Paddy’s Day en Femsdag, oftewel de twee beste feestdagen in maart

Paddy’s Day en Femsdag, oftewel de twee beste feestdagen in maart

Voor ik begin wil ik het eerst even hier over hebben: ik ben nu 27. Inderdaad, 27. 27! Wat een irritante leeftijd is dat. Nu behoor ik tot de “onverbiddelijk richting de dertig lopende” mensen, in plaats van de mid-twintigers of jonge twintigers. Ik ben niet jong en niet oud. Mensen blijven maar zeggen dat dit de fijnste tijd van je leven is, die paar jaar voor je dertigste, maar in plaats van dat dat me opvrolijkt, jaagt het me angst aan. Moet ik nu drie jaar lang de fuck uit mijn leven gaan genieten en dan vervolgens opeens Volwassen en Verdrietig worden, just like that? Dat klinkt vermoeiend. ‘k Blijf liever gewoon rondwentelen in mijn natuurlijke emotie-mix, want hoewel dat eveneens best uitputtend kan zijn, heeft dat me best prima naar de 27 geholpen.
Er is verdorie niets leuks dat je ineens mag doen als je 27 geworden bent, behalve dat je onverhoopt lid kan worden van de “27 club”. Daar ben ik echter lang niet beroemd en lang niet drugsverslaafd genoeg voor. Over beroemdheid gesproken, waarom zijn er eigenlijk zoveel mensen van mijn leeftijd die Dingen Bereikt hebben? Waarom zit ik hier in mijn pyjama, in mijn bed, met een eind-twintiger-kater die waarschijnlijk de hele dag en een beetje van morgenochtend zal gaan duren, terwijl er 27-jarige vrouwen en mannen zijn die boeken schrijven, games ontwerpen, en de wereld redden?
Hoewel…dat laatste geldt eigenlijk voor elke leeftijd. En eerlijk gezegd kan het me weinig schelen, nu ik er wat langer over nadenk. Iets Bereiken klinkt ook redelijk vermoeiend, misschien vermoeiender zelfs dan Ongelimiteerd Van Het Leven Genieten. Plus al die sukkels zullen ook vast wel eens een twee dagen durende kater hebben. Daar valt niet aan te ontkomen. Mu ha ha ha.

Zo, dat is een pak van mijn hart. Nu gaan we naar het HOOFDONDERWERP:

clover
SAINT PATRICK’S DAY!

Vorig weekend was het St. Patrick’s Day! Dé Ierse feestdag bij uitstek *ahum*. Meneer Patrick bekeerde alle Ieren tot het Christendom (de reden dat ik hem met terugwerkende kracht de schuld kan geven van die belachelijke anti-abortuswet die hier nog altijd in stand gehouden wordt), was de eerste slimmerik die het klaverblaadje (shamrock) als symbool voor de heilige drie-eenheid gebruikte, en gooide en passant alle slangen het land uit. Die arme beesten trekken ook altijd aan het kortste eind als het om religie gaat.

St.-Patrick-Driving-Snakes

Er zijn een paar misvattingen over deze feestdag die ik graag de wereld uit help:

1) Patrick was dus helemaal geen Ier, maar een Welshman. Zijn échte naam was – hou je vast – Maewyn Succat. Die naam klinkt meer als een hipsterige singer-songwriter of een combinatie van superfoods dan als een heilige, dus het is geen wonder dat we hem niet meer gebruiken.
Arme Mae werd als tiener gevangen door Ierse heidenen, tot slaaf gemaakt, en naar ’t groene eiland gebracht, waar hij als schaapherder aan het werk werd gezet. (Best een coole bezigheid als slaaf, als je dan toch iets moet doen! Ik bedoel, tegenwoordig is er een wachtlijst van 20 jaar voor je eindelijk schaapherder mag worden. Lucky bastard.) Hij kreeg een visioen – waarschijnlijk omdat hij zich dood verveelde tussen de schapen –, ontsnapte, en keerde later terug om iedereen te bekeren, zoals dat gaat als je een vroege middeleeuwer bent. Die heidenen hebben zichzelf vast voor hun kop geslagen in de jaren erna, toen hun hele land ineens Christelijk was geworden dankzij hun gevangen priester-to-be.

2) De afkorting van St. Patrick’s Day is niet Patty’s Day, maar Paddy’s Day of St. Paddy’s. Dit is logischer als je bedenkt dat Mae’s Ierse naam Pádraig is (dat zeg je ongeveer als Podreck, maar pin me hier niet op vast).

3) Er is geen groen bier en ook de rivier is niet groen. Die tradities zijn Amerikaans, want in Amerika overdrijven ze altijd, nietwaar? Plus, probeer jij het water in Dublin maar eens groen te kleuren – dan ben je drie jaar later nog bezig. Gelukkig kun je hier wel groene 99c-ijsjes kopen. En gewoon zwarte Guinness drinken, maar dat kan altijd.

4) Paddy’s day in Dublin is helemaal niet zo leuk, om dezelfde reden dat Koningsdag in Amsterdam niet zo leuk is: het is te druk, te lawaaierig, en het is bomvol toeristen die veel groener (of meer oranje) zijn dan de natives. Toffer is het om ergens anders heen te gaan, buiten de stad, waar je tenminste wat van de parade kunt zien (die parades zijn nog beter ook, want bomvol maffe taferelen en trekkers), het bier goedkoper is, en iemand voor de lol een huis-tuin-en-keuken-geluidsset de stoep op sleept om de Pogues en Dubliners op af te draaien.

Met deze vier punten opgelost, kunnen we verder met het HOOFD-HOOFDONDERWERP van deze blog:

Hoe ik mijn Paddy’s weekend vierde
Ik was met mijn huisgenootje in Kinsale en Cork, in het zuid/zuidwesten van het land. Dit is wat we deden:

20180317_101452[1].jpg
Kinsale richting Charlesfort
*Ons belangrijkste doel dat weekend was om de hosteldame in Kinsale te ontwijken. Ze vertelde ons een stuk of tien keer dat ze om half één richting de parade zou gaan, half één, lads, half één, als je met ons mee wil? Half één! Misschien niet zo erg, maar het was niet het enige wat ze tot vervelens toe bleef herhalen, en het maakte niet uit wat je terugzei: haar reactie was altijd dat ze om half één richting de parade zou gaan. Natuurlijk waren wij om half één absoluut niet in de buurt van het hostel te vinden. We genoten van onze eerste pint die dag, geserveerd door een vrolijk zingende barman.

*Mijn huisgenootje praatte met andere mensen uit Yorkshire die niet hoorden dat ze daar vandaan kwam. Nou vraag ik je! Ze zegt minstens drie keer per dag “poooork pieeee”.

*Zaterdagochtend vroeg gingen we naar Charlesfort, wat volgens de hosteldame bijna een uur lopen was, maar wij waren er lekker binnen 40 minuten al. HA!
Ik voelde me erg thuis in het 17e-eeuwse fort, want de layout is gebaseerd op Nederlandse vestingen uit die tijd. Er was bijna niemand anders, dus we konden door de ruïnestraten lopen en doen of alles aan ons toebehoorde, of 17e-eeuwse soldaten waren die het leger van Willem van Oranje (daar is de fucker weer) bevochten.
Als je mijn huisgenootje op een historische plek neerzet verandert ze in een opwindpoppetje dat onvermoeibaar alle muurtjes, gangetjes en kamertjes afloopt, tot ze honger krijgt en wil zitten, en ik slenter daar dan zo’n beetje achteraan. Ik kreeg trouwens de schrik van mijn leven toen ik een stikdonkere kerker in liep en een waterdruppel op mijn hoofd kreeg, en daarna lukte het mijn huisgenootje niet meer om me bang te maken, hoe vaak ze zich ook achter muren verstopte. Mijn schrik was in één keer opgebruikt door die waterdruppel. Maar goed.

20180317_102540[1]
Charlesfort
*We zagen de parade, zonder hosteldame. Dit was het hoogtepunt:

FB_IMG_1522004568534[1]
Een echte meerman
*Ik kocht een boek dit is geen nieuws.

*We hadden een lang gesprek met een man genaamd Maurice.

*We aten heel duur Italiaans eten.

*We wilden gaan surfen, maar toen ineens begon het te sneeuwen, en het was de dag na Paddy’s day, dus de surfschoolmensen dachten Ja doei en vertelden dat we niet hoefden te komen.

*Daarom gingen we naar Blarney Castle. Die plek is een hotspot voor Amerikaanse toeristen. Het valt me altijd op dat je eigenlijk nauwelijks Amerikanen in Ierland ziet, vreemd genoeg, tot je bij zo’n spot terecht komt. Naast Blarney zijn dat bijvoorbeeld de Ring of Kerry, de Cliffs of Moher, en de Rock of Cashel. Ik vraag me wel eens af of ze stiekem aan teletransportatie doen – je weet het niet! Misschien verschijnselen ze in één van de talloze kitscherige diddle-dee-idle-doo-pubs of souvenirshops waar je voor 40 euro een glazen shamrock kan kopen.
Ik vind het altijd naar om te zien dat een plek in Ierland zo overdreven toeristisch is. Zeker als archeoloog zijnde is het vervelend, want het eerste wat verdwijnt als het toerisme toeneemt, is historisch accurate informatie over de site. In Blarney Castle zorgt dit ervoor dat sommige borden zich beperken tot vage sprookjes over elfjes, heksen en druïden – er staat een fantastische stone circle in de kasteeltuinen en er is een dolmen te zien, maar alles wat men er over te zeggen heeft is dat dit belangrijke plek was voor “Keltische priesters”. Zucht. We hebben het altijd over “domme” Amerikaanse toeristen, maar de toerismebranche die dit soort desinformatie verstrekt en dit in stand houdt is eigenlijk veel erger.

20180318_150407[1]

Enfin, ondanks alles is Blarney een buitengewoon indrukwekkende plek, zeker op de dag dat wij het kasteel bezochten. Het was koud, mistig en het sneeuwde, en er waren (weer) weinig anderen, waardoor ik iets milder stond tegenover al het sprookjesgezeik. Blarney Castle is deels op een rots gebouwd, waardoor je A) wel twee keer nadenkt voor je het zal bestormen en er B) fucking coole grotten en kerkers zijn, waar je naar hartelust rond kan struinen. Daarna kun je de honderd-nogwat traptreden beklimmen, oude garderobes bekijken (kasteelwc’s zijn mijn favoriete bezienswaardigheden), en, als je eenmaal bovenin bent, de Blarney Stone kussen.

20180318_133949[1]

received_10211917959680157[1]

Het is een rare bezigheid. Je staat in de rij om door iemand ondersteboven tegen een steen aan geschoven te worden; het voelt of je een broodje in de oven bent. Ik had het natuurlijk weer totaal niet begrepen en dacht dat ik de steen aan de onderkant moest kussen, dus ik probeerde een stuk verder naar beneden te glijden dan nodig was. Door al het bloed dat naar mijn hersenen was gevloeid was ik de kluts kwijt en vroeg ik de professionele schuiver: “What do I do now?” “Kiss it, kiss it”, zei de man ongeduldig. Mijn huisgenootje maakte ondertussen een foto van me waarop het lijkt of ik geen hoofd en handen heb. Daarna was zij aan de beurt, en bij haar ging alles zo snel dat ik niet eens de tijd kreeg haar goed op camera te zetten.

received_10211917960240171[1]

We wandelden door de kasteeltuinen: ik rende een echoënd torentje in en deed of ik een heks uit Macbeth was (klinkt pretentieuzer dan het is, want ik vergat de precieze quote), we beklommen een boom, schommelden, en liepen door de Poison Garden waar ook deze super giftige plant te zien was:

FB_IMG_1522009257952[1]

Mijn doel in het leven is vanaf nu om mijn eigen Poison Garden te bezitten.

received_10211917967800360[1].jpeg

20180318_143559[1].jpg

*We aten donuts in de vorm van Koekiemonster. Voor de lunch.

20180318_130250[1]

*We dronken Beamish met een andere archeoloog, in een rockbar met de fantastische naam Fred Zeppelin.

*We gingen zwemmen in een fancy hotel, waar ik een badmutsje op moest.

20180319_095118-1[1].jpg

*We gingen sightseeën in Cork, maar alles bleek dicht, waardoor we uiteindelijk de hele stad door waren gelopen zonder eigenlijk echt iets gezien te hebben (behalve de stad zelf natuurlijk, plus een aantal hipstercafés en de uni, waar we bijna niet uit kwamen omdat-ie aan alle kanten werd verbouwd).

20180319_141057[1].jpg

*We namen allebei een andere bus terug, omdat ik zo dom was geweest een verkeerd ticket te boeken. Mijn busrit was niet alleen duurder, maar ook nog drie kwartier langer, dus dat was een erg fijn besluit van mijn Paddy’s weekend.

received_10211899786105829[1]
Dag Cork…dag Miss Huisgenootje!
Inhakend hierop: volgende keer een “ode” aan de Dublinse buschauffeurs.

Typisch Iers: De accenten-mallemolen

Typisch Iers: De accenten-mallemolen

Oh, het Ierse accent! Er is geen accent ter wereld dat zoveel gevoelens losmaakt. Het laat harten sneller kloppen (“het is zo schattig!” – het vreselijkste wat je over iemands manier van praten kan zeggen, maar dat terzijde), het laat mensen wegdromen en zwijmelen. Wat is het prachtig! Nee, er is geen enkel accent dat ermee wedijveren kan.

Er is echter één probleem. Het Ierse accent bestaat niet.

En het klinkt, zeker weten, absoluut niet zo:

Ierland wordt op alle mogelijke manieren geromantiseerd (I blame Hollywood en Amerikanen in het algemeen, want zo ben ik nou eenmaal), en het accent heeft er niet aan weten te ontsnappen. Sommige toeristen hopen opgewacht te worden door oude fiddley-diddley-doo-mannetjes en dreamy Gerard Butlers (die trouwens ook een potje maakt van de Ierse tongval), en denken dat ze zich heus wel kunnen redden hier, op het groene eiland. Ze spreken allemaal Engels, nietwaar – een grappig Engels, misschien, maar desalniettemin verstaanbaar genoeg. Dan sta je op het vliegveld en word je opgehaald door een Dublinse taxichauffeur die de gehele rit zijn mond niet houdt, word je gedropt in Dublin, en realiseer je je dat je geen woord verstaan hebt van wat die man allemaal net zei. “What’s the craic?” zegt iemand tegen je, en je hebt geen idee wat je moet antwoorden. En het houdt niet op: denk je net te begrijpen wat mensen tegen je zeggen, en reis je vervolgens naar een ander dorp of andere stad, dan moet je weer van voren af aan beginnen.

Net als in (bijna) elk ander land, bestaan er in Ierland meerdere accenten en dialecten. Ten eerste is er een groot verschil tussen het hoofdstedelijke accent en de manier waarop mensen van de countryside praten, en daar blijft het niet bij. Reis je naar het zuiden, dan moeten je oren wennen aan het enigszins bizarre Corkonian en meest Hollywoodeske accent van allemaal, in Kerry. Het verre westen is wéér anders, op sommige plekken dieper en onverstaanbaarder, op andere zachter en beleefder; in het noorden rekt men alle woorden uit; en dan heb je nog een handjevol vreemde accenten in de Midlands en het oosten. Hier een korte introductie over wat je kan verwachten:

Het is lastig om te bedenken wat de gemene delers zijn van deze accenten en dialecten: een paar woorden en uitdrukkingen worden in het gehele land gebruikt, zoals (what’s the) craic en (ah sure it’s) grand (zie ook deze en deze blog die ik eerder schreef), en men gebruikt overal graag en veelvuldig het woordje like. Het torty-tree cliché is grotendeels waar; Ieren spreken de th vaak uit als een T, of een D als je Dubliner bent, maar het ligt eraan hoe zwaar iemands accent is en natuurlijk waar hij vandaan komt. Letters worden verwisseld – Dublin wordt vaak Doblin, like kan uitgesproken worden als lojk (Dublin), lejk (het noorden) of een kort en snel lajk.

Het gaat me nog altijd niet heel makkelijk af om te horen waar iemand roots precies liggen, maar ik weet inmiddels wel het verschil tussen het Dublins en de rest. Ik spendeer het grootste deel van mijn tijd in de hoofdstad, dus het “Dubs” is het accent waar ik het meest aan blootgesteld word, zeker nu ik als archeologe vaak tussen de bouwvakkers in hartje Dublin te vinden ben. Zoals in de clip hierboven wordt gezegd, is er om te beginnen de Dublinse noord-zuid-verdeling, hoewel die niet helemaal opgaat; het echte, vette Dublins kom je ook in enkele zuidelijke wijken en het centrum tegen, en zowel het posh als het Generic Irish grijpen zeer snel om zich heen en worden overal gebezigd.
In feite kun je de twee variaties van het Dub-accent vergelijken met het Jordanees versus Oud-Zuid/grachtengordel in Amsterdam, met logischerwijs enkele gradaties er tussen. Het “echte” Dubs is knauwend en enigszins lui, zoals veel grootstedelijke accenten – men hangt er een beetje in. De Th wordt een D, de T aan het eind van een woord wordt weggelaten (wha’s da?), de I wordt een OI, en de U wordt een O (Doblin Bos). Er zijn talloze typisch Dublinse uitdrukkingen en woorden; het beste Dubse woord dat ik recentelijk geleerd heb, is the mot (de moh), “de dame”. Ik moet stiekem ook altijd grinniken om hoe men het woordje sorry uitspreekt: om één of andere onverklaarbare reden verandert dat in soddy.
Ooit werd ik blootgesteld aan het verschil tussen noord- en zuid-Dubs door een collega op mijn eerste Ierse opgraving. Hij liet me de volgende clip zien en toen het afgelopen was, keek hij me met trieste ogen aan. “Ik mis Dublin”, zei hij weemoedig, terwijl hij op nog geen drie uur reizen van de stad af zat en elk weekend terug ging. Dat was mijn eerste ervaring met de Ierse honkvastheid en regionale trots. (NB: Damo, met ’t petje, is de “echte” – Ivor is de posh Dubliner.)

Veel mensen die van ’t plattelaand naar de Big Smoke verhuizen, strijken hun culchie (“boeren”)-accent glad en klinken standaard-Iers (zoals je ook het standaard-Nederlands hebt in de Randstad). Het stomme is dat ze daarbij vaak meteen overstappen naar een vervelend semi-Amerikaans accent – een ontwikkeling die je kunt vergelijken met het ontstaan van dat hipsterige half-Engelse gebabbel dat in Amsterdam rondwaart.

Het blijft lastig om de rest van de accenten uit elkaar te houden. Ik luister stiekem nog altijd met extra aandacht naar iemand uit een klein Iers dorpje of verafgelegen graafschap, want hoewel de uitspraak en cadans per regio verschillen, klinkt alles in mijn ongeoefende oren nog redelijk hetzelfde. Vaak is de Th een T, zoals eerder gezegd (county Meath wordt Meat, waar ik altijd vrolijk van word), klinken de R en de T harder, de L wat dunner, klinkt are als Err en car als Kerr, wordt de T aan het eind van een woord vaak aan de klinker erachter geplakt (not at all wordt notta tall), en worden één-lettergrepige woorden ineens langer (girl wordt gorril, film wordt fillem, bog word boh-ag). Men gebruikt vreemde ouderwetse woorden zoals ye (jullie), yonder (daar in de verte), en quare (“very”). Er zijn nog vele andere woorden, zegswijzen en uitdrukkingen die weggeven dat iemand uit de countryside komt, en men zal jou als toerist of immigrant niet sparen: je hebt er maar mee te dealen. Als je de Hibernismen niet begrijpt, is dat jouw probleem. Ik verdenk Ieren er soms van dat ze dit expres doen, met de achterliggende gedachte dat je er alleen echt bij hoort als je ze verstaan kan – maar misschien ben ik te cynisch, want ik ben ook vaak Ieren tegengekomen die oprecht niet snappen waarom je ze niet begrijpt.

Enkele accenten zijn zo geprononceerd, dat zelfs mijn Nederlands brein ze onderscheiden kan. Zo heb je de springerige accenten uit Cork, waar ik op mijn rondreis door Ierland niet genoeg van kon krijgen. Mensen uit Cork klinken continu alsof ze verbaasd zijn of zelf niet helemaal begrijpen wat ze zeggen, en hebben de neiging om aan het eind van de zin omhoog te gaan. De echte Corkonians zijn ook gek op het woordje boi, dat ze te pas en te onpas achter een zinnetje plakken. Een goed voorbeeld kun je vinden in de film The Young Offenders, die je trouwens absoluut moet zien, als je dat niet allang had gedaan:

In het zuidwesten en westen heb je verder nog het schier onverstaanbare Kerry-accent, waar mijn oren enigszins aan gewend zijn dankzij een oud-collega uit die streek. In heel Ierland maakt men graag grappen over hoe zelfs andere Ieren niet begrijpen waar mensen uit Kerry het over hebben; en daaruit voortvloeiend, dat Kerrymen en -women nogal vreemde vogels zijn. Luister naar deze boer en oordeel zelf:

Veel accenten uit het westen zijn sowieso lastiger te verstaan, naar mijn idee, met een meer uitgesproken Ierse intonatie. Het meest typische aan deze accenten is dat men soms sh zegt in plaats van S (stone wordt bij-voorbeeld shtone).
West-Ierland is het is het gebied waar je de meeste Gaeltachts vindt, ofwel regio’s waar men nog (deels) Iers spreekt als eerste taal, en het accent daar is naar mijn idee sterk beïnvloed door het Gaelic. Toen ik op de Aran Islands was, vlak voor de kust van Clare en Galway, raakte ik aan de praat met een oud mannetje dat van jongs af aan voornamelijk Iers sprak, en daardoor klonk als een buitenlander die het Engels niet helemaal machtig was – hij vertelde me dat hij inderdaad soms moeite had met de taal. Tegenwoordig zul je mensen als hij niet veel meer tegenkomen – Engels is overal – maar je kan het nog altijd wel horen als iemand uit een Gaeltacht komt.
Mijn favoriete accent uit het westen is dat van Mayo, dat vrij zacht en kabbelend is, en prettig in het gehoor ligt.

Het noorden van Ierland is weer geheel anders, en logischerwijs vind je ook daar weer allerhande regionale verschillen. Hier bevindt zich ook het meest sexy accent (volgens de Ieren), in county Donegal, aan de noordwestkust. Luister of je het daar mee eens bent:

Naar mijn idee klinkt het norn ietwat nasaal en een beetje zeurderig, al vind ik het niet vervelend om naar te luisteren. Het gaat op en neer, en klinkers worden uitgerekt. Man wordt mààn, bijvoorbeeld, en ik heb een vriend uit county Armagh die in plaats van again soms agììn zegt.
Het Noord-Ierse accent staat er ook om bekend dat de OW in woorden als now en how wordt uitgesproken als (ongeveer) euw. Ook de OU verandert op vreemde wijze: in you wordt het oo, in our wordt het iets als eur. Het accent blijft me altijd verbazen, omdat het mij aandoet alsof je er veel moeite voor moet doen om zo te spreken – alsof men expres alle woorden zo veel mogelijk verbuigt en omgooit tot het bijna iets totaal anders wordt. En, ssjjt…het lijkt vaak erg op het Schots, maar dat kun je daar niet tegen iedereen zeggen. Ik zal mijn grote liefde Catherine Tate het woord laten doen, want schijnbaar heeft zij het Belfasts goed onder de knie. (Let ook op Catelyn Stark in deze scène.)

Ik kan jullie ook dit filmpje van Aileen uit Derry niet onthouden (NB: Graham Norton is natuurlijk ook Iers, maar hij heeft een vrij Generic Irish Accent):

Over de accenten in de Midlands en het oosten buiten Dublin weet ik weinig, al zal mijn hart altijd een vrolijk sprongetje blijven maken als ik een Tipperary-accent ontwaar: tenslotte werkte en “woonde” ik een aantal maanden in het dorpje Cashel, en het Tipps doet me altijd terugdenken aan de goede tijden daar. Hier is een hurlingspeler uit Clonmel, vlakbij Cashel – kun je gelijk wat meer opsteken over Ierse sporten.

Tenslotte heb je nog het accent waar iedereen altijd de spot mee drijft: dat van county Cavan, in de noordelijke Midlands, waar men schijnbaar het woord car als cyar (kjèr) uitspreekt. Aileen uit Derry heeft dat ook een beetje, maar ik heb het accent nog nooit in het echie gehoord, helaas.

Ik vind het jammer dat ik niet uitgebreider over de vele andere Ierse accenten kan schrijven – ik moet mijn oor nog beter te luisteren leggen. Het beste is natuurlijk om naar Ierland te komen als je er meer over wil weten, en zelf verward te raken door de tientallen, misschien honderden verschillende accenten die hier te vinden zijn. Ik zal je zelfgebakken pepernoten meegeven voor de tocht.

Slán!