Oesterloos gezwam

Oesterloos gezwam

Ik heb een oude liefde herontdekt: rondstruinen in de natuur en op zoek gaan naar planten, dieren, en paddenstoelen. Dat is er natuurlijk door mijn ouders (met name mijn vader) met de paplepel ingegoten, en de struinaandrang is daarom nooit echt weggeweest. Ik merk echter dat ik nu plotseling wil weten wát alles precies is, en van die gidsjes wil aanschaffen waarin je leert hoe je alles kan identificeren. (Het zal aan de leeftijd liggen: ik verander langzaam maar zeker in een Engelse ‘anorak’).

Recentelijk uitje in januari

Nog beter is het om erachter te komen wat je wel (en niet) ‘direct’ uit de natuur kan eten. Van de zomer en herfst heb ik daarom een paar cursussen wildplukken gevolgd. Het is een gekke ervaring om in het park zomaar planten uit de grond te trekken, die je thuis dan gewoon over je salade kan gooien (nb: wel goed opletten of het niet bepist kan zijn door honden, natuurlijk). We zijn het tegenwoordig grotendeels ontwend, maar als je goed om je heen kijkt, vind je zelfs in de stad een schat aan buitensupermarkts-voedsel. Brandnetels, paardenbloemen, en vlier zijn maar enkele voorbeelden van veelvoorkomende soorten waar je normaalgesproken nauwelijks aandacht aan zou schenken, maar waar je allerlei leuke dingen mee kunt uithalen.

Tijdens een wildpluk-cursus langs de rivier de Dodder, augustus

Net als met al mijn andere hobbies stond het plukken tijdens de winter op een laag pitje (van 1 januari tot en met mijn verjaardag in maart ben ik min of meer in winterslaapstand, net als de rest van de natuur), maar door het aanbreken van de lente ben ik weer helemaal enthousiast. Ondanks de kou van afgelopen week schieten er weer overal bloemen en planten uit de grond, en hangt de geur van een nieuw jaar in de lucht. Mijn beginners-level-doel dit seizoen is om bovengenoemde drie soorten te verzamelen en daarmee soep, koffie, en limonade te maken.

De aanvang van de lente betekent ook dat ik eindelijk aan mijn ‘windowsill garden’ kan beginnen, mijn nieuwste project, op weg naar mijn ideale cottage-in-de-stad-bestaan. ’t Geluk wil dat ik in mijn buurt omringd word door tuincentra en tweedehands winkels, waar ik naar hartelust op zoek kan gaan naar tuinierboeken, zaadjes en potjes. Het voordeel van zelf planten is dat je twee vliegen in één klap vangt: ten eerste hoef je geen in plastic gewikkeld fruit en groente meer te kopen, ten tweede kun je de oude verpakkingen hergebruiken als groeibakjes. Het heeft logischerwijs wel even tijd nodig om zo’n huistuintje op gang te krijgen, want je begint met absoluut niks en groeien gebeurt niet van de één op de andere dag. Maar als ’t eenmaal ontspruit, blijven de goodies komen. Mijn inspiratiebron E.P., die mij op afstand tips geeft, heeft nu een bloeiende balkontuin vol, en weet precies wat ze per seizoen kan verwachten.

Tuinkers, die helaas niet helemaal van gang kwam vanwege de aanhoudende kou

Inmiddels heb ik uit ervaring al geleerd dat ik niet in januari moet beginnen met zaaien, al zeggen de verpakkingen nog zo hard van wél: dit is tenslotte Ierland, noordelijker (en daarom langer koud en donker) dan je denkt. Nu moet ik opnieuw beginnen, eind deze maand waarschijnlijk, als de temperaturen gemiddeld wat hoger liggen. Van schade en schande wordt men wijs, dus erg vind ik het niet, maar ik stel mijzelf wel alvast een mini-doel: 2023 wordt het jaar dat ik een simpele salade zal maken van ingrediënten die ik zelf gekweekt heb. (Soep, koffie, salade en limonade: wat wil je nog meer?)

Er valt ook een klein succesverhaal te vertellen, en dat heeft te maken met de voedselsoort die ik tot nu toe niet besproken heb: paddenstoelen. Yep, ik heb vrijwillig paddenstoelen in mijn huis gehaald. Voor we daar echter verder op ingaan, zal ik jullie zoals gewoonlijk eerst een grote berg achtergrondinformatie moeten geven. Hou je vast.

Hoe het begon

Het echte, oorspronkelijke begin ligt natuurlijk in mijn jeugd, toen ik tijdens herfstige zondagen met pa van inktzwam naar elfenbankje naar stuifzwam naar eekhoorntjesbrood huppelde (kunnen we er trouwens heel even bij stilstaan hoe fantastisch paddenstoelnamen zijn? Voor andere talen geldt dat overigens net zo goed. Voorbeeld: de Engelse vertalingen van bovengenoemde zijn shaggy mane, turkey tail, puff ball, en penny bun. Mijn favoriete Engelse paddenstoelnaam is old man of the woods, de geschubde boleet). Ik heb daar veel goede herinneringen aan; en een paar minder goede, bijvoorbeeld van toen we erachter kwamen dat een stel kutkinderen onze geliefde zwammen tot moes hadden vertrapt.

Eén van mijn favoriete bizarre paddenstoelen, de’Veiled Lady’, die voorkomt op alle continenten behalve Europa, helaas

Paddenstoelen hebben altijd tot mijn verbeelding gesproken, en ik neem aan dat dat voor veel mensen geldt. Als kleuter leer je algauw de link te leggen tussen (vliegen)zwammen en kaboutertjes (aan de goede kant) of heksen (aan de slechte kant), en dat sprookjesachtige aura verdwijnt daarna nooit meer.* ’t Kan bijna niet mysterieuzer, toch? De herfst breekt aan, en ineens, poef! verschijnen er overal paddenstoelen op de raarste plekken, en in de raarste vormen. Het zijn geen planten en geen dieren. Ze kunnen je ófwel binnen een paar minuten doden, óf je bizarre hallucinaties geven, óf je een heel scala aan geweldige voedingsstoffen verstrekken. Dan, een paar maanden later, ‘verdwijnen’ ze weer. (Tenzij je je douche niet goed droog houdt, dan blijven ze rondhangen, en heb je er een boel extra huisgenoten bij.)

Het zijn bijzondere organismen, die zowel fascinatie als angst opwekken. En dan te bedenken dat paddenstoelen zelf maar een heel klein deel uitmaken van het gehele wezen. Fungi (schimmels/zwammen) bestaan namelijk grotendeels uit een uitgestrekt, draderig netwerk (mycelium) dat zich onder onze voeten bevindt (of in onze muren), en de rest van het jaar vakkundig door ons kan worden genegeerd omdat we het niet zien.

Hoe meer je over schimmels en zwammen te weten komt, hoe interessanter ze worden. Afgelopen september vond ik in de bieb een prachtig boek over fungi, dat me precies op het juiste moment aan kwam waaien, als een spoor in de wind, een week nadat een vriendin me had gevraagd of ik met haar samen een paddenstoelenpluk-cursus wilde doen. Entangled Life (Verweven leven) heet het, geschreven door mycoloog Merlin Sheldrake, een man met de meest zwamwaardige naam ooit. Zodra ik het opensloeg, werd de wereld gelijk weer een stuk sprookjesachtiger. Ik las erover hoe het mycelium-netwerk met boomwortels verstrengeld is, en zo een heel bos met elkaar in verbinding stelt; over hoe paddenstoelen ontspruiten wanneer datzelfde netwerk liters water omhoog pompt na een regenbui; hoe ’t hallucinerende stofje in paddo’s werkt (al weet niemand er nog precies het fijne van); over hoe we zonder fungi o.a. geen bier of brood hadden gehad; ik las over Afrikaanse termieten die paddenstoelen cultiveren; over zombie-fungi die ontspruiten in insecten; en over het feit dat we huizen in elkaar zouden kunnen zetten met bouwpakketten van mycelium.

Kortom, ik kwam (net op tijd) goed beslagen ten ijs voor het paddenstoelenseizoen.

*NB: Helaas is een vliegenzwam niet zo koosjer, hoe lieflijk-ie er ook uit ziet. Dood ga je er niet per sé van, maar als je ‘m binnenkrijgt, heb je meestal geen leuke dag(en) in het verschiet. Tenzij je veel ervaring hebt met het prepareren van paddenstoelmixjes, dan kun je er nog gezellig van hallucineren – maar alsjeblieft, don’t try this at home.

Maar wat een beauty, he. (via woodlandtrust.org.uk)

Op zoek

Dat laatste weekend van september trok ik mijn wandelschoenen aan, hees ik mezelf in een regenjas, en zette ik mijn rode wollen muts oppe kop: klaar om als kaboutertje het wilde Wicklow in te gaan.

Vriendin E.O. en ik volgden een daglange cursus om paddenstoelen te leren identificeren. We werden rondgeleid door een hippie-achtige dame met een grote voorliefde voor vliegenzwammen, die ons gelijk vertelde dat a) er geen dodelijke paddenstoelen in Ierland te vinden zijn en b) je álle paddenstoelen kunt aanraken – eventuele giftige stoffen komen alleen vrij als je ze eet.

Met een internationale groep liefhebbers plus hond (die ons bijeenhield als een kudde schaapjes), trokken we vervolgens het bos in. We kwamen achter het bestaan van ‘mushroom eyes’: het talent om van veraf al zwammen te kunnen spotten. Ik ben meer nasaal ingesteld, en maakte gebruik van mijn ‘mushroom nose’. We leerden dat eekhoorntjesbrood de perfecte eetbare-paddenstoel-voor-beginners is: makkelijk herkenbaar en met weinig/geen giftige dubbelgangers. Al snel praatten we over de verschillende vertalingen voor eekhoorntjesbrood; de Nederlandse term werd erg gewaardeerd. De cursusleidster vertelde ook dat veel Midden- en Oost-Europese landen vriendelijker tegenover paddenstoelplukken staan dan de meeste landen in West-Europa. Schijnbaar weten vooral de Polen in Ierland precies waar ze hun borowik kunnen vinden.

E.O.’s man (N.O.) kwam ons aan het eind van de rit ophalen, en we dwongen de arme gozert om ons te vergezellen op een langere paddenstoeltocht, waarop we o.a. deze mooierds tegenkwamen. (Ondanks zijn lichtelijke tegenzin bleek N.O. erg goede ‘mushroom eyes’ te hebben.)

Na deze middag was het hek van de dam. Ik moest en zou elk herfstweekend de Dublin/Wicklow Mountains in trekken om als een Roodkapje van de paden af te wijken en het koninkrijk der paddenstoelen te bezoeken – soms samen met E.O., N.O. en Favoriete Ier, soms alleen. Ik kreeg het voor elkaar een halfuur ongelofelijk verdwaald te raken in een park vol zondagsmensen, maar daardoor stuitte ik wel op een kluitje hallucinogene liberty caps, al durfde ik ze niet mee te nemen omdat ik niet zeker wist of ik gelijk had. (Meer kennis is geoorloofd: dit jaar wil ik een paddo-tour doen. Doel no. 3 in 2023 is om een expert te worden op dit gebied. En dat terwijl ik niet eens echt van drugs houd. Het lijkt me gewoon cool die kennis te hebben, als een moderne heks. PS Als de gardaí dit toevallig lezen: dit is natuurlijk een grapje, satirisch bedoeld enz.).

Hier meer foto’s van mijn/onze omzwervingen:

Het succesverhaal

Na deze lange omzwerving is het tijd om terug te gaan naar het begin – naar mijn kleine zelfkweeksucces. Terwijl ik dit schrijf, word ik namelijk vergezeld door een groepje oesterzwammen, die vlak naast mij fier rechtop staan in hun mini-wereldje.

Vanochtend waren ze nog een stuk kleiner dan dat ze nu zijn. Oesterzwammen groeien ongelofelijk snel: een timelapse filmen is niet nodig, je kan elke paar uur even kijken en dat geeft bijna ’t zelfde effect. Dit is de tweede ronde voor de oezies, de eerste oogst was net iets vruchtbaarder.

F.I. gaf me een kweekpakketje als kerstcadeau, na veel gezeur en onsubtiele hints van mijn kant. Het is een mix van gerecycled koffiedik en oesterzwamsporen (tip voor niks: als je zelf ook een tuintje aan wil leggen, is het een goed idee om koffiedik te bewaren – niet alleen paddenstoelen, maar ook planten gaan er goed op).

Paddenstoelen bestaan voornamelijk uit water, dus mijn taak bestond eruit om daar zoveel mogelijk in te voorzien. Het hele gebeuren moet eerst een dag worden ondergedompeld, en daarna moet het drie keer per dag worden besproeid, net zolang tot je het begin van dit kluitje ziet:

Op precies dit moment ging ik halsoverkop naar Nederland vanwege onverwachte omstandigheden. F.I. werd de onwelwillende voogd van de zwammetjes:

Hij stuurde me, op mijn dringend verzoek, elke dag een foto. Het ging opeens razendsnel:

Ik voelde me net de Hans & Grietje-heks: vetmesten, vetmesten, totdat ze groot genoeg zouden zijn om op te eten:

“Het is tijd, F.I.”. De arme man moest met al zijn tegenzin het bijna uit de kluiten gewassen kluitje oogsten:

Mijn schattige paddenstoelen eindigden in taco’s (aanrader!) en een salade. De rest ruilde ik met E.O. voor een stekje van haar plant (ruilhandel ftw!).

Wat me vooral opviel was hoe vol van smaak de oesterzwammen waren. Niet te vergelijken met wat je in de winkel koopt. Het idee dat ik en F.I. ze zelf hadden gekweekt, dat er bijna niks tussen was gekomen, maakte me zo trots en tevreden. Het heeft ervoor gezorgd dat ik nu extra gedreven ben mijn eigen groente en fruit te kweken.

Het duurde een tijdje voordat de fungus de kracht had opgebouwd voor ronde 2. Ik zag hoe de sporen en het mycelium telkens een ander gedeelte van de kweekzak uitprobeerden, en dan haastig de mini-paddestoeltjes weer terugtrokken of lieten verdrogen, totdat het deze week weer raak was. Het is ongelofelijk bijzonder om er met je neus bovenop te zitten; een proces waar je normaalgesproken geen weet van hebt.

Ik heb het al eerder gezegd en ik zal het nog heel vaak herhalen: de natuur is wonderbaarlijk.

En, niet te vergeten: erg lekker.

Wordt (hopelijk op den duur) vervolgd. Maar volgende keer eerst: Horrorthon deel 3. Eindelijk!

Dublin Update: Eerste keren

Dublin Update: Eerste keren

Voordat ik aan het eigenlijke onderwerp van mijn blog begin (oeh, ik houd jullie weer eens in spanning!) wil ik eerst even zeuren. Dat zijn jullie inmiddels vast van mij gewend, dus ik zal er niet al te veel woorden aan vuil maken en gewoon gelijk aan mijn rant beginnen.

Een paar dagen geleden zat ik in de Luas (de Dublinse tram – de naam betekent, vrij ironisch, “snelheid” in het Iers), en ik staarde uit het raam.
Het regende weer eens. Ik droomde weg. Mijn contemplatieve bui werd echter ruw verstoord door een groepje Amerikaanse vrouwen. Nu heb ik niet per se iets tegen Amerikanen, sommigen zijn best leuk (#notallamericans), maar ik blijf Europees – en daarom zal er altijd een klein beetje ergernis omhoog komen zodra ik Amerikaanse toeristen zie. Dat komt grotendeels omdat het lastig is ze te negeren, want ze maken ontzettend veel lawaai (een trekje dat ze delen met Spaanse, Italiaanse, en ja, ook Nederlandse groepen). Deze dames waren daar geen uitzondering op. Het was onmogelijk om niet naar hun conversatie te luisteren, en zodra ik me richtte op wat er gezegd werd, vertrok mijn gezicht zich in een grimas.
Het begon ermee dat ze zonder enige schaamte door de tram schreeuwden dat ze niet snapten in welke taal de haltes werden omgeroepen (N.B., alle haltes worden zowel in het Engels als het Iers uitgesproken, een beetje overbodig, maar toch leuk). “Is het een dialect?! Is het Schots?!” (?!?) Ai. Ze vermaakten zich een paar minuten lang met het nadoen van het Iers, een van de favoriete bezigheden van toeristen. Daarna deden ze een River-dansje en begonnen ze over P.S. I Love You. Die film zou van de aardbodem moeten verdwijnen, al is het maar om alle Ieren rust in hun hoofd te geven. (Je mag me een berichtje sturen, dan zal ik je haarfijn uitleggen waarom. Hint 1: een van de slechtste Ierse accenten ooit.) Outlander kwam ook nog voorbij – Ierland en Schotland zijn toch hetzelfde land, nietwaar? Als kers op de taart snapten de dames kennelijk niets van trams, want elke keer als de Luas een bocht om ging, werden ze gek. “Hij gaat de bocht om! Kijk, dat scharnier beweegt!”
Nu wist ik hoe het voelde om Iers te zijn. Arme natives – die moeten hier zowat dagelijks mee zien te dealen. Geen wonder dat ze iedereen die hier op vakantie komt ’t geld uit de zak kloppen.

ps.gif
P.S. Shut your mouth

Okee – op naar het echte onderwerp van deze blog (met meer geld-uit-de-zak-klopperij in het verschiet). Serious mode ON.

Ken je dat gevoel, dat “volwassen” gevoel? Ik weet het, ik moet iets specifieker zijn. Ik bedoel niet dat “help, de tijd gaat veel te snel!”-gevoel, of het “waarom heeft niemand me ooit verteld dat alles zo veel geld kost?”-gevoel, of het “haha, mijn ouders kunnen me niets meer verbieden, daarom eet ik als echte volwassene deze hele taart in mijn eentje op, oh fuck dat had ik niet moeten doen, mijn ouders hadden gelijk”-gevoel. Ik bedoel dat gevoel dat je leven nou eenmaal je leven is, en dat er niet zo heel veel nieuws meer gebeurt. Je kan het idee hebben dat je een groot deel van de dingen al meegemaakt hebt. Af en toe gebeurt er wel iets nieuws, maar dat kun je dan veel makkelijker in perspectief plaatsen dan toen je een kind was.
Dat gevoel vind ik erg vervelend, en ik probeer actief om het te de kop in te drukken, ten eerste door tegen mezelf zeggen dat er nog heel veel nieuws in het verschiet ligt: het leven is nog lang niet voorbij (even afkloppen). Daarnaast probeer ik altijd op zoek te gaan naar nieuwe ervaringen – dat is een van de redenen dat ik naar Dublin ben verhuisd. Inmiddels ben ik hier hard aan het inburgeren en voelt het leven weer “normaal”; ik heb minder tijd om grootse ideeën uit te voeren, maar probeer toch om de dagen een beetje te rekken, niet meteen naar huis te gaan na werk, en nieuwe dingen te leren. Soms moet ik mezelf “bang” maken, en dingen doen die ik een beetje eng vind, maar soms komen de nieuwigheden ook zomaar op mijn pad.
Elke maand heb ik dan meer of minder, grotere of kleinere nieuwe ervaringen, en dat voelt goed. In juni en juli deed ik dit:

1. Ik ging voor het eerst naar Dublin Pride.
Een bijzondere stap voor mij, want ik heb normaal gesproken een hekel aan optochten en harde muziek. Het was dus goed dat de dag verliep op een typische Femke-manier: we hebben niks, nada, noppes van de eigenlijke parade gezien.
Dat kwam ten eerste omdat we met een groep waren die bestond uit 1) mij, een Persoon die altijd te laat is; 2) vriendin S., een Femke in het kwadraat; en 3) een groep Brazilianen, die eveneens een geheel andere tijdsbeleving hebben dan de meeste anderen. Ikzelf was al te laat, want ik moest al mijn spullen bijeen zien te rapen, die over heel het huis verspreid lagen: mijn bi-vlag (met veel blijheid aangeschaft, en natuurlijk uiteindelijk vergeten in S.’s appartement), die ik eigenlijk nog wou strijken, mijn pride-shirt (dat ik gekocht had op een website waar alles handgemaakt was, en verantwoord, en bio en zo, maar dat zelfs na twee keer wassen nog lichtelijk naar mest stonk), mijn camera (om zo veel mogelijk drag queens mee te fotograferen), en, oh ja, ik moest ook nog snel ontbijten. Uiteindelijk kwam ik, wonderbaarlijk genoeg, een halfuur voordat de parade begon in de stad aan; het was er een feestje van jewelste, en ik werd erg vrolijk van alle regenbogen en vlaggen overal.

pridestuff
In mijn naar mest stinkend shirt

 

Dublin is, naar mijn idee, een van de betere steden ter wereld om Pride te vieren: ondanks het stereotype van de traditionele, conservatieve Ier is bijna iedereen blij met Pride Month, en de stad bruist van vrolijkheid en anticipatie. Zelfs de meest local-uitziende kroegen verregenbogen hun interieur. De week voor de parade had ik het idee dat heel de stad gay was. Iedereen doet mee, want een feestje is een feestje, nietwaar? – en daarnaast zijn de Ieren een volk dat hevig sympathiseert met minderheden. Waarom zou je er moeilijk over doen? Buiten Pride Month om is de stad ook zeer relaxed over LGBT+, maar ja, dat mag je wel verwachten van de hoofdstad van een land dat als eerste ter wereld middels een popular vote voor het homohuwelijk stemde. (Disclaimer: zonder twijfel is er nog altijd homofobie in dit land, en ik heb er verhalen over gehoord, maar het is toch fijn dat er over het algemeen nauwelijks negatieve geluiden te horen zijn, zeker niet in Dublin.)
Enfin, ik was redelijk op tijd, maar S. was nog steeds bezig haar appartement op te ruimen. Haar Brazilianen waren nog lang niet in zicht. Toen zij een halfuur aan kwamen, moest er eerst nog bijgekletst worden, en drank worden ingekocht. We wilden ook graag een ticket bemachtigen voor een afterparty, en wandelden op ons dooie gemak de hele stad door. Ondertussen moest iedereen plassen, en hadden we steeds interessantere en intensere gesprekken, die ons dwongen af en toe midden op straat stil te blijven staan. Na veel gedoe kwamen we aan waar we moesten zijn. De Brazilianen wisten zeker dat de Parade hier zou eindigen, dus we dachten dat we rustig konden wachten – totdat iemand een blik wierp op de online gay map die ons vertelde waar de route liep. We bleken aan de verkeerde kant te zijn beland (ha! ha!) en sjokten terug, via de (naar mijn idee) meest belachelijke omweg die ik ooit heb gelopen, en die de doodslag bleek voor mijn schoenen. Zodra we bij het eindpunt aankwamen, bleek de optocht afgelopen te zijn, en werden we overspoeld door een regenbooggolf van mensen die op zoek waren naar afterparty’s.
We besloten terug te gaan, met de taxi dit keer, en de rest van de namiddag en avond/nacht te feesten. Normaal gesproken zou ik gelijk zijn afgehaakt, maar ik voelde me bijzonder vrolijk, en spendeerde de rest van de dag met het fotograferen van random mensen en het houden van random gesprekken. Ik herinner me slechts belangrijke flarden (ik maakte foto’s van een drag queen in glitter-eenhoorn-outfit; iemand vertelde me dat Derry de bi capital van de wereld was), en was voornamelijk in een blije waas rond aan het dansen met een groep Brazilianen van alle geaardheden, totdat ik er ineens achter kwam dat ik iedereen kwijt was, zoals dat gaat. Al mijn spullen lagen bij S., en hoewel ik uiteindelijk haar vrienden terugvond, was zij van de aardbodem verdwenen.
S. heeft de neiging om op de meest vreemde momenten in het niets op te lossen. Ze kan je vijf minuten eerder appen om te zeggen dat ze er bijna is, en een uur later nog steeds nergens te vinden zijn. Ze leeft in haar eigen wereld, en ik heb weleens het idee dat ze een vampier of een ander bovennatuurlijk wezen is – iets wat ze overigens nooit heeft ontkend als ik haar er rechtstreeks naar vroeg.
Dit keer was ze ook nergens te vinden. Een vriend van haar en ik besloten maar naar huis te gaan, en lo and behold: S. stond in de rokersruimte, een wazige glimlach op haar gezicht, dat onder het bloed zat. Ze had zelf niets door, en had geen idee wat er gebeurd was; later reconstrueerden we de avond en besloten we dat ze van de trap gevallen moest zijn. Thank God dat het niets ergers was. We konden haar gelukkig mee krijgen, en werden terug naar huis gebracht door een zwijgende taxichauffeur.
Zo eindigde mijn eerste Dublin Pride.
(NB: Ik wou hier eerst een lang verhaal over mijn ellenlange zoektocht naar mijn seksualiteit neerpennen, maar ik heb het besloten toch niet te doen, omdat het me eigenlijk niet zo interessant lijkt voor anderen om te lezen, en ik er eigenlijk wel klaar mee ben om er diep over na te denken.)

 

2. Ik schreeuwde voor het eerst naar vreemdelingen op straat.
Als je in Dublin rondloopt, moet je oppassen. Het kan voorkomen dat je zonder enige aanleiding wordt uitgejouwd door een groep koddig uitziende mensen in een gele legerwagen. Ze dragen rare hoedjes en hebben een vreemde uitdrukking op hun gezicht, die het midden houdt tussen schaamte en uitzinnigheid.
Een paar weken geleden deed ik zelf mee aan deze zogenaamde Viking Splash Tour, samen met Favoriete Ier en een paar van zijn vrienden. We kregen de onvermijdelijke helmpjes-met-horentjes op, die onze archeologenharten ineen deden krimpen, maar ons tegelijkertijd een soort kinderlijke vreugde gaven. Het was alsof ik weer klein was en gevechtje speelde met mijn broertje. Daarnaast zag Favoriete Ier er nog meer als een Viking uit dan hij normaal al doet, ondanks het feit dat de Vikingen dit soort hoofddeksels nooit gedragen hebben.

vikingstuff.jpg
Vikingfem (plus het been van Favoriete Ier)

Onze gids oefende onze Viking roar met ons, want het idee van de tour is dat je een groep doodenge barbaren bent, die de inwoners van Dublin eens een poepje zal laten ruiken. Dat klinkt schattig, maar dat is het alleen omdat de vroege Middeleeuwen zo lang geleden zijn en niemand zich logischerwijs nog kan indenken hoe eng een Vikingaanval moet zijn geweest. Enfin, ik dwaal af met mijn archeologisch-historisch gezeur.
We werden geinstrueerd hard te brullen naar mensen die selfies namen, PDA (public display of affection) bedreven, of eruitzagen als een hipster, terwijl de tourgids ons ondertussen vermaakte met feitjes over Dublin, en met haar talent om accenten na te doen. Het schreeuwen begon wat timide, maar na een tijdje raakte de groep helemaal in de flow, en lieten we een aantal toeristen flink schrikken (de locals blijven er stoïcijns onder; op een gegeven moment hoor je dat gebrul niet eens meer). Het was erg bevrijdend, en toen we onze rit afsloten met een plons in het water – de truck is een amfibisch voertuig – voelde ik me rustiger dan na een twee uur durende yoga-sessie. Ik heb sindsdien niet meer naar mensen op straat geschreeuwd, helaas, hoe fijn het ook voelde, maar dat is vermoedelijk omdat ik weet dat die enge Kelten niet erg aardig zullen zijn voor een eenzame Viking.

3. Ik liet voor het eerst mijn toekomst voorspellen.
Vriendin S., die gelukkig niet meer onder het bloed zat, vroeg me of ik mee wilde naar een “psychic & holistic fair”. Zij is altijd op zoek naar gratis evenementen, en is daarnaast fijn hippy-dippy, dus dit was de perfecte zondagbesteding voor haar.
Ikzelf ben helemaal niet zo weg van zweverig gedoe (het feit dat ik het zweverig gedoe noem zegt al genoeg, dunkt me), en ik word altijd een beetje lacherig van hoe serieus mensen het nemen; al ben ik er goed in dat te verbergen, want ik blijf toch nieuwsgierig, en als je ergens met skepticisme in stapt krijg je nooit de informatie die je wil. Ik heb genoeg alternatieve markten gezien om een aardig idee te hebben over kristallen, hekserij, en tarotkaarten, maar het heeft me nooit kunnen overtuigen in spirituele zin. Kristallen zijn leuk om in je kamer te leggen, wierook ruikt lekker, Native American tasjes zien er tof  uit en ik heb een tijdlang obsessief kitscherige “bloemenkinderen”-beeldjes gespaard, maar daar houdt mijn zoektocht wel op.

kristal.gif
Het was daarom interessant om rond te lopen met iemand die wel van dit soort dingen houdt, en vragen stelde aan alle verkopers en spirituele gidsen; zo kom je nog eens wat te weten. Ik raakte haar al snel uit het oog (zoals wel vaker), en raakte in gesprek met een vrouw die drip-paintings maakte. (Denk: Jackson Pollock, maar dan vermoedelijk met minder kleren aan.) Het zag er allemaal best leuk uit, en ik vond het vooral mooi dat de schilderingen haast op miscroscopische foto’s leken. De vrouw begon echter al snel over haar cursus, waar je voor een paar honderd euro een dag lang “vrij” kan schilderen, en jezelf middels druipende verf kan uiten, en je “innerlijk”  op het doek kan gooien. Dat klonk me te vaag in de oren (wat is onvrij schilderen precies? er zit toch al iets van jezelf in elk kunstwerk?), en die beeldspraak deed ook niet veel voor mij (ik moest onwillekeurig denken aan die vrouw die met haar ongesteldheidsbloed schildert. Gruwel). De doodslag voor mijn interesse was de zin: “Er zijn geen restricties! Iedereen kan het!”, want dat deed me inzien dat ik het inderdaad eens zelf zou kunnen doen, op een lome zondagnamiddag, in mijn eigen tuin, zonder dat ik er honderden euro’s aan uit zou hoeven geven. Maar zeg nooit nooit; wie weet schrijf ik binnenkort een blog over mijn druip-ervaringen.
Toen ik alle kaarsen, runen en schedel-drinkbekers wel zo’n beetje had gezien, ging ik op zoek naar S. Ik vond haar in de hoek der mediums en psychics: ze was een paar keer langs de rij tafeltjes gelopen (opgesteld als voor een mondeling examen) en had een oud, witharig vrouwtje uitgekozen. “Denk je dat je ook met iemand gaat praten?” vroeg ze me. Ze weet hoe skeptisch ik ben, en mijn hoofd begon al aan een heftige nee-schud-beweging, dus ik verraste zowel haar als mijzelf toen ik zei: “Ja, waarom eigenlijk niet?” Tenslotte was ik hier nu toch; in het slechtste geval zou ik er een amusant verhaal aan overhouden, in het beste geval een goed levensadvies. De realiteit bleek ergens in het midden te liggen.
Ik keek rond en koos een vrouw uit die zich aanprijsde als “wolvengids”, wat dat ook moge zijn, en net als alle anderen een mengelmoesje van psychische instrumenten voor zich had liggen. Ze raadpleegde engelenkaarten, Native American spirit guide-kaarten, en een pendulum.
De vrouw had een Duitse naam en bevroeg me, voor de eigenlijke lezing begon, over mijn wensen, mijn leven in het algemeen en mijn baan. Ze was erg aardig, maar ik maakte gauw een mentale aantekening van alle dingen die ik tegen haar gezegd had, zodat ik dat later kon gebruiken voor mijn analyse. Skepticisme valt niet uit te bannen.
Ik kan mijn verhaal nog langer en uitgebreider maken, maar uiteindelijk kreeg ik dit te horen:

wolfspirit.jpg
via timberwolfhq.com

1) Ik moet meer Liefde tonen. De eerste kaarten die ze trok hadden vagelijk met liefde en natuur te maken, en ik had haar verteld over Favoriete Ier, dus daar haakte ze al snel op in. Mijn gezicht ziet er in rust altijd uit alsof ik hevig aan het dubben ben (wat ik 85% van de tijd ook daadwerkelijk doe), dus ze vertelde dat ik moest stoppen met twijfelen en er voor moest gaan. Beste advies van de sessie, al kun je dit elke dag wel tegen mij zeggen.
2) Mijn grootmoeder waakt over mij. Daar schrok ik erg van, want een van de weinige spirituele geneugten die ik mezelf toelaat, is het idee dat mijn Friese beppe zich over mij ontfermt vanuit ’t hiernamaals. Echter, de vrouw zei dat de oma van moederskant “doorkwam”. Ik lachte (ik bedoel, oma S., naar ik weet leef je nog gewoon, toch?), en ze herstelde zich snel: “Je overgrootmoeder! Een overgrootmoeder. Ze praat onzin tegen me…ik kan het niet verstaan…” Ah, het aloude idee van “Dutch is gibberish”. Ik zou later die dag een teken zien dat mijn overgrootmoeder bij me was: een vlinder, roodborstje, bij, of veer. Toen ik naar huis liep zag ik een halfdode hommel op straat; ik weet niet of dat telt. Misschien heeft de spirituele wereld een nogal zwart gevoel voor humor.
3) Ik zal naar Duitsland verhuizen, want ik heb een connectie met dat land. Duitsland is een van de landen waar ik het minst graag heen zou gaan voor werk (niets ten nadele van het land, ik wil er gewoon niet wonen), maar wie weet krijg ik een hersenschudding en verandert mijn persoonlijkheid. De wolvengids wist welzeker dat ik niet in Ierland zou blijven. We zullen zien. Er staan voor de komende tijd veel nieuwe, bijzondere dingen op de planning hier, waar ik jullie tezijnertijd over zal vertellen, dus ik heb er een hard hoofd in.
4) Ik zal in Egypte gaan werken, binnen een jaar. Dat volgde op haar uitroep “Ik zie piramiden!” toen ik vertelde dat ik archeoloog was. No shit. Helaas ben ik echter een van de weinige archeologen die niet erg veel met Egypte op heeft. Misschien bedoelde ze de piramiden in Midden- en Zuid-Amerika, die ik een stuk leuker vind. Een veelgemaakte fout.
5) Ik zal een mystery/crime-boek publiceren (niet geheel toevallig het meest populaire genre tegenwoordig). Nu schrik je misschien, want de meesten van jullie weten dat het mijn droom is een roman te schrijven, maar let wel: dit was een van de eerste dingen die ik haar rechtstreeks verteld had. Toen ik tijdens haar voorspelling zei dat ik al lang begonnen was aan mijn verhaal, en precies wist wat voor genre het was, bleef ze voet bij stuk houden. Omdat ik dit toch positief wil afsluiten, ben ik bereid om haar hier het voordeel van de twijfel te geven: tenslotte kan elk boek wel een klein beetje mystery gebruiken.

Ik klink nu erg bitter en zuur, maar het was uiteindelijk een fijn gesprek, een soort therapie-sessie bijna. S. was erg blij met haar kaartlegging, dus ik geef nog niet op. Ik weet dat er ergens iemand moet zijn die mij een accuratere lezing zal geven. Ik zal hem/haar vinden!

4. Ik maakte voor het eerst iets met een naaimachine.
Hier kan ik kort over zijn: tijdens de vier uur durende naaicursus die ik deed heb ik geen enkele keer in mijn vinger geprikt. Okee, soms draaiden de draden rond de naald of schoot er iets los, en ik heb een meetlint laten smelten door er per ongeluk een strijkijzer op te leggen, maar voor de rest verliep het allemaal verbazingwekkend gladjes. Ik heb zelfs een tasje gemaakt! Nu heb ik een nieuwe toevoeging aan mijn altijd-groeiende lijst van “dingen die ik wil kopen omdat ik denk dat ik er iets mee ga doen”: ik wil een naaimachine. Schrijf het maar in je grote boek, Sinterklaas.

Hopelijk staan er nog veel fijne eerste keren op het menu voor mij – en voor jullie lezers, natuurlijk! Ik ga nu eerst genieten van een lekker lange vakantie in het thuisland, Gent, en Zuid-Frankrijk; mijn laptop gaat mee (voor sollicitatie-doeleinden, waarover hopelijk later meer!), dus wie weet horen jullie nog van me. Bisous!