Ik heb een oude liefde herontdekt: rondstruinen in de natuur en op zoek gaan naar planten, dieren, en paddenstoelen. Dat is er natuurlijk door mijn ouders (met name mijn vader) met de paplepel ingegoten, en de struinaandrang is daarom nooit echt weggeweest. Ik merk echter dat ik nu plotseling wil weten wát alles precies is, en van die gidsjes wil aanschaffen waarin je leert hoe je alles kan identificeren. (Het zal aan de leeftijd liggen: ik verander langzaam maar zeker in een Engelse ‘anorak’).
Nog beter is het om erachter te komen wat je wel (en niet) ‘direct’ uit de natuur kan eten. Van de zomer en herfst heb ik daarom een paar cursussen wildplukken gevolgd. Het is een gekke ervaring om in het park zomaar planten uit de grond te trekken, die je thuis dan gewoon over je salade kan gooien (nb: wel goed opletten of het niet bepist kan zijn door honden, natuurlijk). We zijn het tegenwoordig grotendeels ontwend, maar als je goed om je heen kijkt, vind je zelfs in de stad een schat aan buitensupermarkts-voedsel. Brandnetels, paardenbloemen, en vlier zijn maar enkele voorbeelden van veelvoorkomende soorten waar je normaalgesproken nauwelijks aandacht aan zou schenken, maar waar je allerlei leuke dingen mee kunt uithalen.
Net als met al mijn andere hobbies stond het plukken tijdens de winter op een laag pitje (van 1 januari tot en met mijn verjaardag in maart ben ik min of meer in winterslaapstand, net als de rest van de natuur), maar door het aanbreken van de lente ben ik weer helemaal enthousiast. Ondanks de kou van afgelopen week schieten er weer overal bloemen en planten uit de grond, en hangt de geur van een nieuw jaar in de lucht. Mijn beginners-level-doel dit seizoen is om bovengenoemde drie soorten te verzamelen en daarmee soep, koffie, en limonade te maken.
De aanvang van de lente betekent ook dat ik eindelijk aan mijn ‘windowsill garden’ kan beginnen, mijn nieuwste project, op weg naar mijn ideale cottage-in-de-stad-bestaan. ’t Geluk wil dat ik in mijn buurt omringd word door tuincentra en tweedehands winkels, waar ik naar hartelust op zoek kan gaan naar tuinierboeken, zaadjes en potjes. Het voordeel van zelf planten is dat je twee vliegen in één klap vangt: ten eerste hoef je geen in plastic gewikkeld fruit en groente meer te kopen, ten tweede kun je de oude verpakkingen hergebruiken als groeibakjes. Het heeft logischerwijs wel even tijd nodig om zo’n huistuintje op gang te krijgen, want je begint met absoluut niks en groeien gebeurt niet van de één op de andere dag. Maar als ’t eenmaal ontspruit, blijven de goodies komen. Mijn inspiratiebron E.P., die mij op afstand tips geeft, heeft nu een bloeiende balkontuin vol, en weet precies wat ze per seizoen kan verwachten.
Inmiddels heb ik uit ervaring al geleerd dat ik niet in januari moet beginnen met zaaien, al zeggen de verpakkingen nog zo hard van wél: dit is tenslotte Ierland, noordelijker (en daarom langer koud en donker) dan je denkt. Nu moet ik opnieuw beginnen, eind deze maand waarschijnlijk, als de temperaturen gemiddeld wat hoger liggen. Van schade en schande wordt men wijs, dus erg vind ik het niet, maar ik stel mijzelf wel alvast een mini-doel: 2023 wordt het jaar dat ik een simpele salade zal maken van ingrediënten die ik zelf gekweekt heb. (Soep, koffie, salade en limonade: wat wil je nog meer?)
Er valt ook een klein succesverhaal te vertellen, en dat heeft te maken met de voedselsoort die ik tot nu toe niet besproken heb: paddenstoelen. Yep, ik heb vrijwillig paddenstoelen in mijn huis gehaald. Voor we daar echter verder op ingaan, zal ik jullie zoals gewoonlijk eerst een grote berg achtergrondinformatie moeten geven. Hou je vast.
Hoe het begon
Het echte, oorspronkelijke begin ligt natuurlijk in mijn jeugd, toen ik tijdens herfstige zondagen met pa van inktzwam naar elfenbankje naar stuifzwam naar eekhoorntjesbrood huppelde (kunnen we er trouwens heel even bij stilstaan hoe fantastisch paddenstoelnamen zijn? Voor andere talen geldt dat overigens net zo goed. Voorbeeld: de Engelse vertalingen van bovengenoemde zijn shaggy mane, turkey tail, puff ball, en penny bun. Mijn favoriete Engelse paddenstoelnaam is old man of the woods, de geschubde boleet). Ik heb daar veel goede herinneringen aan; en een paar minder goede, bijvoorbeeld van toen we erachter kwamen dat een stel kutkinderen onze geliefde zwammen tot moes hadden vertrapt.
Paddenstoelen hebben altijd tot mijn verbeelding gesproken, en ik neem aan dat dat voor veel mensen geldt. Als kleuter leer je algauw de link te leggen tussen (vliegen)zwammen en kaboutertjes (aan de goede kant) of heksen (aan de slechte kant), en dat sprookjesachtige aura verdwijnt daarna nooit meer.* ’t Kan bijna niet mysterieuzer, toch? De herfst breekt aan, en ineens, poef! verschijnen er overal paddenstoelen op de raarste plekken, en in de raarste vormen. Het zijn geen planten en geen dieren. Ze kunnen je ófwel binnen een paar minuten doden, óf je bizarre hallucinaties geven, óf je een heel scala aan geweldige voedingsstoffen verstrekken. Dan, een paar maanden later, ‘verdwijnen’ ze weer. (Tenzij je je douche niet goed droog houdt, dan blijven ze rondhangen, en heb je er een boel extra huisgenoten bij.)
Het zijn bijzondere organismen, die zowel fascinatie als angst opwekken. En dan te bedenken dat paddenstoelen zelf maar een heel klein deel uitmaken van het gehele wezen. Fungi (schimmels/zwammen) bestaan namelijk grotendeels uit een uitgestrekt, draderig netwerk (mycelium) dat zich onder onze voeten bevindt (of in onze muren), en de rest van het jaar vakkundig door ons kan worden genegeerd omdat we het niet zien.
Hoe meer je over schimmels en zwammen te weten komt, hoe interessanter ze worden. Afgelopen september vond ik in de bieb een prachtig boek over fungi, dat me precies op het juiste moment aan kwam waaien, als een spoor in de wind, een week nadat een vriendin me had gevraagd of ik met haar samen een paddenstoelenpluk-cursus wilde doen. Entangled Life (Verweven leven) heet het, geschreven door mycoloog Merlin Sheldrake, een man met de meest zwamwaardige naam ooit. Zodra ik het opensloeg, werd de wereld gelijk weer een stuk sprookjesachtiger. Ik las erover hoe het mycelium-netwerk met boomwortels verstrengeld is, en zo een heel bos met elkaar in verbinding stelt; over hoe paddenstoelen ontspruiten wanneer datzelfde netwerk liters water omhoog pompt na een regenbui; hoe ’t hallucinerende stofje in paddo’s werkt (al weet niemand er nog precies het fijne van); over hoe we zonder fungi o.a. geen bier of brood hadden gehad; ik las over Afrikaanse termieten die paddenstoelen cultiveren; over zombie-fungi die ontspruiten in insecten; en over het feit dat we huizen in elkaar zouden kunnen zetten met bouwpakketten van mycelium.
Kortom, ik kwam (net op tijd) goed beslagen ten ijs voor het paddenstoelenseizoen.
*NB: Helaas is een vliegenzwam niet zo koosjer, hoe lieflijk-ie er ook uit ziet. Dood ga je er niet per sé van, maar als je ‘m binnenkrijgt, heb je meestal geen leuke dag(en) in het verschiet. Tenzij je veel ervaring hebt met het prepareren van paddenstoelmixjes, dan kun je er nog gezellig van hallucineren – maar alsjeblieft, don’t try this at home.
Op zoek
Dat laatste weekend van september trok ik mijn wandelschoenen aan, hees ik mezelf in een regenjas, en zette ik mijn rode wollen muts oppe kop: klaar om als kaboutertje het wilde Wicklow in te gaan.
Vriendin E.O. en ik volgden een daglange cursus om paddenstoelen te leren identificeren. We werden rondgeleid door een hippie-achtige dame met een grote voorliefde voor vliegenzwammen, die ons gelijk vertelde dat a) er geen dodelijke paddenstoelen in Ierland te vinden zijn en b) je álle paddenstoelen kunt aanraken – eventuele giftige stoffen komen alleen vrij als je ze eet.
Met een internationale groep liefhebbers plus hond (die ons bijeenhield als een kudde schaapjes), trokken we vervolgens het bos in. We kwamen achter het bestaan van ‘mushroom eyes’: het talent om van veraf al zwammen te kunnen spotten. Ik ben meer nasaal ingesteld, en maakte gebruik van mijn ‘mushroom nose’. We leerden dat eekhoorntjesbrood de perfecte eetbare-paddenstoel-voor-beginners is: makkelijk herkenbaar en met weinig/geen giftige dubbelgangers. Al snel praatten we over de verschillende vertalingen voor eekhoorntjesbrood; de Nederlandse term werd erg gewaardeerd. De cursusleidster vertelde ook dat veel Midden- en Oost-Europese landen vriendelijker tegenover paddenstoelplukken staan dan de meeste landen in West-Europa. Schijnbaar weten vooral de Polen in Ierland precies waar ze hun borowik kunnen vinden.
E.O.’s man (N.O.) kwam ons aan het eind van de rit ophalen, en we dwongen de arme gozert om ons te vergezellen op een langere paddenstoeltocht, waarop we o.a. deze mooierds tegenkwamen. (Ondanks zijn lichtelijke tegenzin bleek N.O. erg goede ‘mushroom eyes’ te hebben.)
Na deze middag was het hek van de dam. Ik moest en zou elk herfstweekend de Dublin/Wicklow Mountains in trekken om als een Roodkapje van de paden af te wijken en het koninkrijk der paddenstoelen te bezoeken – soms samen met E.O., N.O. en Favoriete Ier, soms alleen. Ik kreeg het voor elkaar een halfuur ongelofelijk verdwaald te raken in een park vol zondagsmensen, maar daardoor stuitte ik wel op een kluitje hallucinogene liberty caps, al durfde ik ze niet mee te nemen omdat ik niet zeker wist of ik gelijk had. (Meer kennis is geoorloofd: dit jaar wil ik een paddo-tour doen. Doel no. 3 in 2023 is om een expert te worden op dit gebied. En dat terwijl ik niet eens echt van drugs houd. Het lijkt me gewoon cool die kennis te hebben, als een moderne heks. PS Als de gardaí dit toevallig lezen: dit is natuurlijk een grapje, satirisch bedoeld enz.).
Hier meer foto’s van mijn/onze omzwervingen:
Het succesverhaal
Na deze lange omzwerving is het tijd om terug te gaan naar het begin – naar mijn kleine zelfkweeksucces. Terwijl ik dit schrijf, word ik namelijk vergezeld door een groepje oesterzwammen, die vlak naast mij fier rechtop staan in hun mini-wereldje.
Vanochtend waren ze nog een stuk kleiner dan dat ze nu zijn. Oesterzwammen groeien ongelofelijk snel: een timelapse filmen is niet nodig, je kan elke paar uur even kijken en dat geeft bijna ’t zelfde effect. Dit is de tweede ronde voor de oezies, de eerste oogst was net iets vruchtbaarder.
F.I. gaf me een kweekpakketje als kerstcadeau, na veel gezeur en onsubtiele hints van mijn kant. Het is een mix van gerecycled koffiedik en oesterzwamsporen (tip voor niks: als je zelf ook een tuintje aan wil leggen, is het een goed idee om koffiedik te bewaren – niet alleen paddenstoelen, maar ook planten gaan er goed op).
Paddenstoelen bestaan voornamelijk uit water, dus mijn taak bestond eruit om daar zoveel mogelijk in te voorzien. Het hele gebeuren moet eerst een dag worden ondergedompeld, en daarna moet het drie keer per dag worden besproeid, net zolang tot je het begin van dit kluitje ziet:
Op precies dit moment ging ik halsoverkop naar Nederland vanwege onverwachte omstandigheden. F.I. werd de onwelwillende voogd van de zwammetjes:
Hij stuurde me, op mijn dringend verzoek, elke dag een foto. Het ging opeens razendsnel:
Ik voelde me net de Hans & Grietje-heks: vetmesten, vetmesten, totdat ze groot genoeg zouden zijn om op te eten:
“Het is tijd, F.I.”. De arme man moest met al zijn tegenzin het bijna uit de kluiten gewassen kluitje oogsten:
Mijn schattige paddenstoelen eindigden in taco’s (aanrader!) en een salade. De rest ruilde ik met E.O. voor een stekje van haar plant (ruilhandel ftw!).
Wat me vooral opviel was hoe vol van smaak de oesterzwammen waren. Niet te vergelijken met wat je in de winkel koopt. Het idee dat ik en F.I. ze zelf hadden gekweekt, dat er bijna niks tussen was gekomen, maakte me zo trots en tevreden. Het heeft ervoor gezorgd dat ik nu extra gedreven ben mijn eigen groente en fruit te kweken.
Het duurde een tijdje voordat de fungus de kracht had opgebouwd voor ronde 2. Ik zag hoe de sporen en het mycelium telkens een ander gedeelte van de kweekzak uitprobeerden, en dan haastig de mini-paddestoeltjes weer terugtrokken of lieten verdrogen, totdat het deze week weer raak was. Het is ongelofelijk bijzonder om er met je neus bovenop te zitten; een proces waar je normaalgesproken geen weet van hebt.
Ik heb het al eerder gezegd en ik zal het nog heel vaak herhalen: de natuur is wonderbaarlijk.
En, niet te vergeten: erg lekker.
–
Wordt (hopelijk op den duur) vervolgd. Maar volgende keer eerst: Horrorthon deel 3. Eindelijk!