Jaaroverzicht van een Verloren Jaar

Jaaroverzicht van een Verloren Jaar

Lezers!
Ik heb al maandenlang niets geschreven. Dat hoef ik jullie natuurlijk niet te vertellen, want ik weet dat jullie met smart op mijn nieuwe blogpost zaten te wachten. En dat in dit toch al [voeg negatief bijvoeglijk naamwoord naar keus in] jaar! O, wat erreg – op de een of andere manier zijn de laatste vier maanden door mijn vingers geglipt, en ik heb geen idee waar ze gebleven zijn. Dat zal wel een herkenbaar gevoel zijn, neem ik aan – de tijd doet rare dingen met 2020. Sommige maanden leken jaren te duren, anderen waren in een poep en een scheet voorbij, en ik heb nog altijd het idee dat het eigenlijk nog maart hoort te zijn.

Sinds een paar dagen ben ik weer in Nederland, net op het nippertje denk ik, en ik zit nu in isolatie bij mijn ouders thuis. Vandaag heb ik me lekker in m’n neus laten poeren, voor de zekerheid, want ik wil het toch niet op m’n geweten hebben iedereen (nou ja, die paar mensen die je kan zien) bij het kerstdiner aan te steken. Er hangt een heel andere sfeer in Nederland dan toen ik hier in september was; ik ben benieuwd of het me gaat lukken om weer naar Ierland te komen, over een paar weken. Ik neem het maar zoals het komt!

Liever zou ik iets vrolijks schrijven over kerstdiners en dat soort dingen, maar eerlijk gezegd ben ik daar niet zo in de stemming voor. Dit hele jaar stond natuurlijk simpelweg in het teken van The Rona, en ik vind het raar om dat uit de weg te gaan. Al met al was het niet helemaal een verschrikkelijk jaar – niet voor mij, in ieder geval. Er waren betere periodes, er waren mindere periodes. Sommige momenten waren stiekem best fijn. Andere waren verbazingwekkend klote. Ik kan niets zeggen over anderen, alleen over mezelf, want voor iedereen was het toch weer anders: dat gezanik over dat we allemaal in hetzelfde schuitje zaten, slaat natuurlijk nergens op. Zelfs de mensen die het dichtst bij mij staan hebben dit jaar net weer anders ervaren. Ik ben dan – over het algemeen – ook maar opgehouden met me druk maken over wat anderen uitspoken of denken tijdens deze crisis.

Dit klinkt allemaal erg serieus en dat zijn jullie misschien niet zo van me gewend, maar ik beloof dat er ook lichtpuntjes in deze blog te vinden zullen zijn. Dit is mijn jaaroverzicht van een verloren (of misschien toch niet zo heel erg verloren) jaar, en de rollercoaster aan emoties die ’t met zich meebracht.

TERUG! DRAAI TERUG! SNEL VOOR HET TE LAAT IS!

Januari en Februari: Grootse Plannen

Het jaar begon met grootse plannen en een boel geregel. Ik had een klein dipje vlak na de kerstvakantie, vanwege het grote duistere gat dat je altijd tegemoet straalt na de feestdagen (gezellig begin, hè?), maar daarna ging ik er met volle kracht tegenaan. Ik was van plan veel te sparen en dan een tijdje vrij te nemen om vrijwilligerswerk te gaan doen in de zomer en nazomer: helpen bij het internationaal boekenfestival, op een kasteel in de Ierse countryside, in de soepkeuken en bij de ‘canal clean-up’ in de stad. Misschien zou ik er een klein bijbaantje bij nemen, af en toe weer eens opgraven, of wie weet zelfs weer oppassen – ik miste kinderen in mijn leven. Elke maand zou ik mezelf een nieuw doel stellen: januari was alcohol-loos, februari de vega-maand, in maart zou ik geen boeken kopen. Ik wilde weer vaker de natuur in, lange-afstands-wandelingen maken in zowel Ierland als het buitenland, en inspiratie op doen voor verhalen. Ik stortte me op mijn wekelijkse tapdans- en yogalessen. Ik ontdekte audioboeken, waardoor mijn leesritme op een nog hoger niveau kwam te staan. Ik dwong mezelf in de trein van werk naar huis aan mijn eigen boek te werken, en dat ging verbazingwekkend goed.

God, ik had zelfs een sollicitatiegesprek ergens in januari, in een kamertje met maar liefst drie andere mensen! Ze gaven me water uit een kan die we deelden! Ik hoefde niet eens alles te ontsmetten, ik kon mijn interviewers een hand geven, en zelfs op minder dan 2 meter afstand naast ze lopen. Wat een wereld! Ik kreeg de baan niet, maar dat bleek achteraf maar beter te zijn: ik hoorde van een oud-collega, die wel door kon naar de volgende ronde, dat ze er geen goed gevoel bij kreeg. Haar tweede gesprek duurde bijna vier uur en het was net of ze bij de psycholoog zat – ze ondervroegen haar tot in detail over haar hele levensloop, tot aan haar leaving cert [examen]-resultaten aan toe.

Op weg naar m’n solli

Zelfs in het begin van het jaar was er al wat reuring over corona. Kan je je het nog voor de geest halen? Ik wel. Een goede vriendin van mij datete (lelijk woord) een jongen die voorspelde dat het ‘Chinese virus’ wel snel naar Europa zou komen. Wij grinnikten er een beetje om. Op kantoor vroeg een nerveuze collega in onze wekelijkse vergadering wat de plannen waren voor de komende tijd: moesten we misschien thuis gaan werken? We grinnikten er een beetje om.

Totdat de 29e februari aanbrak en het eerste corona-geval in Ierland werd ontdekt.

Maart: Lockdown-Verjaardag

Maart was een maand die in mijn gedachten opgedeeld is in twee delen. De eerste twee weken waren als een droom, of de stilte voor de storm. Op kantoor waren nu meer mensen nerveus, maar er werd nog niet veel mee gedaan. De gevallen stapelden zich op en mensen om me heen kregen klachten (die toen nog beperkt waren tot koorts en hoesten). Mensen postten grappen op internet over het virus – ik moest lachen om een flauwe meme met de tekst “don’t worry, we don’t have corona! We’re just speaking Dutch!” Het grote wc-papier-inslaan begon. Toch bleef alles nog zo’n beetje hetzelfde – bijna hetzelfde.

Samen met Favoriete Ier en twee vrienden ging ik naar een kasteel in de buurt van Dublin. Het was een fijn uitje, maar er hing een vreemde sfeer. Alsof we al aanvoelden dat dit misschien ons laatste tripje zou zijn. De Ierse lente deed zijn best om die gedachten uit ons hoofd te waaien. Tevergeefs: het gesprek ging toch telkens weer over corona (niemand noemde het nog covid). “Gek he, dat het nu toch hier is”, zeiden we. “Maar gelukkig is Ierland niet zo druk. En we zitten op een eiland, ze kunnen het vliegveld sluiten enzo. Het zal allemaal wel meevallen.” Later ging ik ook nog naar een whiskey-proeverij, omringd door een heleboel anderen. Men grapte op typisch zwartgallige Ierse wijze over besmettingen. Little did I know dat dat mijn laatste pubbezoek zou zijn…voor een hele lange tijd.

In de tweede helft van de maand barstte het los. Toevallig had ik het net voor elkaar gekregen om sowieso elke week een dag thuis te werken – en toen werd me meegedeeld dat ik dat de komende tijd maar moest blijven doen. Ik deed mijn eerste paar afzeggingen toen St Paddy’s Day werd opgedoekt: cancelde met pijn in het hart mijn trip naar Glendalough en mijn verjaardagsfeest, en ook mijn ouders konden niet meer op bezoek komen. Mijn huisgenootje J. en ik waren nu op elkaar aangewezen, en hadden het prima voor elkaar: wandelingetjes maken in de buurt, bier drinken, The Witcher kijken, en elkaar vertellen over de nieuwste ontwikkelingen: “Heb je gezien dat er nu een rij staat voor de supermarkt?” Ik bakte cupcakes voor mijn eigen verjaardag, J. kocht een klein kadootje, en ik zong een verjaardagsliedje – met vreemde trots kan ik zeggen dat ik een van de eerste isolatie-jarigen in Ierland was.

J. besloot uiteindelijk naar zijn ouders in Tipperary te gaan. Hij stuurde me een foto vanuit de trein: afgezien van hem was de coupé helemaal leeg. Ik had drie dagen lang de tijd van mijn leven: bestelde dozen vol verjaardagskadootjes voor mezelf, luisterde muziek, speelde spelletjes en probeerde mezelf in beweging te houden. Helaas, zoals ik in een eerdere blog al beschreef, verzwikte ik mijn enkel toen ik aan het touwtjespringen was (ik heb er nog altijd last van – een leuk souvenir uit 2020). Dat was het begin van minder goed nieuws: een totale lockdown zat eraan te komen. Vriendin S., die ook alleen thuiszat, vroeg me beleefd of ik het nog steeds okee zou vinden als ze een tijdje bij mij zou crashen – ik had het haar eerder die week al voorgesteld. “Ben je gek, natuurlijk!” riep ik uit, opgelucht.

Onze lockdown, 27 maart 2020, begon op typische Fem en S.-wijze: S. verdween van de aardbodem nadat ze me verteld had dat ze onderweg was. Ik probeerde haar te bereiken op haar telefoon terwijl ik gestrest alle nieuwsberichten doorspitte: VANAF VANNACHT GAAT ALLES OP SLOT! schreeuwden de koppen. Het was inmiddels 10 uur ’s avonds. S.’s telefoon ging over, maar ze nam niet op. Ik liep naar buiten om te checken of ze wellicht voor de deur stond. Het was doodstil. Ik maakte nog een biertje open. Mijn Whatsapp-berichtjes kwamen niet aan. Het was half elf. Er werd aangeklopt.

Een verwaaide S. stond voor de deur, een enorme backpack op haar rug en een fles wijn in haar hand. “Sorry, de supermarkt was druk en mijn telefoon viel uit, en toen kon ik je huis niet meer vinden, alles lijkt hier op elkaar”, zei ze ademloos. Twee oudere Ieren hadden haar godzijdank de weg gewezen. We ploften op de bank, en keken onze eerste lockdown-film van het jaar: Beetlejuice. (‘Jump in Line’ van Harry Belafonte is nog altijd onderdeel van de soundtrack van dit jaar voor mij.)

April: De Wereld Staat Stil

Deze maand leek eeuwig te duren. Als ik erop terugkijk, voelt het alsof het zich afspeelde in een andere dimensie, of op een andere planeet waar elke maand vijf aardse jaren duurt.

Het is wellicht gek om te zeggen, maar ik vond het heerlijk om thuis te zitten – al weet ik dat ik veel geluk heb gehad. Donaghmede, waar ik toen nog woonde, is niet de mooiste buurt van Dublin, maar het is ruim, rustig en dicht bij de zee. Ik kon thuis werken, in een apart kamertje. Ik was niet alleen. Ik had een tuin! Natuurlijk was het ook stressvol: mensen thuis in Nederland werden ziek, andere vrienden hadden het moeilijk, we konden nergens heen, het nieuws bleef maar hogere besmettingsaantallen rapporteren, we hadden geen idee wat ons te wachten stond, en onze lockdown leek nooit te zullen eindigen. S. was net begonnen aan een nieuwe baan, en had geen idee of ze ontslagen zou worden of niet. Het werd ons soms teveel: S. stond elke paar dagen op het punt toch maar naar huis te racen; en ik gooide een avond op typisch dramatische Fem-wijze alle peperkorrels door de keuken. (Weken later vonden we ze nog overal verspreid door het huis, van de wasmachine tot aan de bank.)

Corona-werkkamertje/nest

Toch was het voornamelijk rustig en relaxed. S. en ik vervielen al snel in een routine. April ging voorbij in een waas van koffie-ochtendjes, zelfgebakken taarten, lange wandelingen (elke keer weer ietsje verder), dagelijkse uitjes naar de supermarkt (mijn nieuwe audioboekverslaving kwam goed van pas in de rij), heerlijke vega gerechten, Community-avondjes, tuin-zonnebaden, puzzels van 1000 stukjes, rum en wodka-misbruik (je moet toch wat), hervonden hobby’s, spelletjes (mijn moeder stuurde mij een Nintendo Switch op, en dat was het begin van mijn Stardew Valley-nachten), bizarre instagram-posts van celebrity’s, video-belletjes, en andere kleine geneugtes.

Mijn langste supermarkt-rij duurde trouwens twee-en-een-half uur, dat wil ik wel even gezegd hebben.

Kun je je trouwens herinneren dat alles in die tijd nog mondkaploos was? Gek, he. En kun je je herinneren dat iedereen – nou ja, bijna iedereen – zich aan de regels hield? Dat alle straten leeg waren? En al het openbaar vervoer ook? S. en ik durfden er niet eens aan te denken om in de bus te gaan zitten. Dat is nu nauwelijks voor te stellen.

Mei en Juni: De Realiteit Dringt Door

In mei kreeg ik eindelijk de volle lockdown-lading voor mijn kiezen. Het moest ooit gebeuren. S. wilde na vijf weken weer naar haar eigen huisje toe, en hoe moeilijk ik het ook vond, ik snapte het helemaal.

We sloten onze lockdown af met de langste wandeling sinds tijden – we mochten eindelijk weer een paar kilometer verder. Ik zwaaide S. uit toen ze, mondmasker en al, in de bus stapte. (Die maskers waren overigens ongelofelijk lastig te vinden – alleen het postkantoor had er een paar op voorraad.) Ze stuurde me geërgerde berichten vanaf haar thuisfront: een grote groep Spaanse studenten had haar trap in beslag genomen om te drinken en feesten. Het voelde als een totaal andere wereld.

De Laatste Wandeling

In Donaghmede bleef het stil. Geen Spanjaarden voor mij. Ondanks videobelletjes en dagelijkse telefoongesprekken met Favo Ier bleef de eenzaamheid me bij de keel grijpen. Twee weken zou de lockdown nog duren. Uit arren moede stortte ik me op Stardew Valley, online spelletjes en ‘tiny wines’, wat een beetje soelaas gaf. (In SV konden Favo Ier en ik samen een boerderijtje beginnen, waardoor het toch nog voelde of we bij elkaar op bezoek konden.) Ik kreeg een rotbericht van mijn landlady: het huis, dat al tijden te koop stond, was verkocht. Ik kon waarschijnlijk nog wel even blijven, zei ze, maar het voelde toch niet goed – zeker niet toen de makelaar op stel en sprong langs wilde komen, middenin de lockdown, en niet naar mij luisterde toen ik zei dat ik dat niet prettig vond. (Trut.)

Toen sloeg alles plots weer om naar het goede. Eerst werd onze ‘bewegingszone’ verder uitgebreid, en mochten we weer mensen zien. Voor het eerst in maanden kon ik buiten rondhangen met vrienden, en, niet te vergeten, met Favoriete Ier! Al moesten we onze maskers op, want hij had te horen gekregen dat zijn beide huisgenoten positief waren getest. Ik strooide per ongeluk zand in zijn oog, en toen moesten we allebei enorm nodig piesen nadat we een biertje hadden gedronken, dus verder was het allemaal als vanouds.

Een week later kreeg F.I. te horen dat hij weer aan het werk mocht, en maakten we een stiekeme treinreis naar de andere kant van het land om zijn auto op te halen bij zijn moeder (ikzelf hield een fiets over aan deze rit, wat me een geheel nieuwe bewegingsvrijheid gaf). Ik kon echter niet erg van het tripje genieten, want ik was continu bang dat ik iedereen aan zou steken of dat we teruggestuurd zouden worden naar Dublin. De conducteur kwam halverwege de reis, toen ik met mijn ouders aan het bellen was, streng op me af, en ik dacht: nu zullen we het krijgen. Hij boog zich naar me toe en zei: “Could you be a bit quieter, please.” Thank God!

Daarna werd ik zelf weer vrijgelaten! Ik mocht toezicht houden op een bouwplaats in Howth, om ervoor te zorgen dat ze niet per ongeluk een archeologische vindplaats zouden verstoren. In de praktijk betekende het dat ik 90% van de tijd door de buurt rondliep, urenlang audioboeken luisterde, op instagram alle Black Lives Matter-posts doorspitte, sloten baristakoffie (eindelijk weer!) dronk, en awkward praatjes maakte met iedereen die de pech had zich in mijn directe omgeving te bevinden. De overige 10% stond ik te kijken naar hoe drie schonkige mannen veeeeeel te dicht op elkaar in een geul sprongen om een waterleiding aan te leggen. Het voelde vrij en vreemd, bijna of ik iets illegaals deed: ik kreeg zelfs een tan van al het buitenzijn, wat al helemaal verkeerd voelde, en werd fit van al het fietsen en wandelen. Op grotere schaal leek het of er in de wereld iets heel belangrijks aan het veranderen was. Die werkmaand voelde opnieuw als een droom.

Moe maar voldaan

En dan, last but certainly not least: half juni vond ik een nieuw appartement, samen met Favo Ier. Ik heb daar in een eerdere blog al veel uitgebreider over geschreven, al valt het nog altijd niet in woorden uit te drukken hoe fijn dit was. Alle zorgen gleden in een keer van mijn schouders: ik zou niet op straat belanden, en als er een tweede lockdown zou komen, hoefde ik Favo Ier nu niet te missen. Wat een geluk! Ik zei ‘bye bye’ tegen Donaghmede met een laatste S. en Fem-avondje, bijna precies zoals we onze lockdown begonnen waren: S. kwam haar spullen ophalen, we dronken een fles wijn leeg, keken Community, en wandelden door de buurt. De perfecte afsluiter.

Juli en Augustus: Adempauze?

Stuk voor stuk ging alles open. Was dit nu die langverwachte adempauze waar ze ons op voorbereid hadden? Opeens kon bijna alles weer: ik zette na vier maanden weer voet in een pub, ging op bezoek bij mensen thuis, reed met Favo Ier de bergen in, ging brunchen, en bezocht – hallelujah! – de boekwinkel. We gingen ‘op vakantie’ in een hotel bij ons om de hoek. Ik genoot van het inrichten van ons nieuwe huisje. In augustus begon ik ook aan mijn favoriete tijdverdrijf van de afgelopen maanden: het schrijven van mini-boekrecensies op mijn instagram-account. Het hield me bezig en van de straat.

Maar het was niet alles pret wat de klok sloeg. Samen met de zomer begon ook De Grote Ergernis. Men begon te morren en te zeuren – ik incluis. Regels werden onduidelijk. Er werd geharreward met ‘tiers’, ‘levels’ en verschillende soorten lockdowns. Ja, Lubach zei later dit jaar dat Ierland een goed systeem heeft, maar voordat ze zover waren had dat heel wat voeten in de aarde. Hoewel ik op de hoogte probeerde te blijven, en het zo gelaten mogelijk over me heen liet komen, had het toch wel degelijk invloed op me: de verwarring en de onzekerheid waren in de zomer zelfs groter dan tijdens de eerste lockdown. Soms had je geen idee waar je aan toe was, of wezen anderen je op een vreemde regel, of werd je gek van het feit dat anderen deden alsof alles normaal was. Nee, het was niet normaal! Ja, ik kon naar de pub – naar gastropubs, niet naar ‘wet pubs’ die alleen drank schonken, die moesten dicht blijven (de term bezorgt mij nog altijd rillingen, net als ‘the new normal’ en ‘staycation’). Ja, ik kon bij mensen langs – maar er gold een bezoekerslimiet. Ja, ik kon de bergen in – maar dat was ook het enige uitje dat mogelijk was, en duizenden anderen waren op hetzelfde idee gekomen. Ja, ik kon brunchen – maar je moest boeken, en alle socially distant tafels stonden ongezellig ver van elkaar af. Ja, ik kon naar de boekwinkel – maar ook daar was het niet normaal, want er golden looprichtingen en een mondkapjesplicht, en de tweedehands afdeling was gesloten. Kleinigheden, first world problems, toegegeven, maar wel kleinigheden die je continu met je neus op de feiten drukten. Veel dingen konden, maar veel dingen konden ook nog steeds niet. Het leven bleef wat saai.

Tsja, je kon simpelweg niet vergeten dat er iets ernstigs gaande was – en maar goed ook! De Grote Ergernis keerde zich eveneens tegen de mensen die wel aan geheugenverlies leken te lijden. Ik ergerde me soms dood aan diegenen die vrolijk op vakantie gingen of regels aan hun laars lapten. (Daar ben ik nu vanaf gestapt, want je kan je blijven ergeren, en ik heb me zelf ook niet altijd voorbeeldig gedragen.) Ik ergerde me ook aan het niet-al-te-zomerse weer in Ierland: de weergoden leken ons te willen waarschuwen met hun continu gedruil. Blijf binnen, alsjeblieft! Maar ja, een beetje regen heeft geen Ier ooit tegengehouden, en dat was tijdens deze maanden nog duidelijker dan gewoonlijk.

Ierse zomer

September: Coronederland

Deze maand kon ik eindelijk weer naar Nederland! Gelijk voelde ik me al schuldig, want ik had net twee maanden lang gekankerd op vakantiegangers. (Maar voor mij is het anders…toch? TOCH?)

Het was nog een heel gedoe om uit te vinden wat ik allemaal nodig had voor mijn vlucht – het formulier dat ik meenam werd uiteindelijk nergens gecontroleerd. Dublin Airport was spookachtig leeg: mijn voetstappen weergalmden door de terminal toen ik naar de gate liep, begeleid door duidelijk hoorbare muzak die zich niet met andere achtergrondgeluiden kon vermengen.

Leeg.

Nederland voelde als een klein paradijsje, met een donker randje. Nu snapte ik waarom mensen niet altijd begrepen waarom ik zo opgesloten zat in mijn Ierse huis. Het was hier een stuk vrijer! Alles was open en je kon overal naar binnen. Er was bijna geen mondkapje in zicht. Was dit soms een parallel universum?

Ik genoot van de vrijheid. Wat was het fijn om vrienden en familie te zien! Om voor het eerst in maanden weer dronken te worden met een groter groepje mensen! Om naar een museum te kunnen! Om niet overal een tafeltje te hoeven boeken! Om je mondkapje te kunnen vergeten zonder dat het uitmaakt! (NB – Ik heb echt geen hekel aan mondkapjes, ik vergeet ze gewoon vrij vaak.)

Maar het donkere randje bleef zichtbaar. Ik was ook vaak gestrest als ik mij naar buiten begaf, en extra voorzichtig. Niet dat ik bang was: het was eerder dat er in mijn achterhoofd speelde dat dit niet lang kon duren. Ik zag de ‘corona-gekkies’ op het nieuws en De Grote Ergernis kwam gelijk weer opzetten, als oprispend maagzuur. Ik was verbaasd dat zoveel mensen om me heen semi-sceptische geluiden lieten horen. Wat is er aan de hand met Nederlanders? Waren wij niet een volk van regeltjesliefhebbers? Van de schouders eronder zetten? Het voelde niet goed. En toen ik de laatste paar weken van mijn verblijf van steeds meer mensen hoorde dat ze positief getest waren, voelde ik de bui al helemaal hangen.

Toch was het een fijne maand. En godzijdank was ik net op tijd om #vriendenpeople-gate van dichtbij mee te maken.

Oktober en November: Onder de Mensen

Terug in Ierland was het wennen. Net op het moment dat ik thuiskwam, ging het in heel Europa weer loos. Nu was het moment dat het groene eiland het goede voorbeeld gaf aan alle andere landen: er werd druk gepraat over een nieuwe lockdown. Na Paddy’s Day nu ook geen Halloween? Het moest niet gekker worden.

Halloween op afstand

Ik zat in quarantaine en hoewel het snel voorbij ging, werd ik er ook een beetje suf in mijn hoofd van. Een verkoudheid stak de kop op in week 2. Het zal toch niet…? De dokter wilde toch het zekere voor het onzekere nemen. Arme Favo Ier moest zijn werk afzeggen en mij naar een testcentrum in de middle of nowhere rijden. De wind blies over het parkeerterrein en er schuifelde een oude man met een afzakkend mondkapje voorbij, die in een heftige hoestbui losbarstte. Binnen huppelde er een klein kindje voor me uit, aan de hand van zijn moeder. Hij stond stil, schudde zijn hoofd, en stiet een hoestgeluid uit dat dat van de man kon evenaren.

Met on-Ierse efficiëntie werd ik naar een test bay geloodst, in mijn neus gepoerd, en weer vrijgelaten. Anderhalve dag later kreeg ik te horen dat ik geen covid had. Ze kunnen dus wel snel zijn als ze willen, die Ieren.

Lockdown 2 begon een week later. Ik merkte er niets van, want ik mocht plotseling opgraven (de bouw mag bij elk level doorgaan, want het is op dit moment natuurlijk suuuuperbelangrijk dat er dure studentenwoningen en hotels worden neergeplempt). Opnieuw voelde het of ik in een soort parallelle wereld was beland. Terwijl iedereen weer binnen zat, fietste ik tijdens de steeds donker wordende ochtenden naar mijn werk. Ik had al twee jaar niet gegraven en al maandenlang niet zoveel mensen bij elkaar gezien, dus het was wennen – de eerste week schoot het in mijn schouders van het scheppen, en in mijn kaak van het babbelen. Nu pas snapte ik waarom mensen mondkapjes vervelend vonden, want als ik me een ons stond te pikhouwelen, was het green pretje zo’n ding voor mijn smoel te hebben (maar! geen excuus om het niet te dragen!). Het was fijn om met iedereen bij te kletsen en te grappen (over het leven en over het onderwerp du jour: de Amerikaanse verkiezingen), de hele dag buiten en in beweging te zijn, en natuurlijk om bezig te zijn met archeologie. De bedrijvigheid om me heen zorgde er voor dat mijn brein ook weer wat wakkerder werd: ik ondernam meer, begon zelfs aan een aantal nieuwe dingen (bonsaiboompjes planten, banjo leren spelen). Het was zo heerlijk om weer onder de mensen te zijn, en ik heb er zelfs een paar nieuwe vrienden aan overgehouden (en wat oude teruggevonden). Had ik in maart ooit kunnen bedenken dat ik dit jaar nog nieuwe vrienden zou maken? Ik vermoed van niet.

En nu?

Wie zal het zeggen? Begin deze maand werd de lockdown in Ierland teruggedraaid naar Level 2, wat nog geldt tot na de kerst – dan wordt het weer strenger. Mensen kunnen naar hun familie reizen – ik ben met Favo Ier onlangs nog bij zijn moeder langs geweest, nu zonder stress. En hier in Nederland…tsja, laten we het daar maar even niet over hebben. Ik hoop dat iedereen alsnog een fijne kerst en een gelukkig nieuwjaar kan vieren, en dat iedereen gezond is, fysiek en mentaal.

In Mayo

Dit was mijn jaar… heel anders dan ik verwacht had, heel anders dan wie-dan-ook had kunnen voorspellen. Hoewel dit logischerwijs een heel persoonlijke kijk is op 2020 – hoe kan het ook anders, het is mijn blog – vermoed ik dat een boel ervan herkenbaar zal zijn. En een boel waarschijnlijk ook niet – ik ben me ervan bewust dat ik geen slechte run heb gehad. Het was voor iedereen rete-kut en voor sommigen af en toe vast ook verbazingwekkend fijn – om verschillende redenen en op verschillende manieren.

Laten we hopen dat 2021 er heel anders uit gaat zien.

Fems Lijstjes: Rare dingen die ik als kind deed

Fems Lijstjes: Rare dingen die ik als kind deed

Het is een regenachtige maand in Dublin – de zomer laat op zich wachten, en de temperatuur komt maar niet boven de 15 graden uit. Ik heb het idee dat Ierland het seizoen dit jaar overslaat, of gedacht heeft dat die paar bizar zonnige dagen in februari en april wel voldoende waren. Afgelopen week leek de hittegolf eindelijk onze kant op te komen, maar nu is het weer armoe troef. Mijn brein kan het niet bevatten, en ik heb continu het idee dat ik me in een alternatief universum bevind, waarin de maanden door elkaar gehusseld zijn. Het blijft langer licht, dat is waar, maar de lucht is grijs, en het ruikt buiten naar herfst. Ik snap er niets meer van.
Op regenachtige dagen, en zeker op regenachtige zaterdagen, word ik altijd een beetje melancholisch. Melancholie is niet zo erg, ik vind het wel fijn daar in te zwelgen. Dit weekend moest ik vaak denken aan mijn kindertijd – die tijd komt nooit weerom, ach hemel! – en aan de vreemde dingen die ik deed als mini-Fem. Bijna iedereen kent ze wel, die maffe herinneringen die je hebt van toen je nog klein was; herinneringen die je soms pas later, met terugwerkende kracht, kan interpreteren en begrijpen. Ik vind het altijd leuk om hierover na te denken, want het geeft een uniek inkijkje in het brein van een kind.

Als kind bevond ik mij in een grote fantasiewereld; alles leefde, en onder elk bosje zat een elfje verscholen. Op mijn zevende praatte ik met een vampier (hij hing voor mijn raam – gelukkig wist ik wel dat-ie niet binnen kon komen als ik hem niet uitnodigde), en toen ik kleiner was sprak ik elke avond met mijn knuffels. (Dat heb ik aan mijn vader te danken, die deels de rollen van mijn speelgoedbeesten op zich nam, en ook andere spullen tot leven wekte; zie onder.)
Hier een lijstje van de gekste dingen die ik deed en in mijn hoofd haalde als kind.

sprookjesboom
De Sprookjesboom in de Efteling, die eigenlijk mijn vaders stem zou moeten hebben

1 – Praten met een boom
Toen ik een jaar of zes was, had ik een goede vriend. Hij kwam nooit bij ons op bezoek, want hij kon zich niet verplaatsen – maar gelukkig woonde hij vlakbij, in het park, en kwamen mijn vader en ik daar elke dag langs, op weg naar school. Ik had hem zo veel te vertellen, dat ik me bijna niet in kon houden. Zodra we het Vondelpark binnen fietsten, zei ik hem gedag. “Dag boom!” – want ja, één van mijn beste vrienden was een dikke kastanjeboom, die half omgevallen op een grasveldje lag. In de zomer klom ik soms in zijn takken, en de rest van de tijd vertelde ik hem over mijn belevenissen en avonturen. Hij luisterde geduldig naar mijn oeverloze zesjarige gebabbel, zoals alleen heel oude wezens dat kunnen. “Oh ja, Fem? Echt, Fem?” Het kwam natuurlijk nooit bij me op dat de bomenstem wel wat weg had van die van mijn vader, en dat de plant wel een erg goed gehoor moest hebben, want zelfs nadat we het park uit gereden waren, bleef ik nog tegen hem praten.
Ik was er overigens ook heilig van overtuigd dat er trollen woonden in een perkje op de Emmastraat, vlak buiten het park, en dat ik kon praten met de meubels en voorwerpen in ons huis. Dit schrijf ik allemaal op het conto van mijn vader, die me altijd zei dat ik stil moest zijn als we langs de bosjes liepen (“sst! Je mag de trollen niet wakker maken! Pas op! Kijk, daar is er al één!”) en een spelletje met mij deed waarbij ik moest raden welk voorwerp er vanachter een willekeurige kamerdeur tegen mij praatte (“ben je…de wc-rol?” “Nee…Femke…hoe dúrf je!”). De trollen hebben trouwens nog een vrij lange bestaansgeschiedenis gehad, want toen mijn jongste nichtjes klein waren, hebben mijn vader en ik dezelfde truc met hen uitgehaald als hij vroeger met mij. Een bijzondere vorm van trolling, laten we maar zeggen. 

kabouters
Dit is dan weer nachtmerrie-materiaal.

2 – Doen alsof ik door een groep kaboutertjes door het huis werd getild
Als ik vroeger niet kon slapen, haalde ik me altijd voor de geest dat mijn matras opgetild werd door een horde kaboutertjes, die mij zacht wiegend door het huis tilden en me langzaam maar zeker in slaap schommelden. Het was erg fijn en rustgevend, en ik kan me nog precies herinneren hoe het was om al die kleine handjes in je rug te voelen, al weet ik natuurlijk dat het zich allemaal in mijn eigen hoofd afspeelde (zo niet, dan heb ik die arme wezentjes verschrikkelijk uitgebuit!). We gingen de trap af, hingen rond in de huiskamer en namen een kijkje in de keuken – tegen die tijd was ik meestal al in dromenland. Soms, echter, sloeg de half-slaap om in een nachtmerrie, en kwamen de kabouters en ik een inbreker tegen, of een boze heks, die we vanaf mijn matras moesten zien te verslaan – gelukkig kwam dat niet al te vaak voor.
Ik denk wel eens dat ik aan dit idee heel veel geld zou kunnen verdienen, zeker in deze moderne tijd waarin iedereen massaal aan het mediteren slaat. “Doe je ogen dicht en stel je voor dat je op een dik matras ligt…haal diep adem…je matras veert omhoog, opgetild door een groepje bebaarde wezentjes met puntmutsen…” Nee, ik zie niet in hoe dit fout kan gaan.

barbies
Een accuraat beeld. (via popculturerainman.wordpress.com)

3 – Mijn barbies mishandelen (een vrij wijdverspreide misdaad)
Zoals veel kinderen (en niet alleen meisjes – zie onder!) speelde ik vroeger vaak met Barbies. Ik had een grote collectie, die deels bestond uit de oude, enigszins creepy jaren-60-poppen van mijn moeder. Ik kan me voorstellen dat ik als héél klein meisje misschien nog lief voor ze was, maar de liefde sloeg al snel om in iets anders. Of het haat was, of sadisme, durf ik niet te zeggen, want zo heftig was het niet – maar er zat duidelijk wel een gemeen randje aan mijn acties. Ik denk dat het komt omdat Barbies eigenlijk heel saai zijn; het enige wat je met ze kan doen is ze uitkleden, naar hun rare gladgestreken lichaampjes kijken, en ze weer aankleden.
Mijn verveling uitte zich eerst in het strippen van AL mijn poppen, ze door de hele kamer te verspreiden (vraag me niet waarom), en hun kleren op een grote hoop te gooien. Daarna trok ik ze de meest bizarre kledingcombinaties aan – crazy stuff zoals verschillende kleuren schoenen en driedubbele rokken zonder topje erboven. (Mijn gebrek aan stijl was al vroeg zichtbaar.) Na een tijdje werd dat ook suf, dus toen begon ik een kapsalon: ik knipte alle lange haren af, tot bijna al mijn poppen een kort pittig kapsel hadden en/of in een Ken veranderd waren, want ik had geen originele Kens. (Eén van mijn moeders Barbies had pech, en kwam per ongeluk bij de dokter terecht: haar hand ging eraf, zonder verdoving.) Daarna deed ik een greep in mijn nagellak-collectie en gaf hun rechtopstaande toeven haar een punky blauw of knalroze kleurtje. De blije gezichtjes en vervelende niet-weg-te-halen onderbroekjes moesten er ook aan geloven, en ik schilderde tot mijn hele collectie en mijn hele kamer plakkerig was van de lak. Daarna liet ik alle poppen met elkaar trouwen en keek ik niet meer naar ze om.
Gelukkig was daar mijn broertje, die de Barbies ontdekte toen hij een jaar of drie, vier was en veel liever met ze omsprong dan ik ooit gedaan had. Ja, hij liet ze soms met elkaar vechten, maar meestal gingen ze samen wandelen, of vliegen, of torens bouwen. Ik hoop dat ze over hun kapsalon-trauma heen zijn gekomen.

matrix
omg we zitten allemaal in de matrix

4 – Me voorstellen dat mijn ouders mijn ouders niet waren
Dit deed ik toen ik wat ouder was, en me allerlei dingen in het hoofd begon te halen over Het Leven. Wat als ik eigenlijk het kind van iemand anders ben? dacht ik dan, en de mensen die mij hebben opgevoed zijn slechts mijn oppas, die mij veilig moeten houden tot mijn echte ouders me komen ophalen? Soms dacht ik ook dat ik geen echt mens was, maar een robot, of ik kreeg een Matrix-gevoel: dan had ik het idee dat alles wat ik om me heen zag niet echt was, of dat ik me in de gedachten of de creatie van iemand anders bevond. Op die momenten schoof er een gek vliesje voor mijn ogen, en leek de wereld om mij heen verder weg, keek ik ernaar alsof ik me achter glas bevond. Ik zag mijn ouders omhuld door deze waas en had het idee dat ik ze helemaal niet kende; dat ze vreemden waren. Meestal kwam het uit het niets en duurde het maar een paar seconden, maar soms kon ik het gevoel oproepen en het net zo lang vasthouden tot ik er een mini-existentiële crisis van kreeg. Ja, ik was een erg vrolijk kind.

oogballen
(gekozen voor dit plaatje vanwege het Duits. via candyxl.com)

5 – Geobsedeerd zijn met mijn oogballen
We zijn nu op het punt aangekomen waarop ik eigenlijk niet meer snap waarom ik dit allemaal aan jullie vertel. Dit moet inmiddels erg goed voer zijn voor psychologen en psychiaters – of doen alle kinderen dit soort vreemde dingen, en ben ik de enige die het zich herinneren kan en/of het opschrijft in een blog? Waarom doe ik dit mijzelf en jullie aan?
Enfin, er was een tijd in mijn leven dat ik niet kon stoppen aan mijn oogballen te denken. Ik las erg veel, ook dingen waar ik eigenlijk te klein voor was (“pap, wat is masturberen?”), en had ergens opgevangen dat je ogen uit hun kas kunnen vallen, als je ze er op de juiste manier uit wipt. Vanaf dat moment moest ik telkens even tegen mijn oogballen drukken als ik niets te doen had en me verveelde, gewoon om even die thrill te voelen. Het moet er bizar uit hebben gezien, ik heb medelijden met mijn ouders – zeker omdat het niet de enige vreemde tic was die ik had. Gelukkig is alles goed gekomen (*ahem*).

weglopen.jpg
Stockfoto van de Volkskrant

6 – Proberen weg te lopen
In de middenbouw had ik een vriendin, J., met wie ik altijd fantaseerde dat we avonturiers waren, die van de koning van Lapland de opdracht hadden gekregen om de wereld te redden. Inderdaad, een logische gedachtegang. (Ik denk wel eens dat ik hier een kinderboek over zou moeten schrijven. Misschien doe ik dat ooit wel.) Op een dag hadden we ons voorgenomen van huis weg te lopen, en wellicht echt naar Lapland te gaan.
We deden een dubbele laag kleren aan (ook al was het helemaal niet koud, maar ja, Lapland hè!), en pakten onze rugzak vol met eten (een Kapitein Koek, een appel, en een pakje sinaasappelsap). “We gaan buiten spelen!” riep ik, heel onschuldig, naar mijn moeder, die waarschijnlijk iets mompelde over dat we voor donker thuis moesten zijn. Tot nu toe ging alles volgens plan. We renden de trap af en liepen langs het speelpleintje – normaal de “grens” van onze bewegingsvrijheid. Ik weet nog precies hoe het voelde om verder te gaan; het was een echt avontuur, en niet gespeeld dit keer.
Echter, na een tijdje doelloos door de buurt gelopen te hebben en bijna ons gehele proviand opgegeten te hebben, begonnen we ons te vervelen. We wisten niet precies waar we waren, zagen overal kinderlokkers, en de koning van Lapland was nergens te bekennen. Het begon ook donker te worden (dacht ik), en ik vertelde J. ernstig dat ik dit toch niet kon doen. Ik moest aan mijn arme ouders denken, die me nu vast heel erg zouden missen, en aan het avondeten, dat inmiddels op tafel zou staan. Mijn maag rammelde.
Toen we thuiskwamen, stond mijn moeder de afwas te doen. “Jullie zijn vroeg thuis!” Ze draaide zich naar ons om, en haar zesde moederzintuig vertelde haar meteen dat er iets mis was. We stonden er waarschijnlijk heel sip bij, met onze dubbele laag jassen aan en een halflege rugzak in onze hand. “Jullie probeerden toch niet weg te lopen?” vroeg mijn moeder, half-ernstig en half-lachend. Ik voelde me enorm schuldig, maar mijn ouders waren er al snel overheen, zeker toen ze de inhoud (of het gebrek daaraan) van mijn tas hadden gezien. Ik had me nog nooit eerder zo opgelucht gevoeld, en nam me voor om nóóit meer van huis weg te lopen. Jullie weten wat er van dat voornemen terecht is gekomen. 

avonturenhelm
Dit zijn LARP-helmen, dus dat past wel, vind ik.

7 – Avonturen uit de lucht plukken
Dit is één van de vroegste “rare acties” die ik me kan herinneren. Mijn beste vriendin E. (met wie ik bevriend raakte omdat we allebei zo van boterhammen met pindakaas hielden) en ik speelden altijd avonturen tijdens de pauze. Onze fantasiewereld was uitgebreid, werd steeds ingewikkelder naarmate we ouder werden, en bleef lang bestaan (langer dan we allebei toe durven te geven, denk ik). Toen we elkaar net kenden, in de onderbouw, ontwikkelden we een bijzondere methode om het verhaal voor ons nieuwste avontuur te verzinnen.
We deden onze avonturenhelm op, en zetten hem aan met de knopjes aan de zijkant. De helm begon te piepen en zoemen, en we moesten rondrennen om ervoor te zorgen dat hij bleef werken. Op deze manier zouden we verhalen uit de lucht kunnen plukken, die dan in ons brein werden geïmplanteerd en door ons “uitgespeeld” konden worden.
“Ik heb er één!” gilde E., of ik, dan. “Waar speelt het zich af?” vroeg de ander. “Middeleeuws Engeland”, zei E. dan vaak, want dat was haar favoriete avontuur (de nerd!), maar we kwamen ook vaak in een bos vol draken terecht, of in de Romeinse tijd.
Kun je je voorstellen hoe dat eruit moet hebben gezien, vanuit het perspectief van de juffen en meesters? Twee mini-mensjes die als een dolle om hun eigen as draaien met hun handen op hun hoofd, onderwijl rare geluiden makend. Het is een wonder dat we niet aan een serieus gesprek werden onderworpen (leve het Montessori-onderwijs!).

Hoewel – het is vast niet het vreemdste wat kinderen ooit gedaan hebben. Afgaand op mijn eigen herinneringen, zijn de meeste kinderen simpelweg niet goed bij hun hoofd. Misschien heb ik geluk, of pech, dat ik nog altijd weet hoe het voelde om deze rare, fantasierijke hersenkronkels te hebben – misschien heb ik ze deels nog altijd. In principe zou ik zó weer mijn avonturenhelm op kunnen doen om een tripje naar de Middeleeuwen te maken. (Kom je mee, E.?) Ik vertel mezelf tegenwoordig dat ik dat vreemde kinderbrein maar moet gebruiken om verhalen op te schrijven, in plaats van ze uit te spelen, en ik hoop dat dat me ooit gaat lukken. 

Volgende keer: Een Dubdate over vorig weekend, toen ik voor het eerst naar de Dublin Pride ging én voor het eerst de de Viking Splash Tour deed. Ik denk dat het ook weer tijd wordt voor een Fems Favorieten, binnenkort, en ik heb ook het plan opgevat om over mijn (ietwat ruige) Dublinse buurt te schrijven. Genoeg kost dus, na een maandlang radiostilte (sorry daarvoor!).