Fem op Reis: Kerst in New York

Fem op Reis: Kerst in New York

Hier zit ik dan, met een jetlag-kop achter het scherm van mijn laptop, terwijl ik uit alle macht probeer te bedenken wat mijn DigiD-wachtwoord ook alweer was.
(Het volgende is een saai stukje over de frustraties van de buitennederlander die niet snapt hoe ze volwassen dingen moet regelen… Als je liever naar het hoofdonderwerp gaat (NEW YORK!) mag je het gerust skippen. Daar gaan we dan – de Grote Klaagzang der Vleeshouwers):

Vanaf volgend jaar moet ik mijn studie gaan afbetalen. Daarvoor heb je een DigiD nodig. Daarvoor heb je een telefoonnummer nodig. Natuurlijk was ik vergeten mijn nummer te veranderen de afgelopen paar jaar, en als je in het buitenland woont kun je geen post van DigiD ontvangen (ik weet ook niet waarom). Je moet dan een nieuwe gebruikersnaam en wachtwoord en all that jazz aanvragen, maar dat kan alleen in een beperkt aantal buitenlandse steden, en in een beperkt aantal gemeentes in Nederland. Ik was zo Volwassen geweest dat ik dat allemaal van tevoren had geregeld en vandaag trots naar de balie op Schiphol kon lopen om mijn code op te halen…Wat een feest! Twee seconden later, echter, bedacht ik dat ik vergeten was wat ik als nieuwe gebruikersnaam en wachtwoord had opgegeven. So it goes. Ik heb echt een bediende nodig die belangrijke gegevens op briefjes schrijft en me aan alles herinnert. Wie meldt zich aan? (Misschien moet ik mijn moeder gewoon over laten komen naar Dublin.)

Nu dat saaie gewauwel uit de weg is, kunnen we het hebben over de afgelopen week. Ik had in september tickets naar New York gekocht, zomaar, in een opwelling, omdat ik al sinds ik klein ben naar die stad toe wil – en zeker rond deze tijd, met kerstliedjes, lichtjes, bomen, Miracle on 34th Street, en SNEEUW. Ik kan je gelijk vertellen dat de werkelijkheid niet in de buurt komt van kerstfilms. Dat mag vast geen verrassing heten als je een Volwassen persoon bent, maar ik ben (niet al te) diep vanbinnen nog een 6-jarig meisje, dus het kwam iets harder aan. Het sneeuwde niet, want het was de warmste week in december sinds tijden, en rondom de kerstversieringen (die stiekem wel heel magisch waren) was het alleen maar heel druk, en moest ik de neiging onderdrukken om niet “BOM! BOM!” te roepen. Toch heb ik genoten, want er was genoeg Kerstigheid om me tevreden te houden: ijsbanen, kerststalletjes, hot toddy, en OVERAL croonende Bing Crosby. Toegegeven, datzelfde kun je in Ierland of Nederland vinden, maar het heeft toch wel wat om het Amerikaanse kerstgevoel te ervaren op de plek waar het allemaal vandaan komt.

Ik heb zo veel gedaan en toch zo veel niet gedaan, want de stad is belachelijk groot en zelfs het “centrum” (Manhattan) is binnen een week nauwelijks te doen. Om het overzichtelijk te houden, zal ik teruggrijpen op het overzichtje dat ik ook voor de Ruslandreis heb gebruikt. Zijn we er klaar voor?

Zaterdag 15 december
loveny
Bizar: Ik kwam tegen de avond op het vliegveld aan. Het was al donker. Dat kwam me goed uit, want in mijn hoofd was het bijna middernacht. Ik stapte in zo’n uit elkaar vallende Amerikaanse bus (de website zei dat er wifi en stopcontacten aan boord waren, ik zeg fake news) en we reden door New Jersey richting de stad. Het leek of ik in een vreemd soort Wonderland terecht kwam, een Auto-Wonderland wel te verstaan. Elke 500 meter kwamen we langs een tankstation, en de stroom aan tankstations werd onderbroken door autodealers en car-washes. Op een gegeven moment dacht ik dat ik simpelweg steeds hetzelfde stukje straat hallucineerde. Ik wou bijna dat ik een auto was geweest, dan had ik de tijd van mijn leven gehad (al is het misschien iets minder leuk om te zien hoe je soortgenoten worden uitgestald en verkocht).
Leuk & bijzonder: Omdat ik een rare Europeaan ben die geen weet heeft van grote afstanden, besloot ik vanaf 42nd Street – waar mijn bus aan kwam – helemaal naar boven te lopen, naar 101st Street. Het duurde een UUR, niet overdreven, maar ik kreeg meteen een idee van hoe immens de stad is, en wat ik ervan kon verwachten. Links en rechts schoten wolkenkrabbers omhoog, alle winkels waren nog open, overal verkocht men kerstbomen, en ik zag elke paar meter weer een ander maf type: een man in een glitter-onesie, een man in een kerstpak, op een wakeboard, die keihard IT’S THE FINAL COUNTDOWN afspeelde en zong, een 100+ dametje in een lange jas vol anti-Trump buttons… Veel gedeeltes waren ook verlaten, zeker zodra ik het lawaai van Midtown achter me gelaten had, en dat vond ik fijn om te zien: op de een of andere manier gaf dat me meer vertrouwen in de “echtheid” van de stad.
Ik kwam onder het zweet en met een lege maag bij mijn hostel aan, want hoewel ik op elke meter van mijn afgelegde route wel een broodje, cheeseburger, bagel, of hotdog had kunnen kopen, wist ik niet waar ik beginnen moest. Starving in the face of plenty. Ik dook daarom maar mijn eerste echte Amerikaanse diner in toen ik ingecheckt had, en vergat van de weeromstuit meteen om fooi te geven. Oeps.
Leermomenten: (1) Door mijn lange wandeling leerde ik meteen hoe het grid-systeem in New York werkt! Het is fantastisch voor mensen zoals ik, die de neiging hebben overal te verdwalen. Er lopen een paar straten noord-zuid en die worden doorkruist door straten die oost-west lopen, EN DAT IS HET. Mijn hostel was in het westen, op de kruising van Broadway en 101st Street, een adres dat je zonder enige moeite kunt onthouden. Broadway zelf is wel raar trouwens, want die weg is oud en loopt zo’n beetje schuin. Komt zeker omdat-ie ooit door 17e-eeuwse Nederlanders is neergelegd. (2) Fooi geven moet dus inderdaad overal als iemand je een dienst verleent, maar ik heb tijdens mijn vakantieweek ongetwijfeld heel veel mensen diep beledigd, en er nog veel meer keihard laten lachen om mijn toeristische domheid. (3) Als de pre-clearance man op het vliegveld tegen je zegt: “Please show me the fingers of your right hand”, betekent dat dat hij ze wil scannen, niet dat je ze voor zijn gezicht moet houden in een soort “goedendag Aardling”-gebaar. Opdat jullie je niet zo belachelijk maken als ondergetekende.

Zondag 16 december
20181216_100726[1]
Leuk: Ik ontmoette ECHTE NEW YORKERS! Aan de bar! Het lijkt in deze stad best normaal te zijn om in je eentje aan de toog te hangen en je verder met niemand anders te bemoeien. Ik zat dus maar zo’n beetje te schrijven en van mijn craft-beer-met-pindakaassmaak (!!) te genieten, en werd allereerst aangesproken door zo’n (in alle kroegen ter wereld voorkomende) dronken, eenzame man, die met mij naar The Rockettes wilde gaan. Via hem raakte in gesprek met twee locals, die hier rustig een biertje wilden drinken en simpelweg naar de “game” kwamen kijken, maar steeds door dronken eenzame locals lastig werden gevallen. Het lijkt Ierland wel.
Bijzonder: (1) Ik ben naar “The Met” geweest en hoewel het fucking saai is om over een museumbezoek te schrijven/lezen, wil ik jullie dat toch even onder de neus wrijven. Nu heb ik een nieuwe toevoeging aan mijn lijstje “beste musea ter wereld”! Daar deed ik het niet om, natuurlijk, maar dat jullie het even weten. (2) Times Square is eigenlijk nogal een non-attractie – het enige wat je ziet zijn grote billboards – maar het is hypnotiserend, je blijft staren. Ik moest denken aan mijn reis naar Rusland, eerder dit jaar, en hoe cool het is dat ik in 2018 twee van zulke tegenovergestelde landen heb bezocht. From the Red Square to Times Square.
Leermomenten: (1) Dit is een universele tip, maar in New York geldt het nog meer: KOOP NOOIT ETEN IN EEN MUSEUMRESTAURANT. Ik herhaal: KOOP NOOIT ETEN IN EEN MUSEUMRESTAURANT. Tenzij je per se je zuurverdiende geld wilt uitgeven aan kleffe cake. Twee blokjes om vanaf “The Met” en je komt bij de Lexington Candy Shop, een ouwerwetse diner waar je voor een paar dollar een bagel kunt eten, en je kunt laven aan een ongelimiteerde stroom koffie. (2) Amerikanen vinden het echt erg belangrijk om je steeds te vertellen wat hun achtergrond is. (3) New Yorkers hebben geen tijd voor bullshit, maar vinden het ontzettend leuk om je over hun stad te vertellen, of om je te uit te leggen waar je heen moet. Zolang je maar geen domme vragen stelt. Dat wordt afgestraft. Net Nederlanders, eigenlijk.

Maandag 17 december
IMG_20181228_173246_009[1]
Stom: Midtown is echt een lelijk gedeelte van Manhattan, als je niet omhoog kijkt. De wolkenkrabbers zijn logischerwijs gaaf om te zien, en zeker bijzonder voor iemand die laag Dublin of Amsterdam gewend is, maar de rest van de wijk is een groot opgeblazen Damrak, vol tatty souvenirwinkeltjes en restaurantketens.
Leuk & bizar: Ik zag mijn eerste subway-bum, die de trein in kwam en begon te oreren over zijn leven. “My name is Chris! I spread HAPPINESS and SMILES!” Hij ging iedereen langs, om slechts naar ons te lachen – de doorgewinterde New Yorkers keken stug voor zich uit, als Londenaren op de Underground, maar hij kreeg alsnog veel vrolijkheid terug. Daarna stapte hij de metro uit, geen cent rijker dan hij binnen gekomen was, en twee stops later was hij er ineens weer. Ik heb geen idee hoe hij zo snel van de ene plek naar de andere was gekomen. Mijn moeder had er een theorie over – dat hij gewoon steeds in- en uitstapte op elk station – maar ik negeer die logica maar even en zie hem gewoon als een lachende, Verschijnselende tovenaar.
Bijzonder: (1) ’s Avonds ging ik naar een voorstelling, genaamd Sleep No More, en die ervaring speelt nog steeds door mijn hoofd. Zonder al te veel weg te willen geven, kan ik vertellen dat het een adaptatie van Macbeth is. Het speelt zich af in een tot 1920s/1930s hotel omgebouwd warenhuis. Als bezoeker krijg je een masker op, en er wordt verteld dat je niet mag praten en je het best in je eentje het vijf verdiepingen tellende gebouw kan verkennen. Dan word je naar binnen geleid. Je mag alle kamertjes in, deuren openen, spullen oppakken en eten (!!), boeken lezen, wat je wil. Het is erg creepy en donker, met Bioshock-achtige muziek op de achtergrond en enge kamertjes vol onthoofde poppen, opgezette beesten of bloederige dekens. Na een tijdje dwalen kom je acteurs in de gangen tegen, die delen uit Macbeth spelen, al is het niet altijd duidelijk wat er precies gebeurt, omdat je op elk moment in het verhaal kan vallen (ik had er plezier in om uit te vinden wie wie was!). Je kunt de spelers volgen, want ze gaan van kamer naar kamer, maar je kunt er ook voor kiezen je eigen gang te gaan en te zien wat er op je pad komt. Als je geluk hebt, nemen de acteurs je apart in geheime kamers om je daar dingen in het oor te fluisteren of in de hand te drukken. Helaas overkwam dat laatste mij niet! Ik wil het nog eens doen. Zucht. Ik wil terug naar New York.
Leermomenten: (1) Je geeft jezelf meteen weg als toerist of buitensteder als je uit de subway in Midtown komt en vervolgens met grote ogen naar boven koekeloert. New Yorkers zien al die wolkenkrabbers niet eens meer. Kun je je dat voorstellen, dat die grote glanzende glazen gebouwen alledaags voor je zijn? Maar goed, het zou natuurlijk erg vermoeiend zijn als je elke dag opnieuw weer zou moeten ooh-en en aah-en. Dat doen we in Amsterdam ook niet. (2) New York heeft de beste boekwinkels ter wereld, nou ja, na Londen misschien. The Strand (een mijl lang tweedehands boeken), McNally’s in Soho, The Mysterious Bookshop (met alleen maar thrillers, crime en mysterie), …en dat zijn er nog maar een paar. Voor een boekenliefhebber & verzamelaar van prullaria was het fijn dat elke winkel zijn eigen merchandise had: tasjes, kaarten, stickers, broches, en hun in eigen beheer uitgegeven verhalen. Ik kon mijn geluk niet op.

Dinsdag 18 december
20181218_135202[1]
Leuk: Op deze dag at en dronk ik mijn route door de stad en zijn multi-culti scala aan inwoners. Italiaanse brunch, dan een pastrami-sandwich in de joodse buurt, geuren opsnuiven in Chinatown (waar ik in sommige straatjes de enige witte persoon was), Mexicaanse taco’s als avondeten, en dat alles afgesloten met een Dark Ale in New Yorks bekendste Ierse kroeg: McSorley’s. Het voelt daar alsof je 200 jaar terug in de tijd bent gereisd, want het interieur is oud en er ligt zaagsel op de vloer. Voor vijf dollar krijg je twee pints ale, en je kunt er Iers-Amerikaanse snacks eten, zoals stew. Tot de jaren ’70 was de plek verboden voor vrouwen. Nu was de helft van de bezoekers van mijn geslacht – we hebben wat in te halen! Ik voelde me na het drinken van mijn pints meteen onderdeel van een 18e-eeuwse gang, en kreeg zin om mijn rivalen op hun bek te slaan, maar bij gebrek aan vijanden droop ik toch maar af naar mijn hostel.
Bijzonder: Ik bezocht een concert van Vince Giordano & the Nighthawks, die de soundtrack voor mijn allerfavorietste serie ooit (Boardwalk Empire) voor hun rekening namen, en sprak zelfs even met Vince zelve! Hij was zo’n typische Amerikaanse man die precies weet hoe hij moet small-talken en iedereen zich speciaal laat voelen, terwijl hij eigenlijk niets interessants zegt. Hoewel ik van de 20s-muziek genoot, kon ik het toch niet laten stiekem om het publiek te gniffelen. Veel middelbare, rijke, witte mannen, die hier kennelijk elke week kwamen en de artiesten kenden. Natuurlijk hadden ze Heel Veel verstand van De Muziek, maar ze babbelden er toch op luide, interessant-doenerige toon doorheen. Na het optreden gingen ze maar wat graag met de tapdanseressen op de foto, die in hun cutie-cutie-rol bleven, hun plakwimpers verwoed op en neer wapperden, en met hoge kinderstemmetjes giechelden om alles wat de mannen zeiden. Niemand danste, trouwens: dat vond ik nog het meest jammer, want ik had gehoopt een paar van mijn rudimentaire swingdance-pasjes uit de kast te halen.
Leermomenten: (1) Dit is meer een note to self: Fem, als je straks beter wordt in tapdansen, zorg dan dat je ver weg blijft van Vince Giordano. (2) Bijna alles wat je krijgt in New Yorkse bagelshops en deli’s (als je goedkoop wil eten dus) wordt op papieren wegwerpprut gegeven, en je krijgt er ook nog eens een scheepslading servetjes bij. Wonderbaarlijk, aangezien ik in Dublin en Amsterdam steeds meer plekken zien waar men probeert om het afval binnen de perken te houden. Zo komt het natuurlijk nooit goed.

Woensdag 19 december
20181219_131404[1].jpg
Bijzonder: (1) Hoe rustig het was in het American Indian Museum – er was bijna niemand, en er liepen meer bewakers dan bezoekers. Veel mensen weten schijnbaar niet eens dat het bestaat! Het mooiste vond ik de tijdelijke tentoonstelling “Transformation”, waar moderne Native American kunstenaars je aan de hand van licht-, geluids- en video-installaties meevoerden naar een bovennatuurlijke wereld. (2) De tegenstellingen op Wall Street: hoge gebouwen aan de ene kant, kleine Europese straatjes en cafeetjes aan de andere. Het is het oudste gedeelte van de stad, natuurlijk, maar er wordt continu gebouwd. Rondom de beurs en de grote financiële gebouwen was het een enorme teringzooi, vol steigers en lelijke toeristische shops en deprimerende eettentjes voor snel-snel-snel-zakenmannetjes. (3) Ik deed twee Memorials aan – dat van de Irish Famine, en dat van 9/11 – en beiden deden me een traantje wegpinken. De eerste is indrukwekkend in zijn bescheidenheid: het is een typisch Ierse, 19e-eeuwse cottage, die in zijn geheel van het groene eiland naar Amerika is getransporteerd. Er liggen stenen omheen uit elke county. Je loopt als het ware over een stukje Ierland, en zo voelt het ook, al wordt alles omgeven door hoge Wall Street-gebouwen. 9/11 is juist indrukwekkend in zijn grootsheid: de twee immense water-installaties waar het WTC stond, de drieduizend namen die er rondom gegraveerd staan, de boom die het overleefd heeft. Van een paar details kreeg ik het te kwaad, zoals bijvoorbeeld het feit dat men rozen in de namen stopt op de geboortedatum van de overledenen, of als ik de toevoeging “and her unborn child” zag. Het is dan wel weer jammer dat er zo’n militair spierballen-beeld staat in het park er tegenover, waar dan gerept wordt van de Amerikaanse grootsheid en de strijd tegen ondemocratische samenlevingen.
Leuk: (1) Ik ontmoette twee vrienden van mijn Favoriete Ier (die ooit een jaar lang in de stad heeft gewoond). Zij wonen in Brooklyn, aan de rafelranden die langzaam worden ge-gentrificeerd. Hun straatje, met van die typische New Yorkse brownstones, wordt kennelijk om de haverklap gebruikt in films. We liepen langs het water en een oude suikerraffinaderij (waar binnenkort natuurlijk dure appartementen in komen), aten een Lobster Roll met wat Lobster Ale (typisch Maine), en hadden het over reizen in Amerika, goede tv-series, en de staat van de wereld. De grote oranje olifant kwam natuurlijk ook aan bod. (2) Eindelijk zag ik de zon weer, toen ik langs de rivier liep – ik had niet door hoe erg ik haar gemist had. Die grote gebouwen houden alle zonlicht tegen. Nu werd het vermenigvuldigd door de glanzende ramen van de wolkenkrabbers aan de andere oever. Het parkje waar ik doorheen liep (Battery Park) was een oase van rust, en ik kon er zelfs even zitten om te lezen, met uitzicht op het Vrijheidsbeeld. Not too shabby.
Leermoment: Kerst in New York speelt zich maar op een klein gedeelte af: in Midtown, rond het Rockefeller en Fifth Avenue. Daar staat een grote boom, wordt er geschaatst en kun je elke tien minuten een hoofdpijn-opwekkende (maar stiekem erg magische) lichtshow zien op de gevel van Saks. De kerstkraampjes en etalages zijn ook om van te smullen, maar je moet je wel door de mensenmassa heen vechten. Dat maakt de magie weer iets minder. Ik had een ultiem kerstfilm-moment toen ik naar een lego-replica van het Empire State Building stond te kijken, er twee jongetjes met hun handen tegen het raam gingen staan, condenswolkjes op het glas ademden, en met een dik Amerikaans accent hun vader toeriepen: “Wow, Daddy! Look at this!”

Donderdag 20 december
received_572057149904797[1].jpeg
Leuk: Vandaag ontmoette ik een meisje uit Laos, dat bij mij op de kamer sliep. We trokken samen door Brooklyn, waar we half verdwaalden maar wel veel mooie vintage-winkels, street art en kroegjes zagen. Brooklyn is fijn, het is er rustig en kleurrijk en net rafelig genoeg om zijn karakter te behouden, terwijl je je er niet onveilig voelt. Als ik ooit in New York ga wonen (een idee dat al langer in mijn hoofd zit, maar totaal niet concreet is), zou dit een goede uitvalsbasis zijn.
Bijzonder: Ik zag Brooklyn hipsters – de echte, originele! Terwijl ik aan de bar hing van een alehouse en wat met de bebaarde barman praatte, keek ik mijn ogen uit. Het was echt alsof ik met houthakkers in de kroeg zat; ik wist niet dat dit soort types nog steeds bestonden. Ze lazen moeilijke boeken, een speciaalbiertje voor hun neus geplempt, gekleed in ruitjeshemd en natuurlijk getooid met woeste, wilde baarden. Het coolste type was een oudere, witharige man, die eruitzag als de Kerstman op z’n vrije dag.
Leermomenten: (1) Ik leerde veel over Laos, en over de rest van de wereld, want mijn reisgenootje had bijna overal gewoond of gestudeerd, en had zich nu in Nieuw-Zeeland gesetteld. Ze vertelde over de traditionele familiewaarden die er in haar land rondspookten, en hoe zij er voor moest vechten om op haar 27e onafhankelijk en (vooralsnog) ongetrouwd te blijven. Ik kreeg ook enorm veel zin om naar Zuidoost-Azië te reizen, iets waar ik nooit over na heb gedacht omdat het zo’n cliché is; maar door haar verhalen werd ik enthousiast. (2) Nu snap ik hoe het kan dat zoveel mensen duizenden foto’s van zichzelf op vakantie hebben. Je moet ze gewoon continu maken! Dat betekent dat je elke vijf minuten stil moet staan en een geforceerde pose aan moet nemen, zoals daar zijn: “Ik lach naar iets in de verte dat niemand kan zien”, “Ik merk echt niet dat jij een foto maakt terwijl ik over het water uit staar en over diepzinnige dingen nadenk”, of “Ik heb al mijn tasjes precies zo gearrangeerd dat ze prachtig over mijn half-gebogen been heen vallen”. Tsja.

Vrijdag 21 december
20181221_142437[1].jpg
Bijzonder: Deze hele dag was bijzonder – voor mij althans. Ik reisde naar een stadje langs de Hudson, Beacon genaamd, maar toen ik het aan Favoriete Ier omschreef, zei hij: “Dat klinkt als werkelijk ELK stadje buiten New York.” Natuurlijk heb ik geen enkel ander stadje buiten New York gezien, dus hij kan zijn mond houden, en ik keek mijn ogen uit. De treinrit er naar toe was al gaaf: het regende de hele dag en het was koud, wat ervoor zorgde dat er grote flarden mist over de Hudson zweefden, die zich rond half-vervallen suikerraffinaderijen en de kale bomen langs de oever drapeerden. Het leek net of ik in Ierland was, als Ierland enorm en uitgestrekt zou zijn geweest.
Ik raakte bijna meteen de weg kwijt, want Beacon heeft – net als ELK STADJE in New England, waarschijnlijk – een grote aanloop nodig, die bestaat uit verwarrende buitenwijken en grote brede straten die nergens naartoe lijken te gaan. Niemand liep over de voetpaden, want het stortregende nu en het is Amerika, dus ik probeerde zo goed en zo kwaad als het ging de borden te volgen en niet het eerste slachtoffer te worden van de Beacon Killer. Zo kwam ik bij het museum voor moderne kunst aan, want ja, dat heeft het stadje ook te bieden. Totaal doorweekt sleepte ik mij langs de installaties. Er was genoeg cools te zien, maar het is hit & miss met moderne kunst, en op een gegeven moment bevond ik mij in een kamer vol multiplex dozen. “’t Wordt vast gerenoveerd”, dacht ik, totdat ik er achter kwam dat DIT HET WAS.
Ik nam de bus naar het “centrum” en liep heen en weer over de Main Street, vol met quirky winkeltjes, oude koloniale huizen, houten kerken, diners, en drankwinkels. Er waren leegstaande fabrieken en treinrails die nergens meer naartoe gingen. Grote auto’s stonden geparkeerd in de zijstraatjes. Dit alles werd omkranst door een mistige bergketen in de verte, en een uitgestrekt bos.
In elke winkel waar ik binnenkwam werd ik hartelijk ontvangen, met die super-Amerikaanse vriendelijkheid waar je je als Europeaan bijna door aangevallen voelt. Ik at in een restaurantje dat geheel in Doctor Who-stijl was ingericht, waar ik de enige klant was en de (ietwat creepy) kelner elke vijf minuten vroeg of “everything OK” was.
Daarna moest ik terug naar het treinstation en raakte ik opnieuw compleet verdwaald, in een buitenwijk vol typisch Amerikaanse huizen-met-veranda’s. Veel van de huizen waren vervallen en deden me daardoor gelijk denken aan de Phantom Manor uit Disneyland. Er was bijna niemand op straat, en het werd langzaam donkerder, al reden grote auto’s me links en rechts voorbij. Na een tijdje kwam ik twee politie-agenten tegen, die me op vriendelijke small-town-wijze (tenminste, dat vermoed ik zo) vertelden waar ik heen moest.
Het duurde nog een uur voor mijn trein ging, een uur dat ik volmaakte aan de pier, starend over de Hudson. De ferry-bel klingelde in de verte, de mist werd dikker, en in mijn gedachten zag ik de Headless Horseman uit Sleepy Hollow over het water aan galopperen. Het was vreemd om een uur later weer in de drukke metropool terug te zijn.
Leuk/interessant: ’s Avonds ging ik wat drinken met mijn kamergenootje, in een ouwe dive-kroeg met een no-nonsense, hoogzwangere Russisch-Amerikaanse achter de bar, waar je speciaalbier, licht Amerikaans bier en natuurlijk allerhande junkfood kan bestellen. Het was er een allegaartje van mensen, en we werden aangesproken door een Herman Brusselmans-achtig figuur uit Boston, die met veel gusto Dublin afkraakte. Daarna ging ik naar mijn tweede jazzconcert. Het werd gehouden in de Village Vanguard, wat ooit een hip & happening-plek was voor jazz-artiesten, maar nu schijnbaar is overgenomen door pretentieuze bla-figuren. Ik genoot van de muziek (al was het improv-jazz – normaal kan ik daar slecht tegen!), en genoot ervan om het publiek te bekijken. Er zat een stel aan mijn tafeltje dat er op geen enkele manier meer “ik hou van jazzzzzzz” uit kon zien. Ze waren wat ouder, hadden allebei een gestijlde coupe met wat artistiekerige grijze strepen er doorheen, waren beiden van top tot teen in het zwart gekleed en droegen van die drapeersjaaltjes. Oh, ze GENOTEN zo en ze BEGREPEN de muziek zo goed – dat moesten ze ook continu aan elkaar laten weten. “Genius! Fantastic!” Ik werd er lacherig van.

Zaterdag 22 december
Leuk: Ik ging naar het MoMA, en was verrast dat daar ZO VEEL bekende schilderijen en artiesten hangen. Ven Go’s Starry Night, ja, dat wist ik wel, maar in elke zaal raakte ik enthousiaster. Picasso! Dalí! Warhol! Het was grappig om met mijn kamergenootje rond te lopen, want zij vroeg bij elk abstract schilderij: “Wat moet ik hier in ’s hemelsnaam zien?”, waardoor we veel langer bleven staan kijken dan ik gewoonlijk doe. Er was ook een gave tentoonstelling te zien van de Afrikaans-Amerikaanse artiest Charles White, die veel portretten maakte van prominente figuren uit de burgerrechtenbeweging en Afro-Amerikaanse muzikanten.
Stom: Er is natuurlijk altijd een stom moment op vakantie, vooral op de dag dat je weg moet. Mijne was dat ik graag het Rockefeller in wilde, halsoverkop een kaartje kocht en er toen achter kwam dat je pas daarna een tijdslot krijgt aangeboden. Echter, mijn tijdslot zat zo dicht aangeplakt tegen het moment dat ik de trein naar het vliegveld wilde nemen, dat ik meteen spijt kreeg dat ik er niet beter over had nagedacht. Na een mini-stress-moment besloot ik simpelweg te kijken hoe ver ik kon komen. Ik haalde mijn tassen op, at een pizza, en baande me een weg door de mensenmassa. Elk blokje om werd de stroom aan toeristen groter, zo groot dat verkeersleiders aan de slag moesten met touwen en hekken (ik overdrijf dit niet). Op een gegeven moment stond alles minutenlang stil – de stroom was compleet gestagneerd, en zelfs mijn tas was niet meer als wapen in te zetten. Het lukte me met geen mogelijkheid om ook maar in de búúrt van het Rockefeller te komen, en dus gaf ik op, ontworstelde me aan de kudde, at een hotdog en pakte de trein maar alvast. Dat bleek uiteindelijk een goede keuze, want op het vliegveld stond ik anderhalf uur in de incheck-rij en moest ik me naar mijn gate haasten.

Inmiddels ben ik weer helemaal tot rust gekomen in Amsterdam, heb ik twee heerlijke kerstdagen achter de rug (deze blog is in 3 dagen tot stand gekomen, dankzij kerstvakantie-luiheid), en bereid ik me vast voor op het komende jaar. Hopelijk gaat het met net zo veel bijzonders brengen als 2018! Ik zal proberen over een weekje of twee bij jullie terug te zijn, wellicht met een cliché-blog over goede voornemens, wie weet met iets heel anders. Het blijft een verrassing, zowel voor jullie als voor mij.

Gelukkig nieuwjaar!

PS. Ik heb maar weinig foto’s gemaakt op mijn mobiel, des te meer op mijn wegwerpcamera’s die ik nog moet ontwikkelen, dus die die zullen over een paar weken op Facebook e.d. verschijnen!

Paddy’s Day en Femsdag, oftewel de twee beste feestdagen in maart

Paddy’s Day en Femsdag, oftewel de twee beste feestdagen in maart

Voor ik begin wil ik het eerst even hier over hebben: ik ben nu 27. Inderdaad, 27. 27! Wat een irritante leeftijd is dat. Nu behoor ik tot de “onverbiddelijk richting de dertig lopende” mensen, in plaats van de mid-twintigers of jonge twintigers. Ik ben niet jong en niet oud. Mensen blijven maar zeggen dat dit de fijnste tijd van je leven is, die paar jaar voor je dertigste, maar in plaats van dat dat me opvrolijkt, jaagt het me angst aan. Moet ik nu drie jaar lang de fuck uit mijn leven gaan genieten en dan vervolgens opeens Volwassen en Verdrietig worden, just like that? Dat klinkt vermoeiend. ‘k Blijf liever gewoon rondwentelen in mijn natuurlijke emotie-mix, want hoewel dat eveneens best uitputtend kan zijn, heeft dat me best prima naar de 27 geholpen.
Er is verdorie niets leuks dat je ineens mag doen als je 27 geworden bent, behalve dat je onverhoopt lid kan worden van de “27 club”. Daar ben ik echter lang niet beroemd en lang niet drugsverslaafd genoeg voor. Over beroemdheid gesproken, waarom zijn er eigenlijk zoveel mensen van mijn leeftijd die Dingen Bereikt hebben? Waarom zit ik hier in mijn pyjama, in mijn bed, met een eind-twintiger-kater die waarschijnlijk de hele dag en een beetje van morgenochtend zal gaan duren, terwijl er 27-jarige vrouwen en mannen zijn die boeken schrijven, games ontwerpen, en de wereld redden?
Hoewel…dat laatste geldt eigenlijk voor elke leeftijd. En eerlijk gezegd kan het me weinig schelen, nu ik er wat langer over nadenk. Iets Bereiken klinkt ook redelijk vermoeiend, misschien vermoeiender zelfs dan Ongelimiteerd Van Het Leven Genieten. Plus al die sukkels zullen ook vast wel eens een twee dagen durende kater hebben. Daar valt niet aan te ontkomen. Mu ha ha ha.

Zo, dat is een pak van mijn hart. Nu gaan we naar het HOOFDONDERWERP:

clover
SAINT PATRICK’S DAY!

Vorig weekend was het St. Patrick’s Day! Dé Ierse feestdag bij uitstek *ahum*. Meneer Patrick bekeerde alle Ieren tot het Christendom (de reden dat ik hem met terugwerkende kracht de schuld kan geven van die belachelijke anti-abortuswet die hier nog altijd in stand gehouden wordt), was de eerste slimmerik die het klaverblaadje (shamrock) als symbool voor de heilige drie-eenheid gebruikte, en gooide en passant alle slangen het land uit. Die arme beesten trekken ook altijd aan het kortste eind als het om religie gaat.

St.-Patrick-Driving-Snakes

Er zijn een paar misvattingen over deze feestdag die ik graag de wereld uit help:

1) Patrick was dus helemaal geen Ier, maar een Welshman. Zijn échte naam was – hou je vast – Maewyn Succat. Die naam klinkt meer als een hipsterige singer-songwriter of een combinatie van superfoods dan als een heilige, dus het is geen wonder dat we hem niet meer gebruiken.
Arme Mae werd als tiener gevangen door Ierse heidenen, tot slaaf gemaakt, en naar ’t groene eiland gebracht, waar hij als schaapherder aan het werk werd gezet. (Best een coole bezigheid als slaaf, als je dan toch iets moet doen! Ik bedoel, tegenwoordig is er een wachtlijst van 20 jaar voor je eindelijk schaapherder mag worden. Lucky bastard.) Hij kreeg een visioen – waarschijnlijk omdat hij zich dood verveelde tussen de schapen –, ontsnapte, en keerde later terug om iedereen te bekeren, zoals dat gaat als je een vroege middeleeuwer bent. Die heidenen hebben zichzelf vast voor hun kop geslagen in de jaren erna, toen hun hele land ineens Christelijk was geworden dankzij hun gevangen priester-to-be.

2) De afkorting van St. Patrick’s Day is niet Patty’s Day, maar Paddy’s Day of St. Paddy’s. Dit is logischer als je bedenkt dat Mae’s Ierse naam Pádraig is (dat zeg je ongeveer als Podreck, maar pin me hier niet op vast).

3) Er is geen groen bier en ook de rivier is niet groen. Die tradities zijn Amerikaans, want in Amerika overdrijven ze altijd, nietwaar? Plus, probeer jij het water in Dublin maar eens groen te kleuren – dan ben je drie jaar later nog bezig. Gelukkig kun je hier wel groene 99c-ijsjes kopen. En gewoon zwarte Guinness drinken, maar dat kan altijd.

4) Paddy’s day in Dublin is helemaal niet zo leuk, om dezelfde reden dat Koningsdag in Amsterdam niet zo leuk is: het is te druk, te lawaaierig, en het is bomvol toeristen die veel groener (of meer oranje) zijn dan de natives. Toffer is het om ergens anders heen te gaan, buiten de stad, waar je tenminste wat van de parade kunt zien (die parades zijn nog beter ook, want bomvol maffe taferelen en trekkers), het bier goedkoper is, en iemand voor de lol een huis-tuin-en-keuken-geluidsset de stoep op sleept om de Pogues en Dubliners op af te draaien.

Met deze vier punten opgelost, kunnen we verder met het HOOFD-HOOFDONDERWERP van deze blog:

Hoe ik mijn Paddy’s weekend vierde
Ik was met mijn huisgenootje in Kinsale en Cork, in het zuid/zuidwesten van het land. Dit is wat we deden:

20180317_101452[1].jpg
Kinsale richting Charlesfort
*Ons belangrijkste doel dat weekend was om de hosteldame in Kinsale te ontwijken. Ze vertelde ons een stuk of tien keer dat ze om half één richting de parade zou gaan, half één, lads, half één, als je met ons mee wil? Half één! Misschien niet zo erg, maar het was niet het enige wat ze tot vervelens toe bleef herhalen, en het maakte niet uit wat je terugzei: haar reactie was altijd dat ze om half één richting de parade zou gaan. Natuurlijk waren wij om half één absoluut niet in de buurt van het hostel te vinden. We genoten van onze eerste pint die dag, geserveerd door een vrolijk zingende barman.

*Mijn huisgenootje praatte met andere mensen uit Yorkshire die niet hoorden dat ze daar vandaan kwam. Nou vraag ik je! Ze zegt minstens drie keer per dag “poooork pieeee”.

*Zaterdagochtend vroeg gingen we naar Charlesfort, wat volgens de hosteldame bijna een uur lopen was, maar wij waren er lekker binnen 40 minuten al. HA!
Ik voelde me erg thuis in het 17e-eeuwse fort, want de layout is gebaseerd op Nederlandse vestingen uit die tijd. Er was bijna niemand anders, dus we konden door de ruïnestraten lopen en doen of alles aan ons toebehoorde, of 17e-eeuwse soldaten waren die het leger van Willem van Oranje (daar is de fucker weer) bevochten.
Als je mijn huisgenootje op een historische plek neerzet verandert ze in een opwindpoppetje dat onvermoeibaar alle muurtjes, gangetjes en kamertjes afloopt, tot ze honger krijgt en wil zitten, en ik slenter daar dan zo’n beetje achteraan. Ik kreeg trouwens de schrik van mijn leven toen ik een stikdonkere kerker in liep en een waterdruppel op mijn hoofd kreeg, en daarna lukte het mijn huisgenootje niet meer om me bang te maken, hoe vaak ze zich ook achter muren verstopte. Mijn schrik was in één keer opgebruikt door die waterdruppel. Maar goed.

20180317_102540[1]
Charlesfort
*We zagen de parade, zonder hosteldame. Dit was het hoogtepunt:

FB_IMG_1522004568534[1]
Een echte meerman
*Ik kocht een boek dit is geen nieuws.

*We hadden een lang gesprek met een man genaamd Maurice.

*We aten heel duur Italiaans eten.

*We wilden gaan surfen, maar toen ineens begon het te sneeuwen, en het was de dag na Paddy’s day, dus de surfschoolmensen dachten Ja doei en vertelden dat we niet hoefden te komen.

*Daarom gingen we naar Blarney Castle. Die plek is een hotspot voor Amerikaanse toeristen. Het valt me altijd op dat je eigenlijk nauwelijks Amerikanen in Ierland ziet, vreemd genoeg, tot je bij zo’n spot terecht komt. Naast Blarney zijn dat bijvoorbeeld de Ring of Kerry, de Cliffs of Moher, en de Rock of Cashel. Ik vraag me wel eens af of ze stiekem aan teletransportatie doen – je weet het niet! Misschien verschijnselen ze in één van de talloze kitscherige diddle-dee-idle-doo-pubs of souvenirshops waar je voor 40 euro een glazen shamrock kan kopen.
Ik vind het altijd naar om te zien dat een plek in Ierland zo overdreven toeristisch is. Zeker als archeoloog zijnde is het vervelend, want het eerste wat verdwijnt als het toerisme toeneemt, is historisch accurate informatie over de site. In Blarney Castle zorgt dit ervoor dat sommige borden zich beperken tot vage sprookjes over elfjes, heksen en druïden – er staat een fantastische stone circle in de kasteeltuinen en er is een dolmen te zien, maar alles wat men er over te zeggen heeft is dat dit belangrijke plek was voor “Keltische priesters”. Zucht. We hebben het altijd over “domme” Amerikaanse toeristen, maar de toerismebranche die dit soort desinformatie verstrekt en dit in stand houdt is eigenlijk veel erger.

20180318_150407[1]

Enfin, ondanks alles is Blarney een buitengewoon indrukwekkende plek, zeker op de dag dat wij het kasteel bezochten. Het was koud, mistig en het sneeuwde, en er waren (weer) weinig anderen, waardoor ik iets milder stond tegenover al het sprookjesgezeik. Blarney Castle is deels op een rots gebouwd, waardoor je A) wel twee keer nadenkt voor je het zal bestormen en er B) fucking coole grotten en kerkers zijn, waar je naar hartelust rond kan struinen. Daarna kun je de honderd-nogwat traptreden beklimmen, oude garderobes bekijken (kasteelwc’s zijn mijn favoriete bezienswaardigheden), en, als je eenmaal bovenin bent, de Blarney Stone kussen.

20180318_133949[1]

received_10211917959680157[1]

Het is een rare bezigheid. Je staat in de rij om door iemand ondersteboven tegen een steen aan geschoven te worden; het voelt of je een broodje in de oven bent. Ik had het natuurlijk weer totaal niet begrepen en dacht dat ik de steen aan de onderkant moest kussen, dus ik probeerde een stuk verder naar beneden te glijden dan nodig was. Door al het bloed dat naar mijn hersenen was gevloeid was ik de kluts kwijt en vroeg ik de professionele schuiver: “What do I do now?” “Kiss it, kiss it”, zei de man ongeduldig. Mijn huisgenootje maakte ondertussen een foto van me waarop het lijkt of ik geen hoofd en handen heb. Daarna was zij aan de beurt, en bij haar ging alles zo snel dat ik niet eens de tijd kreeg haar goed op camera te zetten.

received_10211917960240171[1]

We wandelden door de kasteeltuinen: ik rende een echoënd torentje in en deed of ik een heks uit Macbeth was (klinkt pretentieuzer dan het is, want ik vergat de precieze quote), we beklommen een boom, schommelden, en liepen door de Poison Garden waar ook deze super giftige plant te zien was:

FB_IMG_1522009257952[1]

Mijn doel in het leven is vanaf nu om mijn eigen Poison Garden te bezitten.

received_10211917967800360[1].jpeg

20180318_143559[1].jpg

*We aten donuts in de vorm van Koekiemonster. Voor de lunch.

20180318_130250[1]

*We dronken Beamish met een andere archeoloog, in een rockbar met de fantastische naam Fred Zeppelin.

*We gingen zwemmen in een fancy hotel, waar ik een badmutsje op moest.

20180319_095118-1[1].jpg

*We gingen sightseeën in Cork, maar alles bleek dicht, waardoor we uiteindelijk de hele stad door waren gelopen zonder eigenlijk echt iets gezien te hebben (behalve de stad zelf natuurlijk, plus een aantal hipstercafés en de uni, waar we bijna niet uit kwamen omdat-ie aan alle kanten werd verbouwd).

20180319_141057[1].jpg

*We namen allebei een andere bus terug, omdat ik zo dom was geweest een verkeerd ticket te boeken. Mijn busrit was niet alleen duurder, maar ook nog drie kwartier langer, dus dat was een erg fijn besluit van mijn Paddy’s weekend.

received_10211899786105829[1]
Dag Cork…dag Miss Huisgenootje!
Inhakend hierop: volgende keer een “ode” aan de Dublinse buschauffeurs.