Fems Lijstjes: Gekke (en minder gekke) manieren waarop ik mezelf bezighoud

Fems Lijstjes: Gekke (en minder gekke) manieren waarop ik mezelf bezighoud

Dag lezers van me! Help me eens even? Het is april 2021, toch?

VOORDAT JE VERDER LEEST EVEN EEN DISCLAIMER: Ik begon met het schrijven van deze blog tijdens het paasweekend, en het duurde twee weken voor hij helemaal af was. Tegen die tijd hadden we eindelijk meer vrijheid, en konden we zelfs de bergen in (die gelijk overspoeld werden door alle inwoners van Dublin). Het leven is dus inmiddels ietsje minder saai, en een paar details in onderstaand gezeur kloppen niet helemaal meer. Maar ik ben te lui om het te veranderen. Dat past dan wel weer bij het onderwerp.

OK. WE GAAN WEER VERDER.

Als ik zo om me heen kijk zou het net zo goed januari kunnen zijn. Of april 2020.

Of vorige week.

Misschien wordt het weer eens tijd mijn routine om te gooien. In plaats van een middagwandeling moet ik eens wat vroeger opstaan om in de ochtend een rondje te lopen. Of zal ik mijn laptop eens aan de andere kant van de tafel zetten? Dat breekt zo lekker de week.

Of, ik weet het! Morgen doe ik boodschappen in de andere Lidl. *gniffelt* Ik ben echt lekker gek, dat wisten jullie wel.

Wát zeg je? Was het Pasen? Echt? Welja…Vrolijk Pasen, nog, he. Wat heb je gedaa… ach, nee, laat ook maar.

Sorry, ik werd even afgeleid.

Waar waren we? Oja!

Het was laatst Pasen. De tweede Pasen in lockdown. Vlak na mijn tweede verjaardag in lockdown, ook dat nog! Het was vandaag volgens mij net zulk lekker weer als vorig jaar rond deze tijd, met zon enzo. Gister was het iets minder, waaide het wat harder, volgens mij was de wind ook kouder. Ja, echt wel. Ze zeggen dat het over een paar dagen weer gaat regenen, misschien zelfs sneeuwen! Haha, kun je je dat voorstellen? Sneeuw in…wacht, wat is het, april toch?

Hier, moet je even dit grappige filmpje zien dat van de week door tien verschillende mensen naar me op werd gestuurd: […] O, je had het al gezien. Wel leuk, he? En deze…? [….] Ah, ok.

Oh, kut, wacht even. Kennelijk had ik een video-call met wat vrienden! (Ik dacht dat het gisteren was. Of morgen. Niet vandaag.)

Ben ik weer. Ja, snel. Nee, niemand was er. Haha.

Vind je het okee als ik even een dutje doe? Moet daarna wel even douchen ook. Prima! Tot zo –

[VIJF UUR LATER]

Okee, ik ben er klaar voor. Even m’n biertje opentrekken.

HET EIGENLIJKE BEGIN

Ik wilde dit keer eigenlijk een blog schrijven over iets totaal anders dan C19, iets wat ons allen naar een ander land, ja misschien zelfs een andere tijd zou hebben getransporteerd. Maar zodra ik diep na probeerde te denken, begon mijn hele lichaam te gapen.

Zo voelt mijn leven de laatste paar weken eigenlijk altijd: als een grote gaap. Een grote, wijdopen mond vol slijm en speeksel en donkerte en tanden die je kunnen vermalen en… Nee, dit gaat alweer te ver. Doet m’n arme hersentjes pijn.

Ik bedoel gewoon dat ’t saai is.

Natuurlijk, er blijven leuke dingen gebeuren (soms zelfs NIEUWE, ONBEKENDE dingen, shock! horror!), en ik ben best vaak vrolijk, tevreden, bezig, druk, in beweging, etc, maar het begint nu echt wel te voelen als het uitzitten van…iets. Iets! Geen idee wat precies. Ik kan niet wachten tot we, over een tijdje (een week? een dag? een uur?) weer verder dan 5 of zelfs 20 kilometer mogen reizen. Mijn God, dan kan ik de bergen in! Hoe zagen die er ook alweer uit? Ik zou op dit moment net zo goed in Nederland kunnen wonen, met mijn gebrek aan bergen de afgelopen maanden.

Die bergen die ik op dit moment in de verte zie zijn natuurlijk nep. Een fabeltje van de overheid, een projectie, een hallucinatie veroorzaakt door chemtrails. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit een voet in die zogenaamde ‘bergen’ heb gezet. Fake news.

Je kan nergens de vinger op leggen. Alles gaat langzamer en sneller tegelijk. Mijn brein doet er een stuk langer over om op te starten en vrij simpele taken uit te voeren en dan, poef! is het opeens weer een week later. Ik begrijp er niets van. Heb ik überhaupt nog een baan? Ik heb geen idee.

Alles is dus saai, maar alles is ook nog altijd raar. Als ik me nu in ’t centrum van Dublin begeef, voelt het onwerkelijk. Het is er leger dan normaal en tegelijkertijd lijkt het een festivalterrein, met overal plukjes jonge mensen die op de raarste plekken hun plastic beker bier leegdrinken en/of hun behoefte doen. (Ook heel festival-achtig is het feit dat er VEEL TE WEINIG openbare toiletten zijn en je er altijd honderd jaar voor in de rij moet staan.)

Parkwijn op mijn verjaardag. Hierna moest ik heel nodig pissen.

Niemand houdt zich 100% aan de regels. Er is vaak wel wat gaande en toch is er weinig te doen, behalve wat in het park rondhangen of een kopje koffie halen. Af en toe hoor je iemand wat doms door een microfoon roepen, iets over een corrupte overheid ofzo. Ach wat. Het hoort erbij, denk ik.

Ik ben moe en mijn brein is moe. Is het dan toch waar? Ben ik in slaap gesukkeld door de leugens van Big Pharma en de politici en de MSM? IS FEMKE-DIE-ZICH-ALTIJD-WEL-KAN-VERMAKEN-OP-DE-ÉÉN-OF-ANDERE-MANIER EINDELIJK GEBROKEN?

Ik zou lachen als ik er de energie voor had.

Maar alle gekheid op een stokje, het wordt nu écht wel lastiger, juist nu het einde in zicht is. Ik wil roepen: Schiet toch op! En tegelijkertijd wil ik ook roepen: Wacht nog even! Want ik heb niet het idee dat ik nou helemaal klaar ben om terug te gaan naar het oude, wat dat ook moge zijn.

Het beinvloedt je uiteindelijk toch meer dan je denkt. In lockdown zitten is niet verschrikkelijk, maar op een gegeven moment moet je toch nieuwe uitdagingen hebben, nieuwe dingen zien en doen, nieuwe mensen ontmoeten, en het is niet altijd even makkelijk om jezelf dat op te leggen. (‘Jezelf uitdagen’ is sowieso schier onmogelijk, ik geloof daar niet in. Je hebt altijd een bepaald soort push van buitenaf nodig, bijvoorbeeld een harde deadline.)

Toch zijn er nog manieren om jezelf een beetje bezig te houden. Met stip op nummer 1 staat:

HUILEN

Okee, dat is een grapje natuurlijk, maar het is duidelijk dat ik tegenwoordig nóg veel vaker huil dan gewoonlijk. Soms is het net of ik wekenlang achtereen ongesteld ben.

HA! zegt de kenner nu. Veel vaker dan gewoonlijk? Dat betekent dus dat je volcontinu aan het janken bent? Je huis staat vast blank. HA!

Welnu, kenner. Ten eerste: hou je kop. Ten tweede: geen commentaar.

Ja, okee, okee, ik ben een huilebalk. Of zoals ik het zelf inmiddels graag zeg: Ben in touch met m’n emoties. Ik kom uit een jankfamilie. Ik huil vaak, zelfs in niet-corona-tijden, zelfs als ik niet ongesteld moet worden. Af en toe vind ik het zelfs fijn, opluchtend, ik geef het grif toe. Ik huil als ik verdrietig ben of pijn heb, natuurlijk, maar ook als ik melancholisch ben of blij of gelukkig of boos of ontroerd of verliefd of alleen of gefrustreerd of teleurgesteld of bang of dronken of zenuwachtig of…of…tsja, wanneer eigenlijk niet? Soms voel ik ineens een traan langs mijn wang lopen en weet ik bij God niet hoe die daar gekomen is.

Maar goed, de laatste tijd springen de tranen mij nog sneller in de ogen dan eerst, en er zijn een paar gekke huilmomenten langsgekomen. Vaak had ik zelf niet eens door hoe vreemd ze waren – ik had er Favoriete Ier voor nodig om me er bewust van te worden. Elke keer als ik opkeek van mijn jankmoment merkte ik dat ik met grootse verbazing werd aangestaard.

Hier zijn de drie momenten die me het meest bijstaan:

  1. Een heleboel tranen zijn vergoten tijdens het kijken van films en series (even tussendoor: I May Destroy You was een grote boosdoener, maar wel een enorme aanrader*) en het lezen van boeken, maar het raarste moment dat de sluizen openden tijdens het lezen, was toen ik een boek over kosmologie doorspitte. Het idee dat het heelal blijft uitdijen, en de aarde daardoor over een eeuwigheid in totale eenzaamheid in het universum zal hangen, deed ’t ‘m.
  2. Toen ik vorige maand voor de eerste keer vanuit ’t buitenland stemde, was ik eerst heel enthousiast. Ik kon niet wachten om me weer eens buiten de gebaande paden te begeven – ik kon tijdens mijn dagelijkse wandeling eens ergens anders heen lopen, namelijk naar de Nederlandse ambassade, om mijn stem in te leveren. Uiteindelijk bleek alles gesloten te zijn, maar dat gaf weinig: het was een avontuur. Als vanouds was ik compleet last-minute met alles invullen en printen, dus het voelde weer even als pre-Covid-tijden. Heerlijk, non-Covid-gerelateerde stress! Het grootste probleem was dat ik niet kon kiezen wat te stemmen, en dat was waar de tranen te pas kwamen. F.I. kwam thuis en zag mij in een waterig wanhoopje op de grond zitten, omringd door kieslijsten en partijprogramma’s, verwoed alle kieswijzers en Zondag met Lubach-afleveringen doorspittend. Gelukkig heb ik door de zure appel heen kunnen bijten.
  3. Maar het ergste is dat ik tegenwoordig zo ingesteld ben op het vullen van mijn maag (nog meer dan eerst), dat elk miniem gebrek aan eten me meteen een monster maakt. Toen ik er tijdens mijn ‘lunchpauze’ achter kwam dat mijn ijsbergsla half verrot was, en ik dus geen salade kon maken, barstte ik in een dramatisch gejank uit. Het moet hebben geklonken alsof ik net had gehoord dat mijn gehele familie uitgemoord was. Arme F.I.
De reden van AL MIJN ZORGEN

*Michaela Coel is sowieso geweldig. Haar eerdere, maffe serie Chewing Gum zorgde er gelijk voor dat ik fan werd. En omg, ‘I May Destroy You’ zit zo goed in elkaar. Coel is ook nog eens heel grappig en ziet er altijd fantastisch uit. *MINI-VERLIEFDHEID-ZUCHT*

GAME NIGHTS

Er is iets heel geks met mij gebeurd en dat is dat ik ineens helemaal weg ben van bordspelletjes. Iedereen die mij een beetje kent, weet dat dat bijna gelijk staat aan een totale persoonsverandering. Okee, bepaalde spellen kon ik nog wel aan, maar over het algemeen was ik erg kieskeurig. (Dat komt ook omdat ik, eerlijk is eerlijk, niet goed tegen mijn verlies kan.) Dat was vroeger een groot verdriet voor broertje T., die al van jongsaf aan probeert iedereen in het gezin enthousiast te krijgen voor een potje Risk of Catan, dat nooit voor elkaar kreeg, en uit arren moede maar zijn knuffels inschakelde om met hem ‘mee te spelen’. Gelukkig hebben we dit jeugdtrauma tijdens de kerstvakantie enigszins kunnen verlichten, want mijn enthousiasme is groots opgelaaid – inmiddels zelfs nog meer! Tijdens de saaie eerste paar maanden van het jaar besloten we met onze buur-vrienden een wekelijkse game night te organiseren. De buurman, R., is een type dat zich snel vastbijt in een nieuwe obsessie, en dus werden er wekelijks nieuwe spellen aan zijn deur bezorgd. “Deze krijgt een hele hoge rating op Board Game Geek, maar hij heeft wel een vrij lage moeilijkheidsgraad!” vertelde hij ons dan, met glinsterende ogen. Hij pluisde alle handleidingen door (ook fijn, want spelregels doorlezen is een andere reden dat ik veel spellen haatte), en zorgde ervoor dat er altijd iets nieuws te doen was. Onze kleine, semi-illegale bijeenkomsten worden zelfs voortgezet nu de buren verhuisd zijn. Het heeft iets heel prettigs om tijdens een grauwe werkdag te beseffen dat je over een paar dagen weer kan doen of je in een middeleeuwse taveerne werkt, of een vogelspotter bent, of een vliegtuigmaatschappij bezit in de jaren 60! (mijn drie favorieten – mocht je ook van bordspelletjes houden, check ze!) Het helpt ook mee dat ik tot nu toe nog nooit verloren heb, en bijna altijd win, maar dat terzijde (*hair flip*). Onze nieuwste ontdekking zijn escape room-kaartspellen, die velen male beter zijn dan ik had verwacht. Creepy muziekje op, timer aan, en het voelt net of je in een echte room zit.

GOOD CRAFTY-NOON!

In het verlengde van de ‘game nights’ hebben de buren en ik eveneens een zogenaamde ‘crafter-‘ of ‘crafty-noon’ opgezet. Ex-buuf R. en ik drinken thee, eten bonbons, zetten relaxte muziek op, en knutselen maar! Ik ben op het moment verslaafd aan de bouwpakketten van Tiny Ireland, en ben van plan me hierna in het koninkrijk der knipselkunst te begeven. R. is bezig met borduren. Heerlijk kneuterig en 19e-eeuwse-roman-achtig allemaal! Hou je hart trouwens vast, want het kan best zijn dat ik je in de toekomst wellicht een bouwpakket of zelfgemaakte knipsels zal sturen.

HORROR DOOR DE JAREN HEEN

Omdat ik vond dat ik te vaak halfdood/laveloos voor de tv hing, zonder dat ik echt had nagedacht had over wat ik wilde zien (niet dat daar iets mis mee is – soms nog steeds erg fijn), besloot ik samen met F.I. een ‘filmproject’ te beginnen. Vlak na Halloween vroegen we ons af waar het horror-filmgenre nou precies begonnen is, en hoe het zich door de jaren heen ontwikkeld heeft. (Intellectuele gedachten, niet? Dat komt omdat wij een heel intellectueel huishouden zijn, tenminste, op de momenten dat ik niet als een klein kind aan het jammeren ben over eten.) Dat resulteerde in een lijst van ‘beste horrorfilms van het jaar’ vanaf 1920. We proberen elke week een ander jaar te bekijken; een extra regel is wel, dat we beiden de film niet al eerder gezien mogen hebben. Dat gaat nog lastig/interessant worden zodra we in recentere jaren terechtkomen, maar dat is van later zorg – we zijn nu toch pas in 1936. Vraag me niet hoe, maar we hebben ons door tien jaar zwijgende films heen gekeken! En, idioter: een groot deel daarvan was nog het kijken waard ook! Helaas zal het denk ik nog wel even duren voor we een film tegenkomen waarin de vrouwelijke hoofdpersoon niet elke vijf seconden flauwvalt, of het monster op iedereen af stuurt door keihard te gillen. (De grootste boosdoener wat dit betreft was The Black Cat. De actrice had de makkelijkste baan ooit, want ze was 90% van de tijd buiten westen en werd door allerhande mannen overal naartoe getild.)

De lijst is natuurlijk niet compleet zonder de klassieker Nosferatu (1922)

ECO-LOCO

Ik zit, zoals zoveel mensen, het grootste gedeelte van de dag thuis, dus ik werd me ineens nog veel meer bewust van alle plastic troep die je elke dag gebruikt. Het begon met de cups in onze koffiemachine: voor je het wist hadden we een heel pak van achttien doorgewerkt. F.I. kocht in een oprisping herbruikbare cups, en dat maakte iets bij mij los. Jawel. Hoewel ik weet dat ‘een betere wereld begint bij jezelf’ niet helemaal opgaat voor eco-dingen (HET ZIJN DE GROTE BEDRIJVEN DIE AANGEPAKT MOETEN WORDEN etc.), voelt het toch fijn iets minder afval te vergaren elke week. Zoals jullie je wellicht herinneren had ik in een ver, grijs verleden het voornemen om zero-waste te gaan leven. Dat voornemen is nooit helemaal weggegaan, al is het a) vaak ingewikkelder/arbeidsintensiever dan je denkt en b) werkelijk ONEINDIG. Als voorbeeld van het tweede: ik zit in een zero-waste-groep op FB, en kwam er achter dat zelfs postzegels lastig afval zijn – hoewel ik gelijk ook leerde dat je in Nederland handgeschreven postzegelcodes mag gebruiken. Wat een wereld! Mijn eco-loco-heid is weer geheel opgelaaid, en ik probeer elke maand een ander plastic-, wegwerp- en/of schoonmaakvoorwerp in huis te vervangen met iets duurzamers. Mijn favorieten van de laatste tijd zijn shampoozeep (die ook nog eens mijn haar echt shiny-as-fuck maakt), herbruikbaar maandverband (terug naar de tijd van je overgrootmoeder!), tandpastatabletten (hoewel dat ook aanvoelt of je elke dag een medicijn slikt, maar wie weet helpt het placebo-effect om de lockdown draagzamer te maken), en mijn allerliefste lievelings, het laundry-egg.

Een klein eco-hoekje

DRINKEN (IN HET PARK, IN DE KOU)

Zoals ik al zei, zitten de Dublinse parken en straten vol – en ik doe er gretig aan mee! Eerst was er alleen koffie beschikbaar, maar algauw besloten de guards dat het onmenselijk was om de Dubliners in deze barre tijden boetes op te leggen voor publiekelijk drinken, dus alcohol werd oogluikend toegestaan. Inmiddels hebben de pubs een maas in de wet gevonden waardoor ze takeaway pints kunnen verkopen. Zolang je niet vlak voor de kroeg gaat staan drinken (wat ‘terrasvorming’ zou zijn, iets wat op het moment verboden is), ‘mag’ het. Laat het aan de Ieren over om altijd een manier te vinden om te kunnen zuupen! Nu moet het weer nog meewerken, want dat waterige zonnetje dat de laatste tijd op onze bolletjes schijnt draagt niet echt bij aan de festivalsfeer.

Mijn eerste Guinness sinds maanden!

BOEKRECENSIES SCHRIJVEN

Dit klinkt grandiozer dan het is, want ik heb natuurlijk geen echte website, of contract bij een krant of tijdschrijft (hallo!). Nee, ik schrijf sinds kort korte recensies op Goodreads. Dat is eigenlijk een kutplek, want omdat het voor iedereen toegankelijk is zit het vol mensen die niet snappen hoe boeken werken, maar het schrijven houdt me van de straat. Daarnaast stop ik veel tijd in het creëren van mini-reviews en boekenfoto’s op mijn zogenaamde bookstagram. Het is niet overdreven te zeggen dat dat me door een groot deel van de winter heeft gesleept. Het is fijn tussen allerlei andere boek-nerds te zitten en na te denken over wat ik lees, en waarom ik iets nou precies zo goed of slecht vond. Het zet m’n dorre hersentjes aan het werk en dat is tegenwoordig een nog groter goed dan gewoonlijk. Ik moet wel zeggen dat ik er bijna weer genoeg van heb – waarschijnlijk stop ik er mee zodra de wereld weer wat normaler is. Instagram is nou eenmaal een vervelende plek, vol mensen die constant moeten laten zien hoe cool en woke ze wel niet zijn, en waar iedereen elkaar napraat en bezig is met algoritmes. Je wordt er gauw door aangestoken, dus ik wil weg voor het te erg wordt. Het boekenhoekje is niet veel beter – je ziet continu dezelfde boeken voorbijkomen, en net als op Goodreads zeggen mensen er soms de domste dingen over – al is men er ietsje meer zichzelf. Hm. Zoals je merkt is deze bezigheidstherapie op zijn retour, dus geniet ervan voor het te laat is.

STEP IT UP

Tegenwoordig ligt er zoveel nadruk op ‘gezondheid’ en het onderhouden van ’t ideale lichaam, dat ik er bijna zin van krijg om de hele dag op de bank te liggen en me vol te proppen met chocola. Dat doe ik nog steeds wel, hoor, wees gerust, maar ik moet toegeven dat lichaamsbeweging altijd prettig is en de dag een beetje beter maakt. Het hoeft, in mijn geval, niet eens veel te zijn: een beetje yoga hier, een beetje wandelen daar, beetje oefenen met m’n plank. (Ik zit er ook aan te denken om, rijkelijk laat, mee te doen aan de rollerskate-trend. Heb al wat onderzoek gedaan naar mooie skates. Ben er misschien iets te oma-leeftijd voor, en waarschijnlijk ook te onhandig, maar dat mag de pret niet drukken.) F.I. en ik zijn onlangs begonnen met elkaar ‘uitdagen’ voor een step-challenge – all the rage – wat erop neerkomt dat we binnen een bepaalde tijd zoveel mogelijk stappen moeten zetten. Het ‘dwong’ me om de deur uit te gaan en nieuwe routes te verkennen, maar nu heb ik even een pauze ingelast. De reden? F.I. is weer bezig met opgraven, en dat betekent dat hij elke dag zoveel heen en weer loopt dat ik hem nauwelijks in kan halen. En zoals ik zei kan ik niet tegen mijn verlies. Vandaar.

EEN PAAR ANDERE DINGEN

Voornamelijk dutjes doen, voor me uit staren, onzinnige dingen bestellen, en alle afleveringen van Drag Race doorspitten.


Ik hoop dat dit iedereen een beetje geinspireerd heeft! Vergeet niet, er is licht aan het einde van de tunnel: we zijn de corona-shit bijna voorbij. Volgende keer (ergens in juni) zal ik proberen weer eens iets anders te doen – ik denk er aan om iets te schrijven over Ierse muziek. Of willen jullie liever weer een Iers verhaaltje uit de oude doos horen? Laat het me weten via de comments. Tot gauw!

Jaaroverzicht van een Verloren Jaar

Jaaroverzicht van een Verloren Jaar

Lezers!
Ik heb al maandenlang niets geschreven. Dat hoef ik jullie natuurlijk niet te vertellen, want ik weet dat jullie met smart op mijn nieuwe blogpost zaten te wachten. En dat in dit toch al [voeg negatief bijvoeglijk naamwoord naar keus in] jaar! O, wat erreg – op de een of andere manier zijn de laatste vier maanden door mijn vingers geglipt, en ik heb geen idee waar ze gebleven zijn. Dat zal wel een herkenbaar gevoel zijn, neem ik aan – de tijd doet rare dingen met 2020. Sommige maanden leken jaren te duren, anderen waren in een poep en een scheet voorbij, en ik heb nog altijd het idee dat het eigenlijk nog maart hoort te zijn.

Sinds een paar dagen ben ik weer in Nederland, net op het nippertje denk ik, en ik zit nu in isolatie bij mijn ouders thuis. Vandaag heb ik me lekker in m’n neus laten poeren, voor de zekerheid, want ik wil het toch niet op m’n geweten hebben iedereen (nou ja, die paar mensen die je kan zien) bij het kerstdiner aan te steken. Er hangt een heel andere sfeer in Nederland dan toen ik hier in september was; ik ben benieuwd of het me gaat lukken om weer naar Ierland te komen, over een paar weken. Ik neem het maar zoals het komt!

Liever zou ik iets vrolijks schrijven over kerstdiners en dat soort dingen, maar eerlijk gezegd ben ik daar niet zo in de stemming voor. Dit hele jaar stond natuurlijk simpelweg in het teken van The Rona, en ik vind het raar om dat uit de weg te gaan. Al met al was het niet helemaal een verschrikkelijk jaar – niet voor mij, in ieder geval. Er waren betere periodes, er waren mindere periodes. Sommige momenten waren stiekem best fijn. Andere waren verbazingwekkend klote. Ik kan niets zeggen over anderen, alleen over mezelf, want voor iedereen was het toch weer anders: dat gezanik over dat we allemaal in hetzelfde schuitje zaten, slaat natuurlijk nergens op. Zelfs de mensen die het dichtst bij mij staan hebben dit jaar net weer anders ervaren. Ik ben dan – over het algemeen – ook maar opgehouden met me druk maken over wat anderen uitspoken of denken tijdens deze crisis.

Dit klinkt allemaal erg serieus en dat zijn jullie misschien niet zo van me gewend, maar ik beloof dat er ook lichtpuntjes in deze blog te vinden zullen zijn. Dit is mijn jaaroverzicht van een verloren (of misschien toch niet zo heel erg verloren) jaar, en de rollercoaster aan emoties die ’t met zich meebracht.

TERUG! DRAAI TERUG! SNEL VOOR HET TE LAAT IS!

Januari en Februari: Grootse Plannen

Het jaar begon met grootse plannen en een boel geregel. Ik had een klein dipje vlak na de kerstvakantie, vanwege het grote duistere gat dat je altijd tegemoet straalt na de feestdagen (gezellig begin, hè?), maar daarna ging ik er met volle kracht tegenaan. Ik was van plan veel te sparen en dan een tijdje vrij te nemen om vrijwilligerswerk te gaan doen in de zomer en nazomer: helpen bij het internationaal boekenfestival, op een kasteel in de Ierse countryside, in de soepkeuken en bij de ‘canal clean-up’ in de stad. Misschien zou ik er een klein bijbaantje bij nemen, af en toe weer eens opgraven, of wie weet zelfs weer oppassen – ik miste kinderen in mijn leven. Elke maand zou ik mezelf een nieuw doel stellen: januari was alcohol-loos, februari de vega-maand, in maart zou ik geen boeken kopen. Ik wilde weer vaker de natuur in, lange-afstands-wandelingen maken in zowel Ierland als het buitenland, en inspiratie op doen voor verhalen. Ik stortte me op mijn wekelijkse tapdans- en yogalessen. Ik ontdekte audioboeken, waardoor mijn leesritme op een nog hoger niveau kwam te staan. Ik dwong mezelf in de trein van werk naar huis aan mijn eigen boek te werken, en dat ging verbazingwekkend goed.

God, ik had zelfs een sollicitatiegesprek ergens in januari, in een kamertje met maar liefst drie andere mensen! Ze gaven me water uit een kan die we deelden! Ik hoefde niet eens alles te ontsmetten, ik kon mijn interviewers een hand geven, en zelfs op minder dan 2 meter afstand naast ze lopen. Wat een wereld! Ik kreeg de baan niet, maar dat bleek achteraf maar beter te zijn: ik hoorde van een oud-collega, die wel door kon naar de volgende ronde, dat ze er geen goed gevoel bij kreeg. Haar tweede gesprek duurde bijna vier uur en het was net of ze bij de psycholoog zat – ze ondervroegen haar tot in detail over haar hele levensloop, tot aan haar leaving cert [examen]-resultaten aan toe.

Op weg naar m’n solli

Zelfs in het begin van het jaar was er al wat reuring over corona. Kan je je het nog voor de geest halen? Ik wel. Een goede vriendin van mij datete (lelijk woord) een jongen die voorspelde dat het ‘Chinese virus’ wel snel naar Europa zou komen. Wij grinnikten er een beetje om. Op kantoor vroeg een nerveuze collega in onze wekelijkse vergadering wat de plannen waren voor de komende tijd: moesten we misschien thuis gaan werken? We grinnikten er een beetje om.

Totdat de 29e februari aanbrak en het eerste corona-geval in Ierland werd ontdekt.

Maart: Lockdown-Verjaardag

Maart was een maand die in mijn gedachten opgedeeld is in twee delen. De eerste twee weken waren als een droom, of de stilte voor de storm. Op kantoor waren nu meer mensen nerveus, maar er werd nog niet veel mee gedaan. De gevallen stapelden zich op en mensen om me heen kregen klachten (die toen nog beperkt waren tot koorts en hoesten). Mensen postten grappen op internet over het virus – ik moest lachen om een flauwe meme met de tekst “don’t worry, we don’t have corona! We’re just speaking Dutch!” Het grote wc-papier-inslaan begon. Toch bleef alles nog zo’n beetje hetzelfde – bijna hetzelfde.

Samen met Favoriete Ier en twee vrienden ging ik naar een kasteel in de buurt van Dublin. Het was een fijn uitje, maar er hing een vreemde sfeer. Alsof we al aanvoelden dat dit misschien ons laatste tripje zou zijn. De Ierse lente deed zijn best om die gedachten uit ons hoofd te waaien. Tevergeefs: het gesprek ging toch telkens weer over corona (niemand noemde het nog covid). “Gek he, dat het nu toch hier is”, zeiden we. “Maar gelukkig is Ierland niet zo druk. En we zitten op een eiland, ze kunnen het vliegveld sluiten enzo. Het zal allemaal wel meevallen.” Later ging ik ook nog naar een whiskey-proeverij, omringd door een heleboel anderen. Men grapte op typisch zwartgallige Ierse wijze over besmettingen. Little did I know dat dat mijn laatste pubbezoek zou zijn…voor een hele lange tijd.

In de tweede helft van de maand barstte het los. Toevallig had ik het net voor elkaar gekregen om sowieso elke week een dag thuis te werken – en toen werd me meegedeeld dat ik dat de komende tijd maar moest blijven doen. Ik deed mijn eerste paar afzeggingen toen St Paddy’s Day werd opgedoekt: cancelde met pijn in het hart mijn trip naar Glendalough en mijn verjaardagsfeest, en ook mijn ouders konden niet meer op bezoek komen. Mijn huisgenootje J. en ik waren nu op elkaar aangewezen, en hadden het prima voor elkaar: wandelingetjes maken in de buurt, bier drinken, The Witcher kijken, en elkaar vertellen over de nieuwste ontwikkelingen: “Heb je gezien dat er nu een rij staat voor de supermarkt?” Ik bakte cupcakes voor mijn eigen verjaardag, J. kocht een klein kadootje, en ik zong een verjaardagsliedje – met vreemde trots kan ik zeggen dat ik een van de eerste isolatie-jarigen in Ierland was.

J. besloot uiteindelijk naar zijn ouders in Tipperary te gaan. Hij stuurde me een foto vanuit de trein: afgezien van hem was de coupé helemaal leeg. Ik had drie dagen lang de tijd van mijn leven: bestelde dozen vol verjaardagskadootjes voor mezelf, luisterde muziek, speelde spelletjes en probeerde mezelf in beweging te houden. Helaas, zoals ik in een eerdere blog al beschreef, verzwikte ik mijn enkel toen ik aan het touwtjespringen was (ik heb er nog altijd last van – een leuk souvenir uit 2020). Dat was het begin van minder goed nieuws: een totale lockdown zat eraan te komen. Vriendin S., die ook alleen thuiszat, vroeg me beleefd of ik het nog steeds okee zou vinden als ze een tijdje bij mij zou crashen – ik had het haar eerder die week al voorgesteld. “Ben je gek, natuurlijk!” riep ik uit, opgelucht.

Onze lockdown, 27 maart 2020, begon op typische Fem en S.-wijze: S. verdween van de aardbodem nadat ze me verteld had dat ze onderweg was. Ik probeerde haar te bereiken op haar telefoon terwijl ik gestrest alle nieuwsberichten doorspitte: VANAF VANNACHT GAAT ALLES OP SLOT! schreeuwden de koppen. Het was inmiddels 10 uur ’s avonds. S.’s telefoon ging over, maar ze nam niet op. Ik liep naar buiten om te checken of ze wellicht voor de deur stond. Het was doodstil. Ik maakte nog een biertje open. Mijn Whatsapp-berichtjes kwamen niet aan. Het was half elf. Er werd aangeklopt.

Een verwaaide S. stond voor de deur, een enorme backpack op haar rug en een fles wijn in haar hand. “Sorry, de supermarkt was druk en mijn telefoon viel uit, en toen kon ik je huis niet meer vinden, alles lijkt hier op elkaar”, zei ze ademloos. Twee oudere Ieren hadden haar godzijdank de weg gewezen. We ploften op de bank, en keken onze eerste lockdown-film van het jaar: Beetlejuice. (‘Jump in Line’ van Harry Belafonte is nog altijd onderdeel van de soundtrack van dit jaar voor mij.)

April: De Wereld Staat Stil

Deze maand leek eeuwig te duren. Als ik erop terugkijk, voelt het alsof het zich afspeelde in een andere dimensie, of op een andere planeet waar elke maand vijf aardse jaren duurt.

Het is wellicht gek om te zeggen, maar ik vond het heerlijk om thuis te zitten – al weet ik dat ik veel geluk heb gehad. Donaghmede, waar ik toen nog woonde, is niet de mooiste buurt van Dublin, maar het is ruim, rustig en dicht bij de zee. Ik kon thuis werken, in een apart kamertje. Ik was niet alleen. Ik had een tuin! Natuurlijk was het ook stressvol: mensen thuis in Nederland werden ziek, andere vrienden hadden het moeilijk, we konden nergens heen, het nieuws bleef maar hogere besmettingsaantallen rapporteren, we hadden geen idee wat ons te wachten stond, en onze lockdown leek nooit te zullen eindigen. S. was net begonnen aan een nieuwe baan, en had geen idee of ze ontslagen zou worden of niet. Het werd ons soms teveel: S. stond elke paar dagen op het punt toch maar naar huis te racen; en ik gooide een avond op typisch dramatische Fem-wijze alle peperkorrels door de keuken. (Weken later vonden we ze nog overal verspreid door het huis, van de wasmachine tot aan de bank.)

Corona-werkkamertje/nest

Toch was het voornamelijk rustig en relaxed. S. en ik vervielen al snel in een routine. April ging voorbij in een waas van koffie-ochtendjes, zelfgebakken taarten, lange wandelingen (elke keer weer ietsje verder), dagelijkse uitjes naar de supermarkt (mijn nieuwe audioboekverslaving kwam goed van pas in de rij), heerlijke vega gerechten, Community-avondjes, tuin-zonnebaden, puzzels van 1000 stukjes, rum en wodka-misbruik (je moet toch wat), hervonden hobby’s, spelletjes (mijn moeder stuurde mij een Nintendo Switch op, en dat was het begin van mijn Stardew Valley-nachten), bizarre instagram-posts van celebrity’s, video-belletjes, en andere kleine geneugtes.

Mijn langste supermarkt-rij duurde trouwens twee-en-een-half uur, dat wil ik wel even gezegd hebben.

Kun je je trouwens herinneren dat alles in die tijd nog mondkaploos was? Gek, he. En kun je je herinneren dat iedereen – nou ja, bijna iedereen – zich aan de regels hield? Dat alle straten leeg waren? En al het openbaar vervoer ook? S. en ik durfden er niet eens aan te denken om in de bus te gaan zitten. Dat is nu nauwelijks voor te stellen.

Mei en Juni: De Realiteit Dringt Door

In mei kreeg ik eindelijk de volle lockdown-lading voor mijn kiezen. Het moest ooit gebeuren. S. wilde na vijf weken weer naar haar eigen huisje toe, en hoe moeilijk ik het ook vond, ik snapte het helemaal.

We sloten onze lockdown af met de langste wandeling sinds tijden – we mochten eindelijk weer een paar kilometer verder. Ik zwaaide S. uit toen ze, mondmasker en al, in de bus stapte. (Die maskers waren overigens ongelofelijk lastig te vinden – alleen het postkantoor had er een paar op voorraad.) Ze stuurde me geërgerde berichten vanaf haar thuisfront: een grote groep Spaanse studenten had haar trap in beslag genomen om te drinken en feesten. Het voelde als een totaal andere wereld.

De Laatste Wandeling

In Donaghmede bleef het stil. Geen Spanjaarden voor mij. Ondanks videobelletjes en dagelijkse telefoongesprekken met Favo Ier bleef de eenzaamheid me bij de keel grijpen. Twee weken zou de lockdown nog duren. Uit arren moede stortte ik me op Stardew Valley, online spelletjes en ‘tiny wines’, wat een beetje soelaas gaf. (In SV konden Favo Ier en ik samen een boerderijtje beginnen, waardoor het toch nog voelde of we bij elkaar op bezoek konden.) Ik kreeg een rotbericht van mijn landlady: het huis, dat al tijden te koop stond, was verkocht. Ik kon waarschijnlijk nog wel even blijven, zei ze, maar het voelde toch niet goed – zeker niet toen de makelaar op stel en sprong langs wilde komen, middenin de lockdown, en niet naar mij luisterde toen ik zei dat ik dat niet prettig vond. (Trut.)

Toen sloeg alles plots weer om naar het goede. Eerst werd onze ‘bewegingszone’ verder uitgebreid, en mochten we weer mensen zien. Voor het eerst in maanden kon ik buiten rondhangen met vrienden, en, niet te vergeten, met Favoriete Ier! Al moesten we onze maskers op, want hij had te horen gekregen dat zijn beide huisgenoten positief waren getest. Ik strooide per ongeluk zand in zijn oog, en toen moesten we allebei enorm nodig piesen nadat we een biertje hadden gedronken, dus verder was het allemaal als vanouds.

Een week later kreeg F.I. te horen dat hij weer aan het werk mocht, en maakten we een stiekeme treinreis naar de andere kant van het land om zijn auto op te halen bij zijn moeder (ikzelf hield een fiets over aan deze rit, wat me een geheel nieuwe bewegingsvrijheid gaf). Ik kon echter niet erg van het tripje genieten, want ik was continu bang dat ik iedereen aan zou steken of dat we teruggestuurd zouden worden naar Dublin. De conducteur kwam halverwege de reis, toen ik met mijn ouders aan het bellen was, streng op me af, en ik dacht: nu zullen we het krijgen. Hij boog zich naar me toe en zei: “Could you be a bit quieter, please.” Thank God!

Daarna werd ik zelf weer vrijgelaten! Ik mocht toezicht houden op een bouwplaats in Howth, om ervoor te zorgen dat ze niet per ongeluk een archeologische vindplaats zouden verstoren. In de praktijk betekende het dat ik 90% van de tijd door de buurt rondliep, urenlang audioboeken luisterde, op instagram alle Black Lives Matter-posts doorspitte, sloten baristakoffie (eindelijk weer!) dronk, en awkward praatjes maakte met iedereen die de pech had zich in mijn directe omgeving te bevinden. De overige 10% stond ik te kijken naar hoe drie schonkige mannen veeeeeel te dicht op elkaar in een geul sprongen om een waterleiding aan te leggen. Het voelde vrij en vreemd, bijna of ik iets illegaals deed: ik kreeg zelfs een tan van al het buitenzijn, wat al helemaal verkeerd voelde, en werd fit van al het fietsen en wandelen. Op grotere schaal leek het of er in de wereld iets heel belangrijks aan het veranderen was. Die werkmaand voelde opnieuw als een droom.

Moe maar voldaan

En dan, last but certainly not least: half juni vond ik een nieuw appartement, samen met Favo Ier. Ik heb daar in een eerdere blog al veel uitgebreider over geschreven, al valt het nog altijd niet in woorden uit te drukken hoe fijn dit was. Alle zorgen gleden in een keer van mijn schouders: ik zou niet op straat belanden, en als er een tweede lockdown zou komen, hoefde ik Favo Ier nu niet te missen. Wat een geluk! Ik zei ‘bye bye’ tegen Donaghmede met een laatste S. en Fem-avondje, bijna precies zoals we onze lockdown begonnen waren: S. kwam haar spullen ophalen, we dronken een fles wijn leeg, keken Community, en wandelden door de buurt. De perfecte afsluiter.

Juli en Augustus: Adempauze?

Stuk voor stuk ging alles open. Was dit nu die langverwachte adempauze waar ze ons op voorbereid hadden? Opeens kon bijna alles weer: ik zette na vier maanden weer voet in een pub, ging op bezoek bij mensen thuis, reed met Favo Ier de bergen in, ging brunchen, en bezocht – hallelujah! – de boekwinkel. We gingen ‘op vakantie’ in een hotel bij ons om de hoek. Ik genoot van het inrichten van ons nieuwe huisje. In augustus begon ik ook aan mijn favoriete tijdverdrijf van de afgelopen maanden: het schrijven van mini-boekrecensies op mijn instagram-account. Het hield me bezig en van de straat.

Maar het was niet alles pret wat de klok sloeg. Samen met de zomer begon ook De Grote Ergernis. Men begon te morren en te zeuren – ik incluis. Regels werden onduidelijk. Er werd geharreward met ‘tiers’, ‘levels’ en verschillende soorten lockdowns. Ja, Lubach zei later dit jaar dat Ierland een goed systeem heeft, maar voordat ze zover waren had dat heel wat voeten in de aarde. Hoewel ik op de hoogte probeerde te blijven, en het zo gelaten mogelijk over me heen liet komen, had het toch wel degelijk invloed op me: de verwarring en de onzekerheid waren in de zomer zelfs groter dan tijdens de eerste lockdown. Soms had je geen idee waar je aan toe was, of wezen anderen je op een vreemde regel, of werd je gek van het feit dat anderen deden alsof alles normaal was. Nee, het was niet normaal! Ja, ik kon naar de pub – naar gastropubs, niet naar ‘wet pubs’ die alleen drank schonken, die moesten dicht blijven (de term bezorgt mij nog altijd rillingen, net als ‘the new normal’ en ‘staycation’). Ja, ik kon bij mensen langs – maar er gold een bezoekerslimiet. Ja, ik kon de bergen in – maar dat was ook het enige uitje dat mogelijk was, en duizenden anderen waren op hetzelfde idee gekomen. Ja, ik kon brunchen – maar je moest boeken, en alle socially distant tafels stonden ongezellig ver van elkaar af. Ja, ik kon naar de boekwinkel – maar ook daar was het niet normaal, want er golden looprichtingen en een mondkapjesplicht, en de tweedehands afdeling was gesloten. Kleinigheden, first world problems, toegegeven, maar wel kleinigheden die je continu met je neus op de feiten drukten. Veel dingen konden, maar veel dingen konden ook nog steeds niet. Het leven bleef wat saai.

Tsja, je kon simpelweg niet vergeten dat er iets ernstigs gaande was – en maar goed ook! De Grote Ergernis keerde zich eveneens tegen de mensen die wel aan geheugenverlies leken te lijden. Ik ergerde me soms dood aan diegenen die vrolijk op vakantie gingen of regels aan hun laars lapten. (Daar ben ik nu vanaf gestapt, want je kan je blijven ergeren, en ik heb me zelf ook niet altijd voorbeeldig gedragen.) Ik ergerde me ook aan het niet-al-te-zomerse weer in Ierland: de weergoden leken ons te willen waarschuwen met hun continu gedruil. Blijf binnen, alsjeblieft! Maar ja, een beetje regen heeft geen Ier ooit tegengehouden, en dat was tijdens deze maanden nog duidelijker dan gewoonlijk.

Ierse zomer

September: Coronederland

Deze maand kon ik eindelijk weer naar Nederland! Gelijk voelde ik me al schuldig, want ik had net twee maanden lang gekankerd op vakantiegangers. (Maar voor mij is het anders…toch? TOCH?)

Het was nog een heel gedoe om uit te vinden wat ik allemaal nodig had voor mijn vlucht – het formulier dat ik meenam werd uiteindelijk nergens gecontroleerd. Dublin Airport was spookachtig leeg: mijn voetstappen weergalmden door de terminal toen ik naar de gate liep, begeleid door duidelijk hoorbare muzak die zich niet met andere achtergrondgeluiden kon vermengen.

Leeg.

Nederland voelde als een klein paradijsje, met een donker randje. Nu snapte ik waarom mensen niet altijd begrepen waarom ik zo opgesloten zat in mijn Ierse huis. Het was hier een stuk vrijer! Alles was open en je kon overal naar binnen. Er was bijna geen mondkapje in zicht. Was dit soms een parallel universum?

Ik genoot van de vrijheid. Wat was het fijn om vrienden en familie te zien! Om voor het eerst in maanden weer dronken te worden met een groter groepje mensen! Om naar een museum te kunnen! Om niet overal een tafeltje te hoeven boeken! Om je mondkapje te kunnen vergeten zonder dat het uitmaakt! (NB – Ik heb echt geen hekel aan mondkapjes, ik vergeet ze gewoon vrij vaak.)

Maar het donkere randje bleef zichtbaar. Ik was ook vaak gestrest als ik mij naar buiten begaf, en extra voorzichtig. Niet dat ik bang was: het was eerder dat er in mijn achterhoofd speelde dat dit niet lang kon duren. Ik zag de ‘corona-gekkies’ op het nieuws en De Grote Ergernis kwam gelijk weer opzetten, als oprispend maagzuur. Ik was verbaasd dat zoveel mensen om me heen semi-sceptische geluiden lieten horen. Wat is er aan de hand met Nederlanders? Waren wij niet een volk van regeltjesliefhebbers? Van de schouders eronder zetten? Het voelde niet goed. En toen ik de laatste paar weken van mijn verblijf van steeds meer mensen hoorde dat ze positief getest waren, voelde ik de bui al helemaal hangen.

Toch was het een fijne maand. En godzijdank was ik net op tijd om #vriendenpeople-gate van dichtbij mee te maken.

Oktober en November: Onder de Mensen

Terug in Ierland was het wennen. Net op het moment dat ik thuiskwam, ging het in heel Europa weer loos. Nu was het moment dat het groene eiland het goede voorbeeld gaf aan alle andere landen: er werd druk gepraat over een nieuwe lockdown. Na Paddy’s Day nu ook geen Halloween? Het moest niet gekker worden.

Halloween op afstand

Ik zat in quarantaine en hoewel het snel voorbij ging, werd ik er ook een beetje suf in mijn hoofd van. Een verkoudheid stak de kop op in week 2. Het zal toch niet…? De dokter wilde toch het zekere voor het onzekere nemen. Arme Favo Ier moest zijn werk afzeggen en mij naar een testcentrum in de middle of nowhere rijden. De wind blies over het parkeerterrein en er schuifelde een oude man met een afzakkend mondkapje voorbij, die in een heftige hoestbui losbarstte. Binnen huppelde er een klein kindje voor me uit, aan de hand van zijn moeder. Hij stond stil, schudde zijn hoofd, en stiet een hoestgeluid uit dat dat van de man kon evenaren.

Met on-Ierse efficiëntie werd ik naar een test bay geloodst, in mijn neus gepoerd, en weer vrijgelaten. Anderhalve dag later kreeg ik te horen dat ik geen covid had. Ze kunnen dus wel snel zijn als ze willen, die Ieren.

Lockdown 2 begon een week later. Ik merkte er niets van, want ik mocht plotseling opgraven (de bouw mag bij elk level doorgaan, want het is op dit moment natuurlijk suuuuperbelangrijk dat er dure studentenwoningen en hotels worden neergeplempt). Opnieuw voelde het of ik in een soort parallelle wereld was beland. Terwijl iedereen weer binnen zat, fietste ik tijdens de steeds donker wordende ochtenden naar mijn werk. Ik had al twee jaar niet gegraven en al maandenlang niet zoveel mensen bij elkaar gezien, dus het was wennen – de eerste week schoot het in mijn schouders van het scheppen, en in mijn kaak van het babbelen. Nu pas snapte ik waarom mensen mondkapjes vervelend vonden, want als ik me een ons stond te pikhouwelen, was het green pretje zo’n ding voor mijn smoel te hebben (maar! geen excuus om het niet te dragen!). Het was fijn om met iedereen bij te kletsen en te grappen (over het leven en over het onderwerp du jour: de Amerikaanse verkiezingen), de hele dag buiten en in beweging te zijn, en natuurlijk om bezig te zijn met archeologie. De bedrijvigheid om me heen zorgde er voor dat mijn brein ook weer wat wakkerder werd: ik ondernam meer, begon zelfs aan een aantal nieuwe dingen (bonsaiboompjes planten, banjo leren spelen). Het was zo heerlijk om weer onder de mensen te zijn, en ik heb er zelfs een paar nieuwe vrienden aan overgehouden (en wat oude teruggevonden). Had ik in maart ooit kunnen bedenken dat ik dit jaar nog nieuwe vrienden zou maken? Ik vermoed van niet.

En nu?

Wie zal het zeggen? Begin deze maand werd de lockdown in Ierland teruggedraaid naar Level 2, wat nog geldt tot na de kerst – dan wordt het weer strenger. Mensen kunnen naar hun familie reizen – ik ben met Favo Ier onlangs nog bij zijn moeder langs geweest, nu zonder stress. En hier in Nederland…tsja, laten we het daar maar even niet over hebben. Ik hoop dat iedereen alsnog een fijne kerst en een gelukkig nieuwjaar kan vieren, en dat iedereen gezond is, fysiek en mentaal.

In Mayo

Dit was mijn jaar… heel anders dan ik verwacht had, heel anders dan wie-dan-ook had kunnen voorspellen. Hoewel dit logischerwijs een heel persoonlijke kijk is op 2020 – hoe kan het ook anders, het is mijn blog – vermoed ik dat een boel ervan herkenbaar zal zijn. En een boel waarschijnlijk ook niet – ik ben me ervan bewust dat ik geen slechte run heb gehad. Het was voor iedereen rete-kut en voor sommigen af en toe vast ook verbazingwekkend fijn – om verschillende redenen en op verschillende manieren.

Laten we hopen dat 2021 er heel anders uit gaat zien.

Paddy’s Day en Femsdag, oftewel de twee beste feestdagen in maart

Paddy’s Day en Femsdag, oftewel de twee beste feestdagen in maart

Voor ik begin wil ik het eerst even hier over hebben: ik ben nu 27. Inderdaad, 27. 27! Wat een irritante leeftijd is dat. Nu behoor ik tot de “onverbiddelijk richting de dertig lopende” mensen, in plaats van de mid-twintigers of jonge twintigers. Ik ben niet jong en niet oud. Mensen blijven maar zeggen dat dit de fijnste tijd van je leven is, die paar jaar voor je dertigste, maar in plaats van dat dat me opvrolijkt, jaagt het me angst aan. Moet ik nu drie jaar lang de fuck uit mijn leven gaan genieten en dan vervolgens opeens Volwassen en Verdrietig worden, just like that? Dat klinkt vermoeiend. ‘k Blijf liever gewoon rondwentelen in mijn natuurlijke emotie-mix, want hoewel dat eveneens best uitputtend kan zijn, heeft dat me best prima naar de 27 geholpen.
Er is verdorie niets leuks dat je ineens mag doen als je 27 geworden bent, behalve dat je onverhoopt lid kan worden van de “27 club”. Daar ben ik echter lang niet beroemd en lang niet drugsverslaafd genoeg voor. Over beroemdheid gesproken, waarom zijn er eigenlijk zoveel mensen van mijn leeftijd die Dingen Bereikt hebben? Waarom zit ik hier in mijn pyjama, in mijn bed, met een eind-twintiger-kater die waarschijnlijk de hele dag en een beetje van morgenochtend zal gaan duren, terwijl er 27-jarige vrouwen en mannen zijn die boeken schrijven, games ontwerpen, en de wereld redden?
Hoewel…dat laatste geldt eigenlijk voor elke leeftijd. En eerlijk gezegd kan het me weinig schelen, nu ik er wat langer over nadenk. Iets Bereiken klinkt ook redelijk vermoeiend, misschien vermoeiender zelfs dan Ongelimiteerd Van Het Leven Genieten. Plus al die sukkels zullen ook vast wel eens een twee dagen durende kater hebben. Daar valt niet aan te ontkomen. Mu ha ha ha.

Zo, dat is een pak van mijn hart. Nu gaan we naar het HOOFDONDERWERP:

clover
SAINT PATRICK’S DAY!

Vorig weekend was het St. Patrick’s Day! Dé Ierse feestdag bij uitstek *ahum*. Meneer Patrick bekeerde alle Ieren tot het Christendom (de reden dat ik hem met terugwerkende kracht de schuld kan geven van die belachelijke anti-abortuswet die hier nog altijd in stand gehouden wordt), was de eerste slimmerik die het klaverblaadje (shamrock) als symbool voor de heilige drie-eenheid gebruikte, en gooide en passant alle slangen het land uit. Die arme beesten trekken ook altijd aan het kortste eind als het om religie gaat.

St.-Patrick-Driving-Snakes

Er zijn een paar misvattingen over deze feestdag die ik graag de wereld uit help:

1) Patrick was dus helemaal geen Ier, maar een Welshman. Zijn échte naam was – hou je vast – Maewyn Succat. Die naam klinkt meer als een hipsterige singer-songwriter of een combinatie van superfoods dan als een heilige, dus het is geen wonder dat we hem niet meer gebruiken.
Arme Mae werd als tiener gevangen door Ierse heidenen, tot slaaf gemaakt, en naar ’t groene eiland gebracht, waar hij als schaapherder aan het werk werd gezet. (Best een coole bezigheid als slaaf, als je dan toch iets moet doen! Ik bedoel, tegenwoordig is er een wachtlijst van 20 jaar voor je eindelijk schaapherder mag worden. Lucky bastard.) Hij kreeg een visioen – waarschijnlijk omdat hij zich dood verveelde tussen de schapen –, ontsnapte, en keerde later terug om iedereen te bekeren, zoals dat gaat als je een vroege middeleeuwer bent. Die heidenen hebben zichzelf vast voor hun kop geslagen in de jaren erna, toen hun hele land ineens Christelijk was geworden dankzij hun gevangen priester-to-be.

2) De afkorting van St. Patrick’s Day is niet Patty’s Day, maar Paddy’s Day of St. Paddy’s. Dit is logischer als je bedenkt dat Mae’s Ierse naam Pádraig is (dat zeg je ongeveer als Podreck, maar pin me hier niet op vast).

3) Er is geen groen bier en ook de rivier is niet groen. Die tradities zijn Amerikaans, want in Amerika overdrijven ze altijd, nietwaar? Plus, probeer jij het water in Dublin maar eens groen te kleuren – dan ben je drie jaar later nog bezig. Gelukkig kun je hier wel groene 99c-ijsjes kopen. En gewoon zwarte Guinness drinken, maar dat kan altijd.

4) Paddy’s day in Dublin is helemaal niet zo leuk, om dezelfde reden dat Koningsdag in Amsterdam niet zo leuk is: het is te druk, te lawaaierig, en het is bomvol toeristen die veel groener (of meer oranje) zijn dan de natives. Toffer is het om ergens anders heen te gaan, buiten de stad, waar je tenminste wat van de parade kunt zien (die parades zijn nog beter ook, want bomvol maffe taferelen en trekkers), het bier goedkoper is, en iemand voor de lol een huis-tuin-en-keuken-geluidsset de stoep op sleept om de Pogues en Dubliners op af te draaien.

Met deze vier punten opgelost, kunnen we verder met het HOOFD-HOOFDONDERWERP van deze blog:

Hoe ik mijn Paddy’s weekend vierde
Ik was met mijn huisgenootje in Kinsale en Cork, in het zuid/zuidwesten van het land. Dit is wat we deden:

20180317_101452[1].jpg
Kinsale richting Charlesfort
*Ons belangrijkste doel dat weekend was om de hosteldame in Kinsale te ontwijken. Ze vertelde ons een stuk of tien keer dat ze om half één richting de parade zou gaan, half één, lads, half één, als je met ons mee wil? Half één! Misschien niet zo erg, maar het was niet het enige wat ze tot vervelens toe bleef herhalen, en het maakte niet uit wat je terugzei: haar reactie was altijd dat ze om half één richting de parade zou gaan. Natuurlijk waren wij om half één absoluut niet in de buurt van het hostel te vinden. We genoten van onze eerste pint die dag, geserveerd door een vrolijk zingende barman.

*Mijn huisgenootje praatte met andere mensen uit Yorkshire die niet hoorden dat ze daar vandaan kwam. Nou vraag ik je! Ze zegt minstens drie keer per dag “poooork pieeee”.

*Zaterdagochtend vroeg gingen we naar Charlesfort, wat volgens de hosteldame bijna een uur lopen was, maar wij waren er lekker binnen 40 minuten al. HA!
Ik voelde me erg thuis in het 17e-eeuwse fort, want de layout is gebaseerd op Nederlandse vestingen uit die tijd. Er was bijna niemand anders, dus we konden door de ruïnestraten lopen en doen of alles aan ons toebehoorde, of 17e-eeuwse soldaten waren die het leger van Willem van Oranje (daar is de fucker weer) bevochten.
Als je mijn huisgenootje op een historische plek neerzet verandert ze in een opwindpoppetje dat onvermoeibaar alle muurtjes, gangetjes en kamertjes afloopt, tot ze honger krijgt en wil zitten, en ik slenter daar dan zo’n beetje achteraan. Ik kreeg trouwens de schrik van mijn leven toen ik een stikdonkere kerker in liep en een waterdruppel op mijn hoofd kreeg, en daarna lukte het mijn huisgenootje niet meer om me bang te maken, hoe vaak ze zich ook achter muren verstopte. Mijn schrik was in één keer opgebruikt door die waterdruppel. Maar goed.

20180317_102540[1]
Charlesfort
*We zagen de parade, zonder hosteldame. Dit was het hoogtepunt:

FB_IMG_1522004568534[1]
Een echte meerman
*Ik kocht een boek dit is geen nieuws.

*We hadden een lang gesprek met een man genaamd Maurice.

*We aten heel duur Italiaans eten.

*We wilden gaan surfen, maar toen ineens begon het te sneeuwen, en het was de dag na Paddy’s day, dus de surfschoolmensen dachten Ja doei en vertelden dat we niet hoefden te komen.

*Daarom gingen we naar Blarney Castle. Die plek is een hotspot voor Amerikaanse toeristen. Het valt me altijd op dat je eigenlijk nauwelijks Amerikanen in Ierland ziet, vreemd genoeg, tot je bij zo’n spot terecht komt. Naast Blarney zijn dat bijvoorbeeld de Ring of Kerry, de Cliffs of Moher, en de Rock of Cashel. Ik vraag me wel eens af of ze stiekem aan teletransportatie doen – je weet het niet! Misschien verschijnselen ze in één van de talloze kitscherige diddle-dee-idle-doo-pubs of souvenirshops waar je voor 40 euro een glazen shamrock kan kopen.
Ik vind het altijd naar om te zien dat een plek in Ierland zo overdreven toeristisch is. Zeker als archeoloog zijnde is het vervelend, want het eerste wat verdwijnt als het toerisme toeneemt, is historisch accurate informatie over de site. In Blarney Castle zorgt dit ervoor dat sommige borden zich beperken tot vage sprookjes over elfjes, heksen en druïden – er staat een fantastische stone circle in de kasteeltuinen en er is een dolmen te zien, maar alles wat men er over te zeggen heeft is dat dit belangrijke plek was voor “Keltische priesters”. Zucht. We hebben het altijd over “domme” Amerikaanse toeristen, maar de toerismebranche die dit soort desinformatie verstrekt en dit in stand houdt is eigenlijk veel erger.

20180318_150407[1]

Enfin, ondanks alles is Blarney een buitengewoon indrukwekkende plek, zeker op de dag dat wij het kasteel bezochten. Het was koud, mistig en het sneeuwde, en er waren (weer) weinig anderen, waardoor ik iets milder stond tegenover al het sprookjesgezeik. Blarney Castle is deels op een rots gebouwd, waardoor je A) wel twee keer nadenkt voor je het zal bestormen en er B) fucking coole grotten en kerkers zijn, waar je naar hartelust rond kan struinen. Daarna kun je de honderd-nogwat traptreden beklimmen, oude garderobes bekijken (kasteelwc’s zijn mijn favoriete bezienswaardigheden), en, als je eenmaal bovenin bent, de Blarney Stone kussen.

20180318_133949[1]

received_10211917959680157[1]

Het is een rare bezigheid. Je staat in de rij om door iemand ondersteboven tegen een steen aan geschoven te worden; het voelt of je een broodje in de oven bent. Ik had het natuurlijk weer totaal niet begrepen en dacht dat ik de steen aan de onderkant moest kussen, dus ik probeerde een stuk verder naar beneden te glijden dan nodig was. Door al het bloed dat naar mijn hersenen was gevloeid was ik de kluts kwijt en vroeg ik de professionele schuiver: “What do I do now?” “Kiss it, kiss it”, zei de man ongeduldig. Mijn huisgenootje maakte ondertussen een foto van me waarop het lijkt of ik geen hoofd en handen heb. Daarna was zij aan de beurt, en bij haar ging alles zo snel dat ik niet eens de tijd kreeg haar goed op camera te zetten.

received_10211917960240171[1]

We wandelden door de kasteeltuinen: ik rende een echoënd torentje in en deed of ik een heks uit Macbeth was (klinkt pretentieuzer dan het is, want ik vergat de precieze quote), we beklommen een boom, schommelden, en liepen door de Poison Garden waar ook deze super giftige plant te zien was:

FB_IMG_1522009257952[1]

Mijn doel in het leven is vanaf nu om mijn eigen Poison Garden te bezitten.

received_10211917967800360[1].jpeg

20180318_143559[1].jpg

*We aten donuts in de vorm van Koekiemonster. Voor de lunch.

20180318_130250[1]

*We dronken Beamish met een andere archeoloog, in een rockbar met de fantastische naam Fred Zeppelin.

*We gingen zwemmen in een fancy hotel, waar ik een badmutsje op moest.

20180319_095118-1[1].jpg

*We gingen sightseeën in Cork, maar alles bleek dicht, waardoor we uiteindelijk de hele stad door waren gelopen zonder eigenlijk echt iets gezien te hebben (behalve de stad zelf natuurlijk, plus een aantal hipstercafés en de uni, waar we bijna niet uit kwamen omdat-ie aan alle kanten werd verbouwd).

20180319_141057[1].jpg

*We namen allebei een andere bus terug, omdat ik zo dom was geweest een verkeerd ticket te boeken. Mijn busrit was niet alleen duurder, maar ook nog drie kwartier langer, dus dat was een erg fijn besluit van mijn Paddy’s weekend.

received_10211899786105829[1]
Dag Cork…dag Miss Huisgenootje!
Inhakend hierop: volgende keer een “ode” aan de Dublinse buschauffeurs.