uitgenodigd, dan word ik rondgeleid met twintig andere gegadigden in mijn kielzog, of wordt mijn ‘viewing’ een kwartier van tevoren afgezegd. “Oh, dit is goedkoop!” roep ik uit in vreugde, om vervolgens te zien dat de plek vijf minuten nadat hij online is gezet al is vergeven. Makelaars willen graag dat je midden op een werkdag langskomt. Huisbazen willen je contract, je referenties, je bankgegevens, en – zoals het grapje gaat – je eerstgeborene en een buisje bloed van je. Met mijn budget kan ik heel misschien een plek in een stapelbed huren, drie uur van Dublin vandaan. Oh, en ik weet nog altijd niet precies wanneer ik uit mijn huidige huis weg moet, dus die onzekerheid blijft. Mijn huisgenoot en ik hebben besloten vooralsnog maar rond te hangen in het koude, schimmelige limbo van Donaghmede, voor we samen met Favo Ier iets anders gaan zoeken, en om eerlijk te zijn is dat best gezellig. Ik heb dit trouwens wel deels aan mijn baas verteld, maar echt begrijpen deed hij het niet – hij is een rijkeluiszoontje met een huis in de duurste regio van Dublin, dus ik kwam helaas over als een zeurpiet. (Nu ben ik dat ook, maar in dit geval is het gerechtvaardigd.)

600 euro per maand voor een kamer als dit is helaas aan de orde van de dag (via joe.ie)

“Iedereen gaat dood. De dood is overal. DOOOOOD.” Geen verdere uitleg nodig, al wil ik jullie wel meegeven dat deze gedachte wonderbaarlijk genoeg draaglijker werd door te luisteren naar het boek The Body van Bill Bryson. Daarin wordt uit de doeken gedaan hoe wij ons lichaam te gronde vreten en luieren, maar ook hoe je eigenlijk vrij weinig, tot, ik zal het maar eerlijk zeggen, niets kunt doen aan het feit dat we allemaal doodgaan. Je kunt alleen je tijd op aarde een beetje leuker maken. Relativerend.

“Ik haat mensen en mensen haten mij! Ik kan niets goed doen! Ik ben dom! Iedereen is alleen maar bevriend met mij uit medelijden! Ik hoor er niet bij! WAAAAHHHH!” riep ze uit terwijl ze zich al twee weken lang voor haar vrienden verschool en sociale situaties bleef ontwijken. Ja, een leuk staaltje van dat gevoel dat veel stresskipjes eigen is: een mix van imposter-syndroom, algemeen zelfmedelijden en misantropie. Iedereen loopt je in de weg en maakt teveel lawaai. En jij, speciaal als je bent, krijgt niet de aandacht die je verdient! Gelukkig kan ik tegenwoordig goed omgaan met dit soort gevoelens, en het beste is om toch gewoon met vrienden af te spreken, één op één, en lekker onzin te babbelen. Veel van mijn vrienden zitten net zo in elkaar als ik, dus we begrijpen precies wat er aan de hand is zonder dat we er al te veel woorden aan vuil hoeven te maken. En als het helemaal misgaat kan ik me altijd nog verschuilen bij Favoriete Ier.

“Ik wil een nieuwe carriere beginnen, NU, op het moment dat ik ook een huis aan het zoeken ben, en wil dat het NU METEEN lukt!” Dat kan ik natuurlijk niet zeggen tegen mijn baas, duh. Zoals veel mensen van mijn leeftijd voel ik me een beetje vastgeroest in wat ik aan het doen ben, en daarnaast zijn er nog wat issues op mijn huidige werk die een negatieve invloed hebben op hoe leuk ik de baan vind. Toch is het allemaal niet verschrikkelijk – ik wil er gewoon niet voor altijd blijven. Na lang gedub en gepraat met mijn huisgenoot J. (die, serieus, loopbaanadviseur zou moeten worden) besloot ik eens te kijken of ik misschien de archivaris-richting op kon. Dat heeft alles wat ik leuk vind, nietwaar? Lekker met oude documenten rommelen, lijstjes maken, organiseren, en wat meer historische kennis opdoen. Ik solliciteerde voor een entry level job voor het archief van de Ierse vuurtorenwacht, werd uitgenodigd voor een gesprek – dat heel leuk was – en werd het uiteindelijk helaas niet. Nu weet ik wel dat dat niets persoonlijks is, en dat ik waarschijnlijk te weinig ervaring had – een meisje dat ik ken en afgestudeerd archivaris is, mocht wel terugkomen, dus dat zegt al genoeg – maar de kleuter in mij wil altijd alles meteen, en nu, en ik voelde me toch vrij verdrietig. Ik moest een goed gesprek met mezelf aangaan en mezelf vertellen dat dit soort dingen tijd nodig heeft, en niet zomaar in je schoot komen vallen. Bovengenoemd meisje gaat mij helpen om het archiverings-leven in te gaan, en heeft me verteld dat het het beste idee is om met een betaalde stageplek te beginnen. Uiteindelijk komt het wel weer goed, wat ik ook ga doen. En, om eerlijk te zijn: als ik een Master’s in archivering zou hebben, en één of andere troela zonder al te veel ervaring zou mijn droombaan voor mijn neus weg-snatchen, zou ik dat best vervelend vinden. Tenslotte zeur ik ook altijd over het feit dat niet-archeologen archeologische baantjes krijgen.

*drool* via collectionsofcollections.mx

“WAT MOET IK MET MIJN LEVEN?” No comment.

“Er zijn wat persoonlijke issues waar ik aan moet werken en het heeft een negatieve impact op mijn werk. Ik denk dat het goed zal zijn om een paar dagen vrij te nemen zodat ik volgende week weer fris kan beginnen.” Iets dergelijks wist ik er uiteindelijk uit te persen, maar het volwassen aspect ervan werd danig teniet gedaan door de tranenvloed die deze woorden begeleidde.

Maar, goden zij dank, mensen, het is niet alles ellende wat de klok slaat. Ik ben ook best trots op mezelf, niet in het minst omdat ik ben begonnen met solliciteren en omdat ik een paar dagen vrij heb genomen om mijn gebroken brein op te kalefateren, maar ook omdat ik verder best lekker in mijn vel zit, fysiek en mentaal. Dat klinkt wellicht gek, na al dit gelul over hoe gestrest ik ben, maar de stress is vluchtig, als een draaikolk in een verder rustige rivier die verderop vrolijk voortkabbelt. Omdat mijn rivier een goede bedding heeft en slechts af en toe op hol slaat, is het voor mij ook makkelijker weer in rustiger vaarwater terecht te komen. Oh, wat een afschuwelijke, sleetse beeldspraak! Goed, hoe ouder ik word, hoe meer ik weet hoe ik weer kalm kan worden, en ik heb de laatste tijd de big guns van stal gehaald. Ik dwong mezelf de natuur in te gaan; deed sporten die me rustig maakten of waar ik mijn ergernis in kwijt kon (zwemmen, dansen, yoga, krav maga); luisterde naar muziek; keek een van mijn favoriete feelgood-series opnieuw (THE LAST AIRBENDER, anyone?); las en schreef als een malle, al is dat niets nieuws; en at lekker zonder me druk te maken hoe gezond het was.

In mijn natuurlijke habitat

Tot slot ben ik weer eens begonnen aan therapie, waar ik helemaal weg van ben – dit keer is het wat gespecialiseerder, en gaat het over SEKS. Woehoe, SEKS! Ja jongens, als je hier wil stoppen met lezen vind ik dat absoluut geen probleem. Ik zal niet in detail treden, want dat vind ik zelf ongemakkelijk (tenslotte lezen mijn grootouders dit ook) – maar misschien is het toch raar voor sommigen om hier verder te gaan. Moet ik nou per se alles op internet pleuren? Ah, waarom niet. Ik ben per slot van rekening een millennial.

Ben je er nog?

Okee, daar gaan we dan. Ik heb een veelvoorkomend probleem dat mijn seksleven in de weg zit, en daar babbel ik nu over, om te zien waar het precies vandaan komt, en wat ik er praktisch gezien aan kan doen. Mijn praatmevrouw is een Engelse met een prachtig accent, en het is een vreugd om haar met dat accent allerlei sekgerelateerde woorden te horen zeggen. Ik ga alleen al daarom met veel plezier naar de sessies. Het klinkt wellicht gek dat ik hier plezier aan beleef, maar er is een last van mijn schouders gevallen – ten eerste omdat ik nu pas echt snap dat vaginisme en dyspareunia ontzettend vaak voorkomen (ik wist dat wel, want had mijn research gedaan, maar het komt pas goed aan als een professional het tegen je zegt), en ten tweede omdat het heel fijn is om zonder enige reserves met iemand over je seksleven te praten. Het was zelfs wennen, want je bent zo gewend om dingen op een bepaalde manier te omschrijven dat het moeilijk is om opeens directer te zijn, en te merken dat je daar niet op beoordeeld wordt. Mijn God, wat zijn er veel eufemismen voor seks en alles wat er mee te maken heeft, en wat is het een opluchting als iemand zegt: “Maar wat bedoel je dan precies?” Het is een eye-opener voor mij, zeker omdat ik het al mijn hele volwassen/tiener-leven moeilijk vind om het met anderen over seks te hebben. Dat komt ook omdat ik het idee had dat ik nooit de ‘echte ervaring’ kon hebben, en dat dat me minder vrouw maakte, wat natuurlijk BELACHELIJKE, ONZINNIGE, EN CULTUREEL BEPAALDE ONZIN IS! Maar zelfs met die kennis is het niet fijn, en het is prettig dat iemand me nu kan helpen.

Mijn therapeut is weg van deze serie, Sex Education, die ik iedereen aanraad te kijken.

Mijn praatmevrouw is ook LGBTQ+-friendly, en we kunnen lang bomen over seksuele identiteit. Ik heb het in mijn blogje over ‘eerste keren’ al aangestipt, hoewel ik er later niet helemaal blij mee was hoe ik dat had gedaan – maar ik ben sinds vorig jaar bij veel vrienden en een deel van mijn familie officieel ‘out’ as bi/panseksueel. Ik voel me nog altijd een mislukte bi, omdat ik alleen maar serieuze relaties gehad heb met mannen, maar om eerlijk te zijn waren dat er ook maar twee (en misschien zelfs maar anderhalf. Anderhalve relatie bedoel ik, niet anderhalve man). Lang heb ik gedacht dat ik aseksueel was, met geen seksuele, maar wel romantische gevoelens voor zowel mannen als vrouwen – want dat ik verliefd kon worden op vrouwen, dat wist ik dan weer wel. Toch bleek dat niet het hele plaatje te zijn.

Het gekke van biseksualiteit is dat je het, naar je eigen idee, vrij makkelijk op de achterbank kan parkeren, want je kunt je gevoelens voor hetzelfde geslacht afdoen als iets wat ‘niet echt’ is, een bevlieging, en jezelf vervolgens ‘gewoon’ weer op het andere geslacht storten (niet letterlijk, in mijn geval, zie bovenstaande). Ha, fijn, er is niets aan de hand! Ja, het lijkt makkelijk, maar het zorgt uiteindelijk alleen maar voor opkropping en schaamte. Voeg daaraan toe dat seksualiteit een schaal is en schijnbaar tijdens je leven ook nog heel vaak kan veranderen – de bi-cycle, noemt men dat op internet: soms voel je je een tijd meer aangetrokken tot mannen, dan weer meer tot vrouwen – en het wordt al helemaal een rommelpotje. Mensen houden nou eenmaal van hokjes, zelfs als ze er zelf niet helemaal in passen. Pas toen ik ging studeren en ik twee huisgenoten had die me deden inzien dat biseksualiteit a) echt bestond en b) helemaal niet zo vreemd was, begon ik aan een vreselijk langzame weg om het ook bij mezelf te accepteren. Eerst moest ik nog even door een fase heen waarin ik mezelf een na-aper vond.

Enfin, ik heb het nu deels geaccepteerd – pas als ik mezelf geen ‘mislukte bi’ meer noem, is de overgang compleet, en voel ik me er hopelijk helemaal niet meer ongemakkelijk onder. Hoewel ik logischerwijs vind dat je seksualiteit slechts een onderdeel van je identiteit is en haar niet helemaal bepaalt, zijn acceptatie en openheid over hoe je je voelt absoluut belangrijk. Ik merkte het meteen toen ik het mensen verteld had. Er viel een last van me af. De week nadat ik het gezegd had leek de hele wereld een beetje gayer, en dat was een goed gevoel, alsof ik op een grote roze wolk rondhopste. Nog fijner is dat ik nu niet meer het gevoel heb dat ik wat achterhoud voor mensen, laat staan voor mezelf. Ik ben nog steeds niet iemand die erg open zal zijn over haar seksuele identiteit, want zo zit ik niet in elkaar, maar ik vertel het mensen nu toch sneller, heb een bi-vlag gekocht, en last but not least, ik probeer uit te vinden hoe ik met vrouwen kan flirten.

Ik zocht naar een flirting eyebrows-plaatje en vond Sokka. Die moet ik dus wel gebruiken, zeker omdat ik het net nog over ‘Avatar’ had.

Sowieso ben ik niet goed in flirten, en ik doe het alleen maar in situaties waarin het ‘veilig’ is en verder op niets uit hoeft en kan lopen (tenslotte heb ik al een Favoriet, en ik wil niemand het verkeerde idee geven; het moet voor de lol zijn, als een vingeroefening – oeps, phrasing). Ik ben ofwel veel te overduidelijk, ofwel veel te subtiel, en als dat allebei niet werkt struikel ik over mijn eigen voeten of gooi ik een glas bier om. Godzijdank werkte dat voor Favoriete Ier, die ik al omvallend verleid heb.

Het is een opluchting te merken dat ik tegenover aantrekkelijke vrouwen precies hetzelfde arsenaal aan flirt’kunsten’ tevoorschijn haal als bij leuke mannen. Hier ben ik iets meer in mijn element, want het is schijnbaar algemeen bekend dat vrouwen sowieso niet met vrouwen kunnen flirten, en pas doorhebben dat ze elkaar leuk vinden als ze al lang en breed getrouwd zijn, dus als het niet opgepikt wordt is dat niet al te vreemd. (Insert verhaaltje over hoe klote dat eigenlijk is, dat van vrouwen historisch gezien verwacht werd dat ze geen iniatief namen of afwachtend waren omdat het officiele verleiden allemaal aan de man werd overgelaten, en het ook zielig is voor mannen die niet zo forward zijn, etc.) Om het allemaal nog ingewikkelder te maken word ik per definitie nerveus van meiden die ik er leuk uit vind zien en waarvan ik merk dat ze gay zijn, WANT HELP! Waar begin ik en waar moet ik stoppen en ze hebben het toch niet door en als ze het wel doorhebben denken ze vast dat ik eigenlijk hetero ben en dit alleen maar voor de lol doe, en dat laatste is ook wel een beetje zo want ik wil verder niets, alleen flirten en STOP! Fem, calm yo tits. Deze paniek heeft er al voor gezorgd dat ik me als een tomaathoofdige idioot heb gedragen in een koffiezaakje in de buurt van mijn werk en me daar natuurlijk nooit, nooit meer kan vertonen…hoewel de barista hopelijk dacht dat ik simpelweg aan de drank was ofzo.

Ik zal deze zanikblog afsluiten met een anekdote over mijn laatste flirtpoging, in Denemarken afgelopen december. Het laat precies zien hoe dom ik ben.

Plaatje van Kopenhagen, voor de sfeer.

Ik was in een boekwinkel in Kopenhagen en was een beetje aan het rondsnuffelen, letterlijk en figuurlijk. Het meisje achter de toonbank was me wel opgevallen, maar ik had er niet al te veel aandacht aan besteed, want ik werd tenslotte omringd door een heleboel prachtige boeken. Na een tijdje, echter, merkte ik dat ze mijn richting uit was komen lopen, en me in de gaten hield. Ik ben niet meer zo naïef als vroeger, dus ik probeerde mezelf te vertellen dat het niets met mij persoonlijk te maken had, maar ik werd er vrij nerveus van – zeker toen ik op een gegeven moment opkeek en ze recht in mijn gezicht staarde, zoals Denen plegen te doen. Dat was vrij afleidend, want haar gezicht was erg mooi.

Ik probeerde me op de boeken te concentreren en coole titels uit te zoeken, zodat ikzelf ook cool overkwam en ze me misschien advies zou komen geven (ik weet het, ik ben vreselijk oncool), maar het werkte averechts, want ze liep terug naar haar toonbank. ‘He, godver’, dacht ik, ‘ik ben weer compleet sukkelig bezig.’ En toen, gelijk, in een vlaag van overmoed: ‘Weet je wat. Ik ga gewoon naar haar toe om advies te vragen. Het heft in eigen handen nemen! En ik ga haar vragen waar de LGBT-boeken kan vinden, zodat ik haar reactie kan peilen.’ Ik voelde me erg badass, maar onderweg naar de toonbank begonnen mijn hersenen aan een innerlijke conversatie die ongeveer zo ging: ‘Ja, maar ik wil helemaal niet weten waar die boeken zijn, ik ben op zoek naar sprookjes.’ ‘Maar het gaat je toch niet per se om de boeken?’ ‘Ja, toch ook wel, ik ben hier tenslotte om…’

“Hej”, zei het meisje, enigszins verrast. Van dichtbij zag ze er nog mooier uit.

“Eh, hej”, zei ik, in een stuntelige poging Deens te klinken. “Weet je toevallig of ik hier ook sprookjesboeken kan vinden?”

Ze aarzelde, kwam achter haar toonbank vandaan en liep door de winkel. “Misschien hier”, zei ze. Ik volgde haar gedwee. Ze draaide zich abrupt om en stond ineens heel dichtbij me. Ik probeerde uit alle macht niet te blozen, wat natuurlijk niet werkte, en probeerde me zo te focussen op normaal overkomen dat ik totaal niet hoorde wat ze allemaal zei, hoewel het interessant leek te zijn. Ik kan me alleen herinneren dat ze vertelde dat het haar eerste dag hier was. Ze lachte verontschuldigend. “Misschien moet je het beneden vragen”, zei ze. “Of zal ik meegaan?”

Ik, dommig: “Uhh, nee hoor, dat hoeft niet. Succes met je eerste dag! Dankjewel – takk!” Ik glimlachte mijn verleidelijkste glimlach en deed een stapje opzij, maar helaas was daar een trap, en ik struikelde over de bovenste tree en viel bijna naar beneden. Ik wist natuurlijk niet hoe snel ik weg moest komen en holde bijna naar mijn reisgenootje S.

“Wat een mooi meisje was dat”, verzuchtte ik later op straat tegen S., precies op het moment dat zij, stuiterend van de hormonen, zei: “Ik kan het niet meer aan, met al die sexy Deense mannen. Zelfs in de boekwinkel waren ze allemaal knap. En ze bleven me maar achtervolgen, had jij daar ook last van?”

THE END. ZUCHT

Volgende keer – minder gelul over mezelf, meer over Ierland! Tabee en tot gauw!

Dublin Update: Eerste keren

Dublin Update: Eerste keren

Voordat ik aan het eigenlijke onderwerp van mijn blog begin (oeh, ik houd jullie weer eens in spanning!) wil ik eerst even zeuren. Dat zijn jullie inmiddels vast van mij gewend, dus ik zal er niet al te veel woorden aan vuil maken en gewoon gelijk aan mijn rant beginnen.

Een paar dagen geleden zat ik in de Luas (de Dublinse tram – de naam betekent, vrij ironisch, “snelheid” in het Iers), en ik staarde uit het raam.
Het regende weer eens. Ik droomde weg. Mijn contemplatieve bui werd echter ruw verstoord door een groepje Amerikaanse vrouwen. Nu heb ik niet per se iets tegen Amerikanen, sommigen zijn best leuk (#notallamericans), maar ik blijf Europees – en daarom zal er altijd een klein beetje ergernis omhoog komen zodra ik Amerikaanse toeristen zie. Dat komt grotendeels omdat het lastig is ze te negeren, want ze maken ontzettend veel lawaai (een trekje dat ze delen met Spaanse, Italiaanse, en ja, ook Nederlandse groepen). Deze dames waren daar geen uitzondering op. Het was onmogelijk om niet naar hun conversatie te luisteren, en zodra ik me richtte op wat er gezegd werd, vertrok mijn gezicht zich in een grimas.
Het begon ermee dat ze zonder enige schaamte door de tram schreeuwden dat ze niet snapten in welke taal de haltes werden omgeroepen (N.B., alle haltes worden zowel in het Engels als het Iers uitgesproken, een beetje overbodig, maar toch leuk). “Is het een dialect?! Is het Schots?!” (?!?) Ai. Ze vermaakten zich een paar minuten lang met het nadoen van het Iers, een van de favoriete bezigheden van toeristen. Daarna deden ze een River-dansje en begonnen ze over P.S. I Love You. Die film zou van de aardbodem moeten verdwijnen, al is het maar om alle Ieren rust in hun hoofd te geven. (Je mag me een berichtje sturen, dan zal ik je haarfijn uitleggen waarom. Hint 1: een van de slechtste Ierse accenten ooit.) Outlander kwam ook nog voorbij – Ierland en Schotland zijn toch hetzelfde land, nietwaar? Als kers op de taart snapten de dames kennelijk niets van trams, want elke keer als de Luas een bocht om ging, werden ze gek. “Hij gaat de bocht om! Kijk, dat scharnier beweegt!”
Nu wist ik hoe het voelde om Iers te zijn. Arme natives – die moeten hier zowat dagelijks mee zien te dealen. Geen wonder dat ze iedereen die hier op vakantie komt ’t geld uit de zak kloppen.

ps.gif
P.S. Shut your mouth

Okee – op naar het echte onderwerp van deze blog (met meer geld-uit-de-zak-klopperij in het verschiet). Serious mode ON.

Ken je dat gevoel, dat “volwassen” gevoel? Ik weet het, ik moet iets specifieker zijn. Ik bedoel niet dat “help, de tijd gaat veel te snel!”-gevoel, of het “waarom heeft niemand me ooit verteld dat alles zo veel geld kost?”-gevoel, of het “haha, mijn ouders kunnen me niets meer verbieden, daarom eet ik als echte volwassene deze hele taart in mijn eentje op, oh fuck dat had ik niet moeten doen, mijn ouders hadden gelijk”-gevoel. Ik bedoel dat gevoel dat je leven nou eenmaal je leven is, en dat er niet zo heel veel nieuws meer gebeurt. Je kan het idee hebben dat je een groot deel van de dingen al meegemaakt hebt. Af en toe gebeurt er wel iets nieuws, maar dat kun je dan veel makkelijker in perspectief plaatsen dan toen je een kind was.
Dat gevoel vind ik erg vervelend, en ik probeer actief om het te de kop in te drukken, ten eerste door tegen mezelf zeggen dat er nog heel veel nieuws in het verschiet ligt: het leven is nog lang niet voorbij (even afkloppen). Daarnaast probeer ik altijd op zoek te gaan naar nieuwe ervaringen – dat is een van de redenen dat ik naar Dublin ben verhuisd. Inmiddels ben ik hier hard aan het inburgeren en voelt het leven weer “normaal”; ik heb minder tijd om grootse ideeën uit te voeren, maar probeer toch om de dagen een beetje te rekken, niet meteen naar huis te gaan na werk, en nieuwe dingen te leren. Soms moet ik mezelf “bang” maken, en dingen doen die ik een beetje eng vind, maar soms komen de nieuwigheden ook zomaar op mijn pad.
Elke maand heb ik dan meer of minder, grotere of kleinere nieuwe ervaringen, en dat voelt goed. In juni en juli deed ik dit:

1. Ik ging voor het eerst naar Dublin Pride.
Een bijzondere stap voor mij, want ik heb normaal gesproken een hekel aan optochten en harde muziek. Het was dus goed dat de dag verliep op een typische Femke-manier: we hebben niks, nada, noppes van de eigenlijke parade gezien.
Dat kwam ten eerste omdat we met een groep waren die bestond uit 1) mij, een Persoon die altijd te laat is; 2) vriendin S., een Femke in het kwadraat; en 3) een groep Brazilianen, die eveneens een geheel andere tijdsbeleving hebben dan de meeste anderen. Ikzelf was al te laat, want ik moest al mijn spullen bijeen zien te rapen, die over heel het huis verspreid lagen: mijn bi-vlag (met veel blijheid aangeschaft, en natuurlijk uiteindelijk vergeten in S.’s appartement), die ik eigenlijk nog wou strijken, mijn pride-shirt (dat ik gekocht had op een website waar alles handgemaakt was, en verantwoord, en bio en zo, maar dat zelfs na twee keer wassen nog lichtelijk naar mest stonk), mijn camera (om zo veel mogelijk drag queens mee te fotograferen), en, oh ja, ik moest ook nog snel ontbijten. Uiteindelijk kwam ik, wonderbaarlijk genoeg, een halfuur voordat de parade begon in de stad aan; het was er een feestje van jewelste, en ik werd erg vrolijk van alle regenbogen en vlaggen overal.

pridestuff
In mijn naar mest stinkend shirt

 

Dublin is, naar mijn idee, een van de betere steden ter wereld om Pride te vieren: ondanks het stereotype van de traditionele, conservatieve Ier is bijna iedereen blij met Pride Month, en de stad bruist van vrolijkheid en anticipatie. Zelfs de meest local-uitziende kroegen verregenbogen hun interieur. De week voor de parade had ik het idee dat heel de stad gay was. Iedereen doet mee, want een feestje is een feestje, nietwaar? – en daarnaast zijn de Ieren een volk dat hevig sympathiseert met minderheden. Waarom zou je er moeilijk over doen? Buiten Pride Month om is de stad ook zeer relaxed over LGBT+, maar ja, dat mag je wel verwachten van de hoofdstad van een land dat als eerste ter wereld middels een popular vote voor het homohuwelijk stemde. (Disclaimer: zonder twijfel is er nog altijd homofobie in dit land, en ik heb er verhalen over gehoord, maar het is toch fijn dat er over het algemeen nauwelijks negatieve geluiden te horen zijn, zeker niet in Dublin.)
Enfin, ik was redelijk op tijd, maar S. was nog steeds bezig haar appartement op te ruimen. Haar Brazilianen waren nog lang niet in zicht. Toen zij een halfuur aan kwamen, moest er eerst nog bijgekletst worden, en drank worden ingekocht. We wilden ook graag een ticket bemachtigen voor een afterparty, en wandelden op ons dooie gemak de hele stad door. Ondertussen moest iedereen plassen, en hadden we steeds interessantere en intensere gesprekken, die ons dwongen af en toe midden op straat stil te blijven staan. Na veel gedoe kwamen we aan waar we moesten zijn. De Brazilianen wisten zeker dat de Parade hier zou eindigen, dus we dachten dat we rustig konden wachten – totdat iemand een blik wierp op de online gay map die ons vertelde waar de route liep. We bleken aan de verkeerde kant te zijn beland (ha! ha!) en sjokten terug, via de (naar mijn idee) meest belachelijke omweg die ik ooit heb gelopen, en die de doodslag bleek voor mijn schoenen. Zodra we bij het eindpunt aankwamen, bleek de optocht afgelopen te zijn, en werden we overspoeld door een regenbooggolf van mensen die op zoek waren naar afterparty’s.
We besloten terug te gaan, met de taxi dit keer, en de rest van de namiddag en avond/nacht te feesten. Normaal gesproken zou ik gelijk zijn afgehaakt, maar ik voelde me bijzonder vrolijk, en spendeerde de rest van de dag met het fotograferen van random mensen en het houden van random gesprekken. Ik herinner me slechts belangrijke flarden (ik maakte foto’s van een drag queen in glitter-eenhoorn-outfit; iemand vertelde me dat Derry de bi capital van de wereld was), en was voornamelijk in een blije waas rond aan het dansen met een groep Brazilianen van alle geaardheden, totdat ik er ineens achter kwam dat ik iedereen kwijt was, zoals dat gaat. Al mijn spullen lagen bij S., en hoewel ik uiteindelijk haar vrienden terugvond, was zij van de aardbodem verdwenen.
S. heeft de neiging om op de meest vreemde momenten in het niets op te lossen. Ze kan je vijf minuten eerder appen om te zeggen dat ze er bijna is, en een uur later nog steeds nergens te vinden zijn. Ze leeft in haar eigen wereld, en ik heb weleens het idee dat ze een vampier of een ander bovennatuurlijk wezen is – iets wat ze overigens nooit heeft ontkend als ik haar er rechtstreeks naar vroeg.
Dit keer was ze ook nergens te vinden. Een vriend van haar en ik besloten maar naar huis te gaan, en lo and behold: S. stond in de rokersruimte, een wazige glimlach op haar gezicht, dat onder het bloed zat. Ze had zelf niets door, en had geen idee wat er gebeurd was; later reconstrueerden we de avond en besloten we dat ze van de trap gevallen moest zijn. Thank God dat het niets ergers was. We konden haar gelukkig mee krijgen, en werden terug naar huis gebracht door een zwijgende taxichauffeur.
Zo eindigde mijn eerste Dublin Pride.
(NB: Ik wou hier eerst een lang verhaal over mijn ellenlange zoektocht naar mijn seksualiteit neerpennen, maar ik heb het besloten toch niet te doen, omdat het me eigenlijk niet zo interessant lijkt voor anderen om te lezen, en ik er eigenlijk wel klaar mee ben om er diep over na te denken.)

 

2. Ik schreeuwde voor het eerst naar vreemdelingen op straat.
Als je in Dublin rondloopt, moet je oppassen. Het kan voorkomen dat je zonder enige aanleiding wordt uitgejouwd door een groep koddig uitziende mensen in een gele legerwagen. Ze dragen rare hoedjes en hebben een vreemde uitdrukking op hun gezicht, die het midden houdt tussen schaamte en uitzinnigheid.
Een paar weken geleden deed ik zelf mee aan deze zogenaamde Viking Splash Tour, samen met Favoriete Ier en een paar van zijn vrienden. We kregen de onvermijdelijke helmpjes-met-horentjes op, die onze archeologenharten ineen deden krimpen, maar ons tegelijkertijd een soort kinderlijke vreugde gaven. Het was alsof ik weer klein was en gevechtje speelde met mijn broertje. Daarnaast zag Favoriete Ier er nog meer als een Viking uit dan hij normaal al doet, ondanks het feit dat de Vikingen dit soort hoofddeksels nooit gedragen hebben.

vikingstuff.jpg
Vikingfem (plus het been van Favoriete Ier)

Onze gids oefende onze Viking roar met ons, want het idee van de tour is dat je een groep doodenge barbaren bent, die de inwoners van Dublin eens een poepje zal laten ruiken. Dat klinkt schattig, maar dat is het alleen omdat de vroege Middeleeuwen zo lang geleden zijn en niemand zich logischerwijs nog kan indenken hoe eng een Vikingaanval moet zijn geweest. Enfin, ik dwaal af met mijn archeologisch-historisch gezeur.
We werden geinstrueerd hard te brullen naar mensen die selfies namen, PDA (public display of affection) bedreven, of eruitzagen als een hipster, terwijl de tourgids ons ondertussen vermaakte met feitjes over Dublin, en met haar talent om accenten na te doen. Het schreeuwen begon wat timide, maar na een tijdje raakte de groep helemaal in de flow, en lieten we een aantal toeristen flink schrikken (de locals blijven er stoïcijns onder; op een gegeven moment hoor je dat gebrul niet eens meer). Het was erg bevrijdend, en toen we onze rit afsloten met een plons in het water – de truck is een amfibisch voertuig – voelde ik me rustiger dan na een twee uur durende yoga-sessie. Ik heb sindsdien niet meer naar mensen op straat geschreeuwd, helaas, hoe fijn het ook voelde, maar dat is vermoedelijk omdat ik weet dat die enge Kelten niet erg aardig zullen zijn voor een eenzame Viking.

3. Ik liet voor het eerst mijn toekomst voorspellen.
Vriendin S., die gelukkig niet meer onder het bloed zat, vroeg me of ik mee wilde naar een “psychic & holistic fair”. Zij is altijd op zoek naar gratis evenementen, en is daarnaast fijn hippy-dippy, dus dit was de perfecte zondagbesteding voor haar.
Ikzelf ben helemaal niet zo weg van zweverig gedoe (het feit dat ik het zweverig gedoe noem zegt al genoeg, dunkt me), en ik word altijd een beetje lacherig van hoe serieus mensen het nemen; al ben ik er goed in dat te verbergen, want ik blijf toch nieuwsgierig, en als je ergens met skepticisme in stapt krijg je nooit de informatie die je wil. Ik heb genoeg alternatieve markten gezien om een aardig idee te hebben over kristallen, hekserij, en tarotkaarten, maar het heeft me nooit kunnen overtuigen in spirituele zin. Kristallen zijn leuk om in je kamer te leggen, wierook ruikt lekker, Native American tasjes zien er tof  uit en ik heb een tijdlang obsessief kitscherige “bloemenkinderen”-beeldjes gespaard, maar daar houdt mijn zoektocht wel op.

kristal.gif
Het was daarom interessant om rond te lopen met iemand die wel van dit soort dingen houdt, en vragen stelde aan alle verkopers en spirituele gidsen; zo kom je nog eens wat te weten. Ik raakte haar al snel uit het oog (zoals wel vaker), en raakte in gesprek met een vrouw die drip-paintings maakte. (Denk: Jackson Pollock, maar dan vermoedelijk met minder kleren aan.) Het zag er allemaal best leuk uit, en ik vond het vooral mooi dat de schilderingen haast op miscroscopische foto’s leken. De vrouw begon echter al snel over haar cursus, waar je voor een paar honderd euro een dag lang “vrij” kan schilderen, en jezelf middels druipende verf kan uiten, en je “innerlijk”  op het doek kan gooien. Dat klonk me te vaag in de oren (wat is onvrij schilderen precies? er zit toch al iets van jezelf in elk kunstwerk?), en die beeldspraak deed ook niet veel voor mij (ik moest onwillekeurig denken aan die vrouw die met haar ongesteldheidsbloed schildert. Gruwel). De doodslag voor mijn interesse was de zin: “Er zijn geen restricties! Iedereen kan het!”, want dat deed me inzien dat ik het inderdaad eens zelf zou kunnen doen, op een lome zondagnamiddag, in mijn eigen tuin, zonder dat ik er honderden euro’s aan uit zou hoeven geven. Maar zeg nooit nooit; wie weet schrijf ik binnenkort een blog over mijn druip-ervaringen.
Toen ik alle kaarsen, runen en schedel-drinkbekers wel zo’n beetje had gezien, ging ik op zoek naar S. Ik vond haar in de hoek der mediums en psychics: ze was een paar keer langs de rij tafeltjes gelopen (opgesteld als voor een mondeling examen) en had een oud, witharig vrouwtje uitgekozen. “Denk je dat je ook met iemand gaat praten?” vroeg ze me. Ze weet hoe skeptisch ik ben, en mijn hoofd begon al aan een heftige nee-schud-beweging, dus ik verraste zowel haar als mijzelf toen ik zei: “Ja, waarom eigenlijk niet?” Tenslotte was ik hier nu toch; in het slechtste geval zou ik er een amusant verhaal aan overhouden, in het beste geval een goed levensadvies. De realiteit bleek ergens in het midden te liggen.
Ik keek rond en koos een vrouw uit die zich aanprijsde als “wolvengids”, wat dat ook moge zijn, en net als alle anderen een mengelmoesje van psychische instrumenten voor zich had liggen. Ze raadpleegde engelenkaarten, Native American spirit guide-kaarten, en een pendulum.
De vrouw had een Duitse naam en bevroeg me, voor de eigenlijke lezing begon, over mijn wensen, mijn leven in het algemeen en mijn baan. Ze was erg aardig, maar ik maakte gauw een mentale aantekening van alle dingen die ik tegen haar gezegd had, zodat ik dat later kon gebruiken voor mijn analyse. Skepticisme valt niet uit te bannen.
Ik kan mijn verhaal nog langer en uitgebreider maken, maar uiteindelijk kreeg ik dit te horen:

wolfspirit.jpg
via timberwolfhq.com

1) Ik moet meer Liefde tonen. De eerste kaarten die ze trok hadden vagelijk met liefde en natuur te maken, en ik had haar verteld over Favoriete Ier, dus daar haakte ze al snel op in. Mijn gezicht ziet er in rust altijd uit alsof ik hevig aan het dubben ben (wat ik 85% van de tijd ook daadwerkelijk doe), dus ze vertelde dat ik moest stoppen met twijfelen en er voor moest gaan. Beste advies van de sessie, al kun je dit elke dag wel tegen mij zeggen.
2) Mijn grootmoeder waakt over mij. Daar schrok ik erg van, want een van de weinige spirituele geneugten die ik mezelf toelaat, is het idee dat mijn Friese beppe zich over mij ontfermt vanuit ’t hiernamaals. Echter, de vrouw zei dat de oma van moederskant “doorkwam”. Ik lachte (ik bedoel, oma S., naar ik weet leef je nog gewoon, toch?), en ze herstelde zich snel: “Je overgrootmoeder! Een overgrootmoeder. Ze praat onzin tegen me…ik kan het niet verstaan…” Ah, het aloude idee van “Dutch is gibberish”. Ik zou later die dag een teken zien dat mijn overgrootmoeder bij me was: een vlinder, roodborstje, bij, of veer. Toen ik naar huis liep zag ik een halfdode hommel op straat; ik weet niet of dat telt. Misschien heeft de spirituele wereld een nogal zwart gevoel voor humor.
3) Ik zal naar Duitsland verhuizen, want ik heb een connectie met dat land. Duitsland is een van de landen waar ik het minst graag heen zou gaan voor werk (niets ten nadele van het land, ik wil er gewoon niet wonen), maar wie weet krijg ik een hersenschudding en verandert mijn persoonlijkheid. De wolvengids wist welzeker dat ik niet in Ierland zou blijven. We zullen zien. Er staan voor de komende tijd veel nieuwe, bijzondere dingen op de planning hier, waar ik jullie tezijnertijd over zal vertellen, dus ik heb er een hard hoofd in.
4) Ik zal in Egypte gaan werken, binnen een jaar. Dat volgde op haar uitroep “Ik zie piramiden!” toen ik vertelde dat ik archeoloog was. No shit. Helaas ben ik echter een van de weinige archeologen die niet erg veel met Egypte op heeft. Misschien bedoelde ze de piramiden in Midden- en Zuid-Amerika, die ik een stuk leuker vind. Een veelgemaakte fout.
5) Ik zal een mystery/crime-boek publiceren (niet geheel toevallig het meest populaire genre tegenwoordig). Nu schrik je misschien, want de meesten van jullie weten dat het mijn droom is een roman te schrijven, maar let wel: dit was een van de eerste dingen die ik haar rechtstreeks verteld had. Toen ik tijdens haar voorspelling zei dat ik al lang begonnen was aan mijn verhaal, en precies wist wat voor genre het was, bleef ze voet bij stuk houden. Omdat ik dit toch positief wil afsluiten, ben ik bereid om haar hier het voordeel van de twijfel te geven: tenslotte kan elk boek wel een klein beetje mystery gebruiken.

Ik klink nu erg bitter en zuur, maar het was uiteindelijk een fijn gesprek, een soort therapie-sessie bijna. S. was erg blij met haar kaartlegging, dus ik geef nog niet op. Ik weet dat er ergens iemand moet zijn die mij een accuratere lezing zal geven. Ik zal hem/haar vinden!

4. Ik maakte voor het eerst iets met een naaimachine.
Hier kan ik kort over zijn: tijdens de vier uur durende naaicursus die ik deed heb ik geen enkele keer in mijn vinger geprikt. Okee, soms draaiden de draden rond de naald of schoot er iets los, en ik heb een meetlint laten smelten door er per ongeluk een strijkijzer op te leggen, maar voor de rest verliep het allemaal verbazingwekkend gladjes. Ik heb zelfs een tasje gemaakt! Nu heb ik een nieuwe toevoeging aan mijn altijd-groeiende lijst van “dingen die ik wil kopen omdat ik denk dat ik er iets mee ga doen”: ik wil een naaimachine. Schrijf het maar in je grote boek, Sinterklaas.

Hopelijk staan er nog veel fijne eerste keren op het menu voor mij – en voor jullie lezers, natuurlijk! Ik ga nu eerst genieten van een lekker lange vakantie in het thuisland, Gent, en Zuid-Frankrijk; mijn laptop gaat mee (voor sollicitatie-doeleinden, waarover hopelijk later meer!), dus wie weet horen jullie nog van me. Bisous!