Farewell to Donaghmede

Farewell to Donaghmede

Goedemiddag vanuit een super-rommelig, ongeorganiseerd huis dat vol met dozen staat!

Dozen…? Yep, je leest het goed. Ik ben verhuisd, en ik woon niet alleen, maar met – nog meer nieuws – mijn Favoriete Ier! Wie had ooit kunnen denken dat ik zou gaan samenwonen? Ikzelf in ieder geval niet. Ik had überhaupt nooit gedacht dat ik met iemand samen zou kunnen zijn, of het langer dan 2 jaar met iemand vol zou kunnen houden (laat staan andersom), of met zo iemand op vakantie zou kunnen gaan…en nu samenwonen? Lol wahahahaha what’s next? Een kat? Kinderen? *koude rillingen* …Plantenbaby’s zijn tot nu toe genoeg verantwoordelijkheid, dankjewel.

PLANTBABY’S

Zoals gewoonlijk heb ik ontzettend veel geluk gehad met het vinden van een nieuw stekje. Ierland laat me nog altijd niet in de steek, al leek het eerst van wel. Tijdens de laatste week van de lockdown kreeg ik een bericht van de makelaar, die me vertelde dat iemand een bod op het huis waar ik woonde had gedaan, en dat er een ‘mannetje’ langs zou komen om alles op te meten en te kijken of alles nog werkte. De landlady wist van niks, maar drukte me op het hart dat ik me geen zorgen hoefde te maken; dat het allemaal nog lang zou duren voor ik echt weg moest. Twee weken later, echter, kwam ik thuis van werk en zag ik dat het bordje ‘FOR SALE’ opeens was veranderd in ‘SALE AGREED’. Nu betekent dat nog niet al te veel – het duurt dan nog 2 of 3 maanden voor alles is geregeld en het huis volledig is verkocht – maar het leverde me toch veel stress op, zeker in de barre corona-tijden. Hoe zou ik in godsnaam een nieuwe plek kunnen vinden terwijl alles nog potdicht zat? Godzijdank was daar Favoriete Ier, de reddende engel. Hij was bij vrienden op bezoek geweest en zag dat hun buren bezig waren met verhuizen. Na een typisch Iers praatje met ze te hebben gemaakt, en gevraagd te hebben of ze toevallig naar nieuwe bewoners zochten, kreeg hij het nummer van de landlord toegespeeld. En poef! Daar waren we dan opeens, aan de andere kant van de stad, omringd door dozen vol boeken en platen (het is een echt nerd-huishouden). Het is zo snel gegaan dat het nog altijd voelt of ik op vakantie ben.

Het is gek om ineens met iemand samen te wonen die je voor die tijd bijna twee maanden lang niet had gezien – maar het werkt tot nu toe prima. Die twee lockdown-maanden zijn zo vergeten, in mijn geval, zeker nu alles weer zo’n beetje ‘normaal’ is. (Of, zoals iedereen nu de hele tijd zegt, ‘het nieuwe normaal’. Ik kan die term niet meer aanhoren.) Ierland gaat langzaam maar zeker weer open, vanaf maandag kun je zelfs weer naar de pub, en als het goed is ‘mag’ ik over een maand of twee weer richting Nederland reizen.

Ik ben vooral ook erg blij dat ik niet meer helemaal alleen thuiszit; mijn lockdown-huisgenoot, S., ging begin mei terug naar haar eigen appartementje, en de weken erna waren best lastig voor mij. Mijn oude buurt, Donaghmede, voelde opeens erg afgelegen en saai, en ik voelde me helemaal niet op mijn gemak, zo in mijn uppie in een groot huis. Gelukkig mocht ik later die maand weer de buitenlucht in, kijken hoe bouwvakkers gaten in de grond groeven en ervoor zorgen dat ze geen oude muurtjes en dergelijke kapotmaakten, dus dat scheelde. Het was ook prettig om even in een andere omgeving te zijn. Maar ik werd erg lamlendig en lui zodra ik mijn huis weer binnenstapte, alsof er een schakelaartje in mijn brein werd omgezet – ‘nu ben ik weer hier, in mijn corona-hol, en nu hoef ik niets’. De meest simpele taken werden een hele opgaaf. Net als vele anderen haalde ik vooral wat vrolijkheid uit een dagelijks drankje, Netflix-bingen, en heel veel spelletjes spelen op mijn Switch, wat leuk is, maar natuurlijk niet voor altijd zo door kon gaan. Kortom, het verhuizen was een goede pets tegen mijn lamlendigheid, en ik merk al meteen dat mijn brein weer wat wakkerder is (al blijf ik nog steeds veel gamen – het is nu voor mij net als lezen of tv kijken, ‘eventjes een uurtje voor ik ga slapen’, lekker wel).

ALKIE-FEM

De buurt waar ik nu woon is ook heel, heel anders dan die waar ik de drie jaar hiervoor heb gespendeerd. Het is hier netjes, groen, een beetje posh; ons appartement zit in een heus estate, en we hebben een platje naast onze slaapkamer dat uitkijkt over de rivier de Dodder. (Het pad langs de Dodder staat dan helaas weer bekend om de druggies die hier soms ’s avonds bijeen komen, maar dat is onvermijdelijk in Dublin.)

DE DODDER

Donaghmede, de buurt waar ik eerder woonde, is lang niet zo prachtig. Het moet gezegd worden dat ik de plek heb leren waarderen tijdens de lockdown-weken, toen ik nergens anders heen kon en uit arren moede maar wandelingetjes ging maken in de omgeving. De pluspunten zijn dat het vlak bij de kust ligt, en dat het er super rustig is en er veel parken zijn – dat wist ik eigenlijk helemaal niet, want normaalgesproken was ik bijna nooit thuis. De nadelen zijn dat de parken volliggen met rotzooi, net als de rest van de buurt, dat de huizen oud en krakkemikkig zijn, en dat er vele angstaanjagende Ierse tieners door de straten dwalen die er gek op zijn dingen in de fik te zetten. Het is er niet zo erg als in Coolock of Darndale, belendende Dublinse buurten die als gevaarlijk bekend staan, maar ook lang niet zo mooi als Bayside of Sutton, rijkere buurten in dezelfde omgeving. Het zit er een beetje tussenin – er wonen veel families en oude mensen, bijna allemaal met stevige roots in Dublin en het bijpassende knauwende accent, maar het is ook duidelijk dat er vrij veel armoede heerst, en ik vermoed dat er relatief veel alcohol- en drugsmisbruik voorkomt.

IN EEN PARK VLAKBIJ MIJN HUIS

Door de jaren heen heb ik vele Gardaí (politie-agenten) aan de deuren zien kloppen, familieruzies zien beslechten, zelfs mensen zien arresteren. Lopend naar mijn treinstation ben ik meerdere keren door ze tegengehouden: sorry miss, this is a crime scene. Achteraf blijkt het dan vaak om drugsgerelateerde misdaden te gaan; mensen die elkaar neersteken om geld of een fix. Ik heb uitgebrande auto’s en motors gezien en tijdens een heuglijke Halloween-avond – waarop men traditioneel enorme vreugdevuren stookt – werd onze afvalbak uit de tuin gesleept en op ’t vuur gesmeten. Ik heb tienerjongens en -meisjes zien vechten, tot bloedens toe; deze incidenten komen vaak ’s avonds voor, bij het treinstation, dat ik dan ook altijd vermeed als het donker was. Een paar weken voor ik verhuisde liepen S. en ik terug naar huis na het boodschappen doen, en werden we opgeschrikt door een auto die op volle snelheid langs ons heen reed. Het bleek dat de bestuurder een man op een fiets achtervolgde, die hem probeerde af te schudden door een smal straatje in te racen. De bestuurder stopte met piepende remmen, knalde de achterbak open, haalde er een honkbalknuppel uit, en zette het op een sprinten. Ik keek er inmiddels niet meer van op – pas toen S. mijn arm vastpakte en me vroeg of we misschien in het winkelcentrum konden wachten tot deze waanzin voorbij was, had ik door dat het best een vreemde situatie was.

Het meest sensationele verhaal dat ik jullie over deze buurt kan vertellen is het verhaal van The Van. Het was een rustige zaterdag, en ik liep naar buiten, dagdromend over het bier dat ik later die middag zou gaan drinken. Plotseling racete er een bestelwagentje voorbij. Een man sprong er vanaf en viel voor mijn voeten. Hij stond op en ik deinsde achteruit, want zijn gezicht zat onder het bloed. ‘Do you have a car?’ schreeuwde hij, maar ik was zo geshockeerd dat ik niet kon antwoorden; het enige wat ik uit mijn mond kon krijgen was een gestameld ‘Are…are you okay?’ De man reageerde echter niet – twee vrouwen waren langs komen rijden en riepen dat hij samen met hen de achtervolging in kon zetten, en hij sprong hun auto in. Gedrieën reden ze achter het bestelbusje aan, mij stokstijf stilstaand achterlatend. Ik had zo’n grote adrenalineschok gekregen, dat het me later plotseling zwart voor de ogen werd en ik vijf seconden van mijn dag kwijtraakte. De buurman vertelde me wat er precies gebeurd was – het was kennelijk een veelvoorkomende scam. Je bestelt iets online, wacht tot de bestuurder komt opdagen, en zodra hij aan de deur komt, sla je hem gezamenlijk nokkie en steel je zijn busje, want bezorgers laten vaak hun sleutel in het contact zitten. Dit keer was het echter niet geheel gegaan zoals gepland, want de bezorger had op kunnen krabbelen en was achterop het busje gesprongen, waarna hij ervan af viel, juist op het moment dat ik vrolijk naar buiten kwam gelopen. Dit gebeurde allemaal op klaarlichte dag en het is nog steeds een van de raarste dingen die ik ooit heb gezien.

Nu klinkt het net of ik elke dag voor mijn leven moest vrezen zolang ik in Donaghmede woonde, maar ik heb me er eigenlijk nooit onveilig gevoeld – dit zijn natuurlijk de uitwassen. Ik ken mijn ex-buren, enigszins. Aan de ene kant woont er een groot, enigszins Tokkie-achtig gezin waar altijd tientallen kinderen door de tuin dwalen; ik heb nooit kunnen achterhalen wie bij wie hoort. Aan de andere kant woont er een een gezin met een grote herdershond; geen van hen, inclusief de hond, lijkt ooit naar buiten te gaan. (NB. Onlangs wilde ik een briefje door de brievenbus duwen omdat ze post van me hadden, maar dat werd gelijk door de hond opgevreten. Het is een wonder dat ik mijn vingers nog heb. Arm beest. En arm briefje.) Ik zei iedereen in de buurt gedag, moest soms het oude vrouwtje-dat-de-weg-kwijt-was terug naar haar huis leiden, en er waren een paar buurthonden en -katten die altijd even een neusje kwamen geven. Ik had een favoriet local cafeetje, gerund door een Poolse familie, waar ze – naar mijn idee – de beste koffie van Dublin schonken. Ik had mijn local shopping center, waar ik de afgelopen tijd meer uren heb besteed dan me lief was; en ik had mijn local pubs, waar het helaas toch altijd duidelijk bleef dat we buitenstaanders waren. Kortom, ik had een perfecte plek voor mezelf gevonden in het gribusbuurtje-waar-ik-toch-van-hield.

UITZICHT OP MIJN OUWE STRAAT

Mijn buurtje was dus een zooi maar toch fijn, en hetzelfde geldt voor mijn huis. Zoals trouwe lezers zich wellicht kunnen herinneren, vonden we deze plek via een collega van ons – hij was er opgegroeid. Vanaf het begin af aan was het duidelijk dat dit niet ons eindstation zou zijn. Het was te zien dat zijn ouders sinds de jaren 80 of 90 niets meer aan het huis hadden gedaan. Elke week viel er weer een nieuw meubelstuk uiteen. Je hoefde maar naar iets te kijken en het barstte uit elkaar. Het is een paradijs voor spinrag, stof en schimmel, en geen borstel of stofzuiger was er tegen opgewassen. De elektriciteit en verwarming zijn verbonden aan een ultra-ouderwets systeem, waarvoor je elke paar weken naar de winkel moet om geld op de meter te zetten. Als je dat vergeet, dan ben je de pineut, zeker als het om de CV gaat. Ik herinner me de sneeuwstorm van een aantal jaren terug, toen het hele land op slot ging en wij – omdat het maart was – geen geld meer op de ketel hadden. Het zorgde voor Dickensiaanse taferelen waarbij we ons warm moesten houden bij het fornuis en soms hele dagen niet ons bed uit kwamen, bibberend onder de lakens, onze adem wolkjes vormend. Een paar dagen later bevroor de leiding van de WC en spatte de hele pot uiteen. Om met Sylvia Witteman te spreken, ik verzin dit niet.

DE OUDE BOEKENKAST, MIJN FAVORIETE MEUBELSTUK IN ‘T HUIS (SORRY VOOR DE LELIJKE KUTFOTO)

En toch, en toch hield ik van het huisje, met zijn gekke kamertjes, zijn creepy zolder waar – ik ben ervan overtuigd – een vriendelijk huisspook waarde, zijn allegaartje aan oude meubelen, en zijn verrotte muren waar we naar hartelust posters op plakten omdat het toch niet erger kon worden dan het al was. Ik hield van de grote, wilde tuin, die compleet overwoekerd raakte zodra je met je ogen knipperde, en waar je de beste, messy zomerfeestjes kon houden. Oh, juist de krakkemikkigheid van de plek zorgde ervoor dat je er in volle glorie kon leven – het maakte toch nauwelijks uit wat je deed, het huis was al naar z’n grootje. (Hoe het kan dat er serieus mensen zijn die het huis wilden kopen, zal ik nooit begrijpen.)

DE FIJNE ROMMELIGE TUIN, MET S. OP HAAR VASTE QUARANTAINE-PLEK

Niet iedereen kon het leven in Donaghmede aan. Onze collega verhuisde al gauw naar de andere kant van het land. Hij is een vreemde vent – ik mag hem graag, al weet ik niet zo goed waarom, want hij is in alle opzichten een eikel. Het is zo iemand die tot vervelens toe flauwe grappen maakt over je buitenlander-zijn, je vrouw-zijn en alle andere dingen waar hij je op kan pakken, en pas ophoudt als je hem net zo hard terugpakt. Ik heb soms het idee dat hij in het verleden leeft – hij vond dat E. en ik niet ‘ladylike’ genoeg waren, en haat het buitenland, want naar zijn idee is Ierland het beste land ter wereld. Daarnaast is hij super-religieus en heeft hij een passie voor het leger. Die twee laatste karaktertrekken kwamen goed naar voren toen ik tijdens de quarantaine het huis aan kant aan ’t maken was en twee dingen vond die hij er had achtergelaten: een jerrycan vol wijwater en het omhulsel van een soort raketwerper. Aan de andere kant van het ‘traditionele’ spectrum hield hij ook erg veel van breien en borduren, en maakte hij vaak mutsen of sjaals voor ons. Hij ging uiteindelijk met zijn vriendin samenwonen – er gaat onder archeologen een gerucht de ronde dat deze vrouw een hersenspinsel is en niet bestaat, want niemand heeft haar ooit gezien. Ook E. en ik zijn haar nooit tegengekomen, ook al woonde onze collega meer dan een halfjaar met ons samen en werkte zijn vriendin al die tijd in Dublin. Ze kwam nooit langs – alleen haar zus woonde een tijdje bij ons. Het is een mysterieus gebeuren, dat is zeker.

KNOCK YOURSELF OUT MET DEZE JERRYCAN VOL WIJWATER UIT KNOCK

Dan had je nog ‘De Drie Spanjaarden’, die naar Ierland kwamen om werk te vinden en Engels te leren, maar dat uiteindelijk geen van beiden helemaal voor elkaar kregen. We hadden continu communicatieproblemen, niet alleen omdat hun Engels niet op gang kwam, maar ook omdat het hele andere mensen waren dan wij. De twee jongens, broers, waren geobsedeerd met hun spieren, en trainden de hele dag door – maar zoals dat gaat, skipten ze ‘leg day’, en zagen er daarom uiteindelijk uit als gebruinde Triviantblokjes. Ze vonden het fijn om keihard Spaanse muziek op te zetten, alle meubels in de kamer aan de kant te schuiven, en te doen alsof ons huis een sportschool was. In de zomer trokken ze hun shirt uit en trainden ze in onze voortuin, Joost mag weten waarom. Ik heb ze verder nooit op andere activiteiten kunnen betrappen – soms liet ik een van hen ’s ochtends achter op de bank, naar zijn telefoon starend, en kwam dan vier uur later terug om hem nog in precies dezelfde positie aan te treffen, soms zelfs in het donker. (NB – Dit is natuurlijk niet vreselijk, iedereen doet dit wel eens, maar als het regelmatig gebeurt, ga je je toch afvragen wat er aan de hand is.) De vriendin van de jongste broer kwam ook bij ons wonen, en nam haar hondje mee. Het hondje was lief, maar zij keek er nauwelijks naar om. E. en ik kwamen soms thuis na werk en moesten dan alle hondenpoep opruimen, terwijl De Spanjaarden nergens te bekennen waren. Dat was gek, want het meisje was verder een enorme clean freak – de eerste week dat ze bij ons woonde, besloot ze om al onze spullen in een grote afvalzak te gooien en voor onze slaapkamerdeuren te zetten. Het behoeft geen verdere uitleg dat het vaak botste tussen ons vijven, maar er kwam nooit eens een goede ruzie uit omdat we niet in dezelfde taal tegen elkaar konden schreeuwen. Hoewel we uiteindelijk een soort wapenstilstand konden bewerkstelligen, bleken we kennelijk toch wat passieve agressiviteit opgewekt te hebben, want toen de Spaanse broers terugverhuisden, lieten ze een kamer vol smerige kleding, een koelkast vol schimmelig eten, en een boel gebruikte condooms achter in het huis. Gezellig.

Godzijdank waren onze laatste huisgenoten een stuk leuker. De Nederlandse H., zijn Russische vriendin A., en de Ierse J. kwamen Donaghmede opleuken met hun aanwezigheid. Hoewel E. al snel naar Duitsland verhuisde, bleef het een gezellige boel. We gingen met z’n allen op vakantie, speelden met de VR bril die H. meekreeg van zijn werk, en aten een boel vreemd Russich eten. Helaas konden H. en A. het ook niet volhouden, en verhuisden zij eveneens terug. Zo bleef ik achter met J., mijn maatje tijdens de eerste twee corona-weken, maar ook hij moest het opgeven en reisde naar zijn ouders, net voor de lockdown begon. Ik was dus tot drie weken terug de last woman standing, en heb nu met een beetje pijn, en vooral veel opluchting het huis weer in handen gegeven van het vriendelijke spook.

Farewell, Donaghmede. Het was een mooie tijd, ondanks alles. Op naar een nieuw begin.

NOU DOEI HE.
Korte Cursus Meer Lezen, of: Liefde (voor boeken) in tijden van corona

Korte Cursus Meer Lezen, of: Liefde (voor boeken) in tijden van corona

Ten eerste – het spijt me dat ik het gevreesde C-woord in mijn mond (toetsenbord?) heb genomen.

Ten tweede – sorry voor de goede-niet-zo-goede, semi-intellectuele boekengrap.

Ten derde – ayy, corona. Nu zeg ik het weer! Vind je het gek; net als de rest van de wereld ben ik er de afgelopen dagen continu mee overspoeld. (Niet letterlijk. Dat zou niet goed zijn.) Al ben ik een hypochonder, ik maak me minder zorgen dan ik verwacht had – ik denk dat dat komt doordat hypochonders er altijd al vanuit gaan dat alles naar de stront gaat, en als dat dan echt gebeurt, maakt het eigenlijk weinig verschil. Daarbij denk ik dat het deels wel meevalt, afgezien van de impact die het heeft en gaat hebben op ons dagelijks leven. Nou, het valt vast mee als het om mijzelf gaat – maar ik ben best bang om zonder het te weten anderen aan te steken. Ik ken, direct en via via, best wat mensen voor wie het niet prettig zou kunnen zijn om dit virus op te lopen, en ik hoop dat ik genoeg maatregelen neem en kan nemen om hen – en anderen, natuurlijk – niet in de gevarenzone te plaatsen. Verder gaat alles goed hier, voorzover mogelijk. Ierland reageert accuraat: we hebben hier zo’n 100 patienten en brengen nu al dezelfde maatregelen in werking als in Nederland; mijn werk stuurt ellenlange mails rond over wat we kunnen verwachten en wat we kunnen doen; en natuurlijk worden overal de winkels leeggekocht, wat eigenlijk niet zo accuraat is maar vooral erg irritant en dom. Er is genoeg over gezegd, maar ik wil jullie toch nog(maals) even een anekdote vertellen over wat ik van de week in de Lidl zag. Natuurlijk werd ik half omver gerend door de gevreesde wc-papier-hoarders – kennelijk verspreidt deze aandoening zich nog sneller dan het virus zelf -, maar het grappigste vond ik de man die zijn karretje vol aardappelen had gegooid. Voor de goede orde had hij er ook nog een pakje crackers bij gedaan. Nee, de Ieren zijn de hongersnood nog lang niet vergeten.

Stiekem kijk ik er best naar uit om straks een paar dagen, weken of maanden thuis te zitten, al hoop ik dat met zo min mogelijk ziekteverschijnselen te doen. Ik heb een lang weekend voor de boeg, en hoewel ik eerst een (binnenlands) reisje zou gaan maken, heb ik voor de zekerheid alles maar afgezegd. Het kan dus best zijn dat jullie straks elke dag een nieuwe blog zien verschijnen. Ik ben sindskort ook lekker op weg met ‘Mijn Verhaal’ (NB – als iemand zich wil aanmelden om het voor/met mij te proeflezen, stuur me een bericht. Ik doe ook podcast-achtige lezingen, waarmee ik bedoel dat ik mezelf voorlezend opneem op WhatsApp, terwijl ik ondertussen mijn schrijfsels redigeer), en ik heb nog een hele stapel boeken liggen, dus ik hou mezelf wel bezig.

Ah, boeken. De meesten van jullie weten wel dat ik een grote boekenliefhebber ben, en ik krijg vaak de vraag: hoe lees je toch zo veel, en snel? Daar kan ik nooit een goed antwoord op geven, want de enige verklaring die ik heb, is dat ik mezelf van jongsaf aan getraind heb. Lezen is voor mij inmiddels bijna als ademen, om een cliché van stal te halen. Of misschien meer als lopen. Zodra ik niets te doen heb, haal ik een boek tevoorschijn; als ik mezelf wil afzonderen, doe ik hetzelfde. Ik heb mezelf aangeleerd om ‘tussendoor’ te kunnen lezen – korte stukjes tijdens verloren momenten -, en ik heb mezelf aangeleerd om me af te sluiten voor lawaai om me heen terwijl ik lees. Omdat het voor mij nu zo natuurlijk aanvoelt, vind ik het vrij ingewikkeld om een goed antwoord te geven op de vraag hoe ik dat toch doe. Het kost tijd, net als leren pianospelen, met het enige verschil dat de meesten van ons gelukkig de beginselen al kennen. En natuurlijk ging bij mij ook niet vanzelf, en heeft het jaren gekost om mijn lees-skills te perfectioneren.

Maar nu. Nu zitten we straks waarschijnlijk allemaal thuis, met of zonder werk. Nu hebben we tijd over! Nu kan ik jullie wellicht helpen om eens de ongelezen boeken in je boekenkast af te stoffen en open te slaan; en, als je al een boekenvreter bent als ik, kan ik je leessnelheid misschien wel omhoog krijgen. Geen garantie, helaas – ik heb deze theorieën nooit helemaal in de praktijk gebracht, dus jullie zijn in feite mijn testpubliek. Laten we beginnen!

STAP 1. Willen lezen

Dit klinkt makkelijker dan het is. Iedereen heeft het druk, niemand heeft tijd, en als je terugkomt van werk, wil je gewoon lekker voor de tv hangen. Dat is straks misschien verleden tijd, als we allemaal thuis zitten. De eerste stap richting Meer en Sneller Lezen, is om het als iets positiefs te zien. Je moet bereid zijn om een boek open te slaan. Als je deze blog nog niet hebt weggeklikt, dan neem ik aan dat het met die bereidwilligheid wel goed zit. Denk er eens kort over na: waarom wil je lezen? Wil je wegduiken in een romantisch verhaal, wil je iets nieuws leren? Een goed boek kan je soms net zo veel, en misschien zelfs meer, voldoening geven als een fijne film. Het kan een tijdje duren voor je je goed kan concentreren, of voor het je lukt elke dag te lezen, of voordat je grote vorderingen maakt in een boek. Deze problemen zal ik hieronder allemaal aanstippen, maar het belangrijkste is dat je lezen als een vorm van ontspanning ziet, en niet als een taak. Het geeft niets als je maar een pagina per dag leest, het geeft niets als je het boek een dag laat liggen, het kan niemand wat schelen als je liever naar een audioboek luistert dan dat je naar papier staart. *zelfhulp-stemmetje* Je moet doen waar je je het beste bij voelt! Laat je niet intimideren.

STAP 2. Het kiezen van een boek

Ik zal eerlijk zijn en zeggen dat deze stap eigenlijk niet zo heel belangrijk is. Je moet toch ergens beginnen, en het maakt niet uit waar. Wil je lezen? Mooi. Pak een boek uit de boekenkast dat er leuk uitziet of leuk klinkt, en begin. Je komt er vanzelf achter of je er wat aan vindt of niet, en na een tijdje kom je er eveneens achter welke genres je het liefste leest, en welke schrijvers je goed vindt. Ik ben er zelf een groot voorstander van om alles uit te proberen, en heb eigenlijk geen favoriete genres. Ik lees alles waar ik mijn handen op kan leggen: klassiekers, non-fictie, scifi-pockets, fantasy, thrillers, chicklit. Laat je niet afschrikken door vooroordelen en, nogmaals, doe wat je wil. Deins niet terug voor Literatuur met een grote L, maar ook niet voor ‘simpele’ genres; schroom niet om boeken die je goed vond te herlezen, of je door het gehele oeuvre van één enkele schrijver heen te vreten. Het is een goed idee om met een dunner boek te beginnen als je niet veel leest, om te zien hoe dat je afgaat. Ik moet daar wel aan toevoegen dat het aantal pagina’s van een boek niet altijd een graadmeter is voor hoe ‘ingewikkeld’ of ‘simpel’ het is!

Wil je toch wat meer houvast, dan is een andere goede methode om aan mensen om je heen te vragen wat zij nou lezen, of in de winkel te vragen welke boeken de verkopers goed vinden. Het is altijd een feest (voor mij, in ieder geval) om naar een boekwinkel te gaan en rond te neuzen. Voorpret! Mocht je niet weten waar te beginnen of hoe verder te gaan, dan kun je mij ook altijd om leestips vragen – dit is één van mijn favoriete manieren om mensen te helpen. Wees dus niet bevreesd om mij een berichtje te sturen, mocht je je vervelen!

STAP 3. Beginnen met lezen

Nu heb je een boek uitgekozen. Wat nu? Ik zou graag willen zeggen dat je gewoonweg begint met het lezen van de eerste regel, maar ik weet dat het helaas niet voor iedereen zo simpel is. Aan de ene kant is het altijd goed om dingen niet te veel te ‘overdenken’, aan de andere kant gaat lezen minder automatisch dan luisteren naar muziek of het kijken van tv. Je moet een bepaalde mate van concentratie hebben. Zeker als je niet veel leest, en/of veel aan je hoofd hebt, is het lastig om je in een verhaal vast te bijten. Het enige wat ik je kan meegeven, is dat je je niet te veel zorgen moet maken. Begin zodra je je boek hebt uitgekozen, want anders stel je het misschien uit. Wie weet word je wel gelijk meegesleept! Merk je dat je afgeleid wordt, probeer het jezelf dan comfortabel te maken: tenslotte doe je dit om te ontspannen. Zet een kopje koffie, zonder je af, gooi een dekentje over je heen, zet je telefoon op stil, doe alles wat je normaal gesproken zou doen als je wilt relaxen. Sommige mensen vinden het prettig te lezen met muziek erbij, anderen houden van stilte. Buitenshuis lezen kan ook een uitkomst zijn [nadat we weer de quarantaine uit zijn, natuurlijk, tenzij je een tuin hebt]. Gek genoeg kan een beetje achtergrondlawaai – geroezemoes, vogelgefluit, zachte muziek of muzak – je concentratie juist versterken, heb ik bij mezelf gemerkt. Vind je ideale leesplek, maar zorg ervoor dat je niet overdrijft: het is ook goed om te merken dat je na een tijdje wellicht zelfs in een minder ‘prettige’ omgeving een boek open kan slaan, zoals je hieronder zult zien! Ga terug naar Stap 1, als het voelt of je een taakje aan het doen bent, en bedenk dat lezen is iets leuks is, iets ontspannends. Je zult merken dat je een roman anders leest dan artikelen voor je werk of studie – langzamer, met een andere mate van intensiteit (ik weet niet zeker of dit een anglicisme is…), en natuurlijk ook met een andere doelstelling voor ogen. Het helpt je je gedachten te verzetten!

STAP 4. Doorgaan met lezen

Je hebt de eerste paar pagina’s gelezen. Je kopje thee is leeg. Nu kunnen er twee dingen gebeuren. Je zit er helemaal in, en in dat geval zal ik je met rust laten. Of: je concentratie verslapt. Shit! Ah, joh, dat geeft echt niets. Als je niet verder kunt, moet je stoppen. Dat betekent niet dat je het opgegeven hebt. Onze aandachtsspanne is niet zo groot, zoals iedereen vast weet, dus het is alleen maar logisch dat je je boek na een tijdje weer weglegt. Hoe keer je er echter naar terug? Ik heb een paar tips die er wellicht voor kunnen zorgen dat je huis niet vol komt te liggen met half-gelezen boeken.

*Ten eerste, zoals hierboven gezegd: het geeft niets als je een boek slechts langzaam leest. Het is wel prettig om elke dag een leesmoment voor jezelf vrij te maken, of jezelf een (klein) leesdoel te geven. Stel, je zegt dat je elke dag een halfuurtje voor ’t slapengaan wil lezen, of elke dag tien pagina’s uit wil hebben. Dat werkt goed om het een gewoonte te maken, en dat zorgt er weer voor dat je uiteindelijk meer en meer zult lezen. Ik denk dat je na een tijdje niet eens meer doorhebt of je je ‘doel’ behaalt hebt of niet! Vergeet echter niet, het is niet erg als je je ‘doel’ niet bereikt: of je nou een paragraaf of een hoofdstuk per dag leest, alle beetjes helpen. Ik moet wel zeggen dat het meer voldoening en rust geeft om naar een afgerond stuk toe te lezen, en niet midden in een alinea te stoppen.

*Ten tweede: het is niet erg om een boek niet uit te lezen. Mijn stelregel is: als je een kwart hebt gelezen en je vindt er nog steeds niets aan, dan wordt het nooit wat. Zelfs als het boek een geweldig einde heeft, weegt dat niet op tegen het feit dat je je het grootste deel van de tijd door langdradige, saaie hoofdstukken hebt moeten werken. Met non-fictie kun je jezelf wellicht wat meer pushen, maar ook hier geldt dat het geen zin heeft om jezelf in slaap te lezen – als je het saai vindt, onthou je het toch niet, en heb je er uiteindelijk geen reet aan. Doorlezen terwijl je het klote vindt, zorgt alleen maar voor leesfrustratie, en dan is het moeilijk jezelf er daarna toe te zetten weer iets nieuws te beginnen. De kwart-boek regel is absoluut een goede om je aan te houden bij fictie, omdat de meeste romans eventjes tijd nodig hebben om op gang te komen – na zo’n 50 of 100 pagina’s, echter, moeten de schrijver en lezer naar mijn idee hun draai gevonden hebben. Hoe meer je leest, hoe beter en sneller je kunt inschatten of het boek dat je uitgekozen hebt wat voor jou is – en hoe beter je wordt in het doorlezen, zelfs als je je toch nog door saaiere gedeeltes moet ‘worstelen’. Weet wat je leest: sommige genres of literaire stromingen zijn expres vreemd of vaag, en Victoriaanse romans staan er bijvoorbeeld bekend om dat ze erg langdradig kunnen zijn. Je merkt vanzelf of dat je ligt of niet. Je zult zien dat je op een gegeven moment doorhebt dat je af en toe stukken kunt overslaan of kunt ‘skimmen’ (snellezen/half lezen), zonder dat je de draad van het verhaal verliest. Je hoeft ook niet alles te begrijpen. Ten voorbeeld: op het moment lees ik een roman over de middeleeuwen, waarin er vaak tot in detail gesproken wordt over middeleeuwse architectuur. Ik vind dat niet altijd interessant, dus ik lees die gedeeltes snel door en blijf niet te lang hangen als ik er niets van snap.

*Ten derde: maak lezen een vast onderdeel van je leven. Dit klinkt hoogdravend, maar is het niet. Ik zorg er zelf bijvoorbeeld altijd voor dat ik een boek in mijn tas heb, en haal het tevoorschijn op de momenten dat ik anders in de lege ruimte of op mijn telefoon zou staren. (Daar is trouwens ook niets mis mee, hoor.) Zo heb ik mezelf aangeleerd om op elk moment van de dag, in bijna elke situatie, te kunnen lezen. Na een tijdje merk je vast ook dat je leesconcentratie hierdoor verbetert. Een goed begin is om ‘on the road’ te lezen. Audioboeken zijn hier een uitkomst voor. Een andere handige ‘boekenplaats’ is logischerwijs het nachtkastje, of een andere plek in je huis waar je het boek niet over het hoofd kan zien. Zo ‘dwing’ je jezelf onbewust om het weer op te pakken en open te slaan.

*Ten vierde: Maak ’t lezen leuk(er) door bijvoorbeeld een mooie boekenlegger voor jezelf te kopen, of aantekeningen te maken: onderstreep zinnen die je mooi vindt, of schrijf gedachtes over het verhaal in de kantlijn. (Ik doe dit zelf altijd, hoewel ik weet dat niet iedereen daar tegen kan.) Het is soms ook interessant om informatie op te zoeken over de schrijver, dat kan het boek in perspectief plaatsen.

STAP 4. Na het lezen

Nu hoop ik dat deze tips een beetje geholpen hebben, en je het boek hebt uitgelezen! Hoe verder? Wie weet heb je de smaak te pakken, en ben je gelijk al begonnen aan iets nieuws. Of misschien heb je juist dat prettige happy-sad gevoel dat je kan overvallen zodra je een boek hebt dichtgeslagen: dit was zo mooi, wat moet ik nu met mijn leven? Misschien moet je er even over nadenken en je gedachten op een rijtje zetten. En wellicht ben je erachter gekomen dat boeken lezen echt niets voor jou is. (Dat kan, maar ik zou je dan alsnog op het hart drukken niet gelijk op te geven!) Hier zijn nog wat andere dingen die je kunt doen:

*Schrijf je gedachten over het boek op: wat vond je goed, wat vond je minder? Dit is een handige methode om bij te houden welke genres en schrijvers je aanspreken, en kan je helpen je ‘leessmaak’ te ontwikkelen. Ik vind het zelf erg leuk om te doen, en hou alles wat ik lees bij in een notitieblokje en op de site Goodreads.com (een goede plek om leestips te vinden!); maar ik weet ook dat niet iedereen mijn obsessie voor lijstjes deelt.

*Als je het boek niet helemaal begrijpt, of gewoon wil weten wat anderen ervan vinden, is het ook een goed idee om recensies op te zoeken, en/of eventueel de Wikipedia-pagina erover te lezen. Goodreads is eveneens een goede bron, al geeft deze site voornamelijk de mening van ‘het gewone publiek’ weer. Daar zitten voor- en nadelen aan!

*Pas een light versie van de Marie Kondo-methode toe. Vond je het boek goed? Denk je dat je het opnieuw zal lezen? Dan kun je het houden. Zo niet, dan kun je het weggeven aan iemand waarvan je denkt dat die het (wel) kan waarderen, verkopen, of in een van die leuke little free libraries achterlaten. Het is fijn om een volle boekenkast te hebben, maar als hij vol staat met boeken waar je weinig aan vond, wat heeft het dan voor zin? Ik was altijd een boeken-hoarder, maar tegenwoordig ben ik ietsje strenger voor mezelf, en als ik zeker weet dat ik een boek nooit meer open zal slaan, geef ik het weg. Mocht ik een verkeerde inschatting hebben gemaakt, dan kan ik het altijd nog opnieuw kopen (wellicht zelfs in een mooiere uitgave!).

*En dan – terug naar stap 1!

Veel leesplezier allemaal – en laat je niet gek maken of opjagen door de grote C19! Ik hoop dat jullie allemaal gezond blijven. Vergeet ook niet om af en toe wat frisse lucht te scheppen en in beweging te komen tussen het lezen door. Tot volgende keer, wie weet tot heel gauw 🙂