Fems Lijstjes: Gekke (en minder gekke) manieren waarop ik mezelf bezighoud

Fems Lijstjes: Gekke (en minder gekke) manieren waarop ik mezelf bezighoud

Dag lezers van me! Help me eens even? Het is april 2021, toch?

VOORDAT JE VERDER LEEST EVEN EEN DISCLAIMER: Ik begon met het schrijven van deze blog tijdens het paasweekend, en het duurde twee weken voor hij helemaal af was. Tegen die tijd hadden we eindelijk meer vrijheid, en konden we zelfs de bergen in (die gelijk overspoeld werden door alle inwoners van Dublin). Het leven is dus inmiddels ietsje minder saai, en een paar details in onderstaand gezeur kloppen niet helemaal meer. Maar ik ben te lui om het te veranderen. Dat past dan wel weer bij het onderwerp.

OK. WE GAAN WEER VERDER.

Als ik zo om me heen kijk zou het net zo goed januari kunnen zijn. Of april 2020.

Of vorige week.

Misschien wordt het weer eens tijd mijn routine om te gooien. In plaats van een middagwandeling moet ik eens wat vroeger opstaan om in de ochtend een rondje te lopen. Of zal ik mijn laptop eens aan de andere kant van de tafel zetten? Dat breekt zo lekker de week.

Of, ik weet het! Morgen doe ik boodschappen in de andere Lidl. *gniffelt* Ik ben echt lekker gek, dat wisten jullie wel.

Wát zeg je? Was het Pasen? Echt? Welja…Vrolijk Pasen, nog, he. Wat heb je gedaa… ach, nee, laat ook maar.

Sorry, ik werd even afgeleid.

Waar waren we? Oja!

Het was laatst Pasen. De tweede Pasen in lockdown. Vlak na mijn tweede verjaardag in lockdown, ook dat nog! Het was vandaag volgens mij net zulk lekker weer als vorig jaar rond deze tijd, met zon enzo. Gister was het iets minder, waaide het wat harder, volgens mij was de wind ook kouder. Ja, echt wel. Ze zeggen dat het over een paar dagen weer gaat regenen, misschien zelfs sneeuwen! Haha, kun je je dat voorstellen? Sneeuw in…wacht, wat is het, april toch?

Hier, moet je even dit grappige filmpje zien dat van de week door tien verschillende mensen naar me op werd gestuurd: […] O, je had het al gezien. Wel leuk, he? En deze…? [….] Ah, ok.

Oh, kut, wacht even. Kennelijk had ik een video-call met wat vrienden! (Ik dacht dat het gisteren was. Of morgen. Niet vandaag.)

Ben ik weer. Ja, snel. Nee, niemand was er. Haha.

Vind je het okee als ik even een dutje doe? Moet daarna wel even douchen ook. Prima! Tot zo –

[VIJF UUR LATER]

Okee, ik ben er klaar voor. Even m’n biertje opentrekken.

HET EIGENLIJKE BEGIN

Ik wilde dit keer eigenlijk een blog schrijven over iets totaal anders dan C19, iets wat ons allen naar een ander land, ja misschien zelfs een andere tijd zou hebben getransporteerd. Maar zodra ik diep na probeerde te denken, begon mijn hele lichaam te gapen.

Zo voelt mijn leven de laatste paar weken eigenlijk altijd: als een grote gaap. Een grote, wijdopen mond vol slijm en speeksel en donkerte en tanden die je kunnen vermalen en… Nee, dit gaat alweer te ver. Doet m’n arme hersentjes pijn.

Ik bedoel gewoon dat ’t saai is.

Natuurlijk, er blijven leuke dingen gebeuren (soms zelfs NIEUWE, ONBEKENDE dingen, shock! horror!), en ik ben best vaak vrolijk, tevreden, bezig, druk, in beweging, etc, maar het begint nu echt wel te voelen als het uitzitten van…iets. Iets! Geen idee wat precies. Ik kan niet wachten tot we, over een tijdje (een week? een dag? een uur?) weer verder dan 5 of zelfs 20 kilometer mogen reizen. Mijn God, dan kan ik de bergen in! Hoe zagen die er ook alweer uit? Ik zou op dit moment net zo goed in Nederland kunnen wonen, met mijn gebrek aan bergen de afgelopen maanden.

Die bergen die ik op dit moment in de verte zie zijn natuurlijk nep. Een fabeltje van de overheid, een projectie, een hallucinatie veroorzaakt door chemtrails. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit een voet in die zogenaamde ‘bergen’ heb gezet. Fake news.

Je kan nergens de vinger op leggen. Alles gaat langzamer en sneller tegelijk. Mijn brein doet er een stuk langer over om op te starten en vrij simpele taken uit te voeren en dan, poef! is het opeens weer een week later. Ik begrijp er niets van. Heb ik überhaupt nog een baan? Ik heb geen idee.

Alles is dus saai, maar alles is ook nog altijd raar. Als ik me nu in ’t centrum van Dublin begeef, voelt het onwerkelijk. Het is er leger dan normaal en tegelijkertijd lijkt het een festivalterrein, met overal plukjes jonge mensen die op de raarste plekken hun plastic beker bier leegdrinken en/of hun behoefte doen. (Ook heel festival-achtig is het feit dat er VEEL TE WEINIG openbare toiletten zijn en je er altijd honderd jaar voor in de rij moet staan.)

Parkwijn op mijn verjaardag. Hierna moest ik heel nodig pissen.

Niemand houdt zich 100% aan de regels. Er is vaak wel wat gaande en toch is er weinig te doen, behalve wat in het park rondhangen of een kopje koffie halen. Af en toe hoor je iemand wat doms door een microfoon roepen, iets over een corrupte overheid ofzo. Ach wat. Het hoort erbij, denk ik.

Ik ben moe en mijn brein is moe. Is het dan toch waar? Ben ik in slaap gesukkeld door de leugens van Big Pharma en de politici en de MSM? IS FEMKE-DIE-ZICH-ALTIJD-WEL-KAN-VERMAKEN-OP-DE-ÉÉN-OF-ANDERE-MANIER EINDELIJK GEBROKEN?

Ik zou lachen als ik er de energie voor had.

Maar alle gekheid op een stokje, het wordt nu écht wel lastiger, juist nu het einde in zicht is. Ik wil roepen: Schiet toch op! En tegelijkertijd wil ik ook roepen: Wacht nog even! Want ik heb niet het idee dat ik nou helemaal klaar ben om terug te gaan naar het oude, wat dat ook moge zijn.

Het beinvloedt je uiteindelijk toch meer dan je denkt. In lockdown zitten is niet verschrikkelijk, maar op een gegeven moment moet je toch nieuwe uitdagingen hebben, nieuwe dingen zien en doen, nieuwe mensen ontmoeten, en het is niet altijd even makkelijk om jezelf dat op te leggen. (‘Jezelf uitdagen’ is sowieso schier onmogelijk, ik geloof daar niet in. Je hebt altijd een bepaald soort push van buitenaf nodig, bijvoorbeeld een harde deadline.)

Toch zijn er nog manieren om jezelf een beetje bezig te houden. Met stip op nummer 1 staat:

HUILEN

Okee, dat is een grapje natuurlijk, maar het is duidelijk dat ik tegenwoordig nóg veel vaker huil dan gewoonlijk. Soms is het net of ik wekenlang achtereen ongesteld ben.

HA! zegt de kenner nu. Veel vaker dan gewoonlijk? Dat betekent dus dat je volcontinu aan het janken bent? Je huis staat vast blank. HA!

Welnu, kenner. Ten eerste: hou je kop. Ten tweede: geen commentaar.

Ja, okee, okee, ik ben een huilebalk. Of zoals ik het zelf inmiddels graag zeg: Ben in touch met m’n emoties. Ik kom uit een jankfamilie. Ik huil vaak, zelfs in niet-corona-tijden, zelfs als ik niet ongesteld moet worden. Af en toe vind ik het zelfs fijn, opluchtend, ik geef het grif toe. Ik huil als ik verdrietig ben of pijn heb, natuurlijk, maar ook als ik melancholisch ben of blij of gelukkig of boos of ontroerd of verliefd of alleen of gefrustreerd of teleurgesteld of bang of dronken of zenuwachtig of…of…tsja, wanneer eigenlijk niet? Soms voel ik ineens een traan langs mijn wang lopen en weet ik bij God niet hoe die daar gekomen is.

Maar goed, de laatste tijd springen de tranen mij nog sneller in de ogen dan eerst, en er zijn een paar gekke huilmomenten langsgekomen. Vaak had ik zelf niet eens door hoe vreemd ze waren – ik had er Favoriete Ier voor nodig om me er bewust van te worden. Elke keer als ik opkeek van mijn jankmoment merkte ik dat ik met grootse verbazing werd aangestaard.

Hier zijn de drie momenten die me het meest bijstaan:

  1. Een heleboel tranen zijn vergoten tijdens het kijken van films en series (even tussendoor: I May Destroy You was een grote boosdoener, maar wel een enorme aanrader*) en het lezen van boeken, maar het raarste moment dat de sluizen openden tijdens het lezen, was toen ik een boek over kosmologie doorspitte. Het idee dat het heelal blijft uitdijen, en de aarde daardoor over een eeuwigheid in totale eenzaamheid in het universum zal hangen, deed ’t ‘m.
  2. Toen ik vorige maand voor de eerste keer vanuit ’t buitenland stemde, was ik eerst heel enthousiast. Ik kon niet wachten om me weer eens buiten de gebaande paden te begeven – ik kon tijdens mijn dagelijkse wandeling eens ergens anders heen lopen, namelijk naar de Nederlandse ambassade, om mijn stem in te leveren. Uiteindelijk bleek alles gesloten te zijn, maar dat gaf weinig: het was een avontuur. Als vanouds was ik compleet last-minute met alles invullen en printen, dus het voelde weer even als pre-Covid-tijden. Heerlijk, non-Covid-gerelateerde stress! Het grootste probleem was dat ik niet kon kiezen wat te stemmen, en dat was waar de tranen te pas kwamen. F.I. kwam thuis en zag mij in een waterig wanhoopje op de grond zitten, omringd door kieslijsten en partijprogramma’s, verwoed alle kieswijzers en Zondag met Lubach-afleveringen doorspittend. Gelukkig heb ik door de zure appel heen kunnen bijten.
  3. Maar het ergste is dat ik tegenwoordig zo ingesteld ben op het vullen van mijn maag (nog meer dan eerst), dat elk miniem gebrek aan eten me meteen een monster maakt. Toen ik er tijdens mijn ‘lunchpauze’ achter kwam dat mijn ijsbergsla half verrot was, en ik dus geen salade kon maken, barstte ik in een dramatisch gejank uit. Het moet hebben geklonken alsof ik net had gehoord dat mijn gehele familie uitgemoord was. Arme F.I.
De reden van AL MIJN ZORGEN

*Michaela Coel is sowieso geweldig. Haar eerdere, maffe serie Chewing Gum zorgde er gelijk voor dat ik fan werd. En omg, ‘I May Destroy You’ zit zo goed in elkaar. Coel is ook nog eens heel grappig en ziet er altijd fantastisch uit. *MINI-VERLIEFDHEID-ZUCHT*

GAME NIGHTS

Er is iets heel geks met mij gebeurd en dat is dat ik ineens helemaal weg ben van bordspelletjes. Iedereen die mij een beetje kent, weet dat dat bijna gelijk staat aan een totale persoonsverandering. Okee, bepaalde spellen kon ik nog wel aan, maar over het algemeen was ik erg kieskeurig. (Dat komt ook omdat ik, eerlijk is eerlijk, niet goed tegen mijn verlies kan.) Dat was vroeger een groot verdriet voor broertje T., die al van jongsaf aan probeert iedereen in het gezin enthousiast te krijgen voor een potje Risk of Catan, dat nooit voor elkaar kreeg, en uit arren moede maar zijn knuffels inschakelde om met hem ‘mee te spelen’. Gelukkig hebben we dit jeugdtrauma tijdens de kerstvakantie enigszins kunnen verlichten, want mijn enthousiasme is groots opgelaaid – inmiddels zelfs nog meer! Tijdens de saaie eerste paar maanden van het jaar besloten we met onze buur-vrienden een wekelijkse game night te organiseren. De buurman, R., is een type dat zich snel vastbijt in een nieuwe obsessie, en dus werden er wekelijks nieuwe spellen aan zijn deur bezorgd. “Deze krijgt een hele hoge rating op Board Game Geek, maar hij heeft wel een vrij lage moeilijkheidsgraad!” vertelde hij ons dan, met glinsterende ogen. Hij pluisde alle handleidingen door (ook fijn, want spelregels doorlezen is een andere reden dat ik veel spellen haatte), en zorgde ervoor dat er altijd iets nieuws te doen was. Onze kleine, semi-illegale bijeenkomsten worden zelfs voortgezet nu de buren verhuisd zijn. Het heeft iets heel prettigs om tijdens een grauwe werkdag te beseffen dat je over een paar dagen weer kan doen of je in een middeleeuwse taveerne werkt, of een vogelspotter bent, of een vliegtuigmaatschappij bezit in de jaren 60! (mijn drie favorieten – mocht je ook van bordspelletjes houden, check ze!) Het helpt ook mee dat ik tot nu toe nog nooit verloren heb, en bijna altijd win, maar dat terzijde (*hair flip*). Onze nieuwste ontdekking zijn escape room-kaartspellen, die velen male beter zijn dan ik had verwacht. Creepy muziekje op, timer aan, en het voelt net of je in een echte room zit.

GOOD CRAFTY-NOON!

In het verlengde van de ‘game nights’ hebben de buren en ik eveneens een zogenaamde ‘crafter-‘ of ‘crafty-noon’ opgezet. Ex-buuf R. en ik drinken thee, eten bonbons, zetten relaxte muziek op, en knutselen maar! Ik ben op het moment verslaafd aan de bouwpakketten van Tiny Ireland, en ben van plan me hierna in het koninkrijk der knipselkunst te begeven. R. is bezig met borduren. Heerlijk kneuterig en 19e-eeuwse-roman-achtig allemaal! Hou je hart trouwens vast, want het kan best zijn dat ik je in de toekomst wellicht een bouwpakket of zelfgemaakte knipsels zal sturen.

HORROR DOOR DE JAREN HEEN

Omdat ik vond dat ik te vaak halfdood/laveloos voor de tv hing, zonder dat ik echt had nagedacht had over wat ik wilde zien (niet dat daar iets mis mee is – soms nog steeds erg fijn), besloot ik samen met F.I. een ‘filmproject’ te beginnen. Vlak na Halloween vroegen we ons af waar het horror-filmgenre nou precies begonnen is, en hoe het zich door de jaren heen ontwikkeld heeft. (Intellectuele gedachten, niet? Dat komt omdat wij een heel intellectueel huishouden zijn, tenminste, op de momenten dat ik niet als een klein kind aan het jammeren ben over eten.) Dat resulteerde in een lijst van ‘beste horrorfilms van het jaar’ vanaf 1920. We proberen elke week een ander jaar te bekijken; een extra regel is wel, dat we beiden de film niet al eerder gezien mogen hebben. Dat gaat nog lastig/interessant worden zodra we in recentere jaren terechtkomen, maar dat is van later zorg – we zijn nu toch pas in 1936. Vraag me niet hoe, maar we hebben ons door tien jaar zwijgende films heen gekeken! En, idioter: een groot deel daarvan was nog het kijken waard ook! Helaas zal het denk ik nog wel even duren voor we een film tegenkomen waarin de vrouwelijke hoofdpersoon niet elke vijf seconden flauwvalt, of het monster op iedereen af stuurt door keihard te gillen. (De grootste boosdoener wat dit betreft was The Black Cat. De actrice had de makkelijkste baan ooit, want ze was 90% van de tijd buiten westen en werd door allerhande mannen overal naartoe getild.)

De lijst is natuurlijk niet compleet zonder de klassieker Nosferatu (1922)

ECO-LOCO

Ik zit, zoals zoveel mensen, het grootste gedeelte van de dag thuis, dus ik werd me ineens nog veel meer bewust van alle plastic troep die je elke dag gebruikt. Het begon met de cups in onze koffiemachine: voor je het wist hadden we een heel pak van achttien doorgewerkt. F.I. kocht in een oprisping herbruikbare cups, en dat maakte iets bij mij los. Jawel. Hoewel ik weet dat ‘een betere wereld begint bij jezelf’ niet helemaal opgaat voor eco-dingen (HET ZIJN DE GROTE BEDRIJVEN DIE AANGEPAKT MOETEN WORDEN etc.), voelt het toch fijn iets minder afval te vergaren elke week. Zoals jullie je wellicht herinneren had ik in een ver, grijs verleden het voornemen om zero-waste te gaan leven. Dat voornemen is nooit helemaal weggegaan, al is het a) vaak ingewikkelder/arbeidsintensiever dan je denkt en b) werkelijk ONEINDIG. Als voorbeeld van het tweede: ik zit in een zero-waste-groep op FB, en kwam er achter dat zelfs postzegels lastig afval zijn – hoewel ik gelijk ook leerde dat je in Nederland handgeschreven postzegelcodes mag gebruiken. Wat een wereld! Mijn eco-loco-heid is weer geheel opgelaaid, en ik probeer elke maand een ander plastic-, wegwerp- en/of schoonmaakvoorwerp in huis te vervangen met iets duurzamers. Mijn favorieten van de laatste tijd zijn shampoozeep (die ook nog eens mijn haar echt shiny-as-fuck maakt), herbruikbaar maandverband (terug naar de tijd van je overgrootmoeder!), tandpastatabletten (hoewel dat ook aanvoelt of je elke dag een medicijn slikt, maar wie weet helpt het placebo-effect om de lockdown draagzamer te maken), en mijn allerliefste lievelings, het laundry-egg.

Een klein eco-hoekje

DRINKEN (IN HET PARK, IN DE KOU)

Zoals ik al zei, zitten de Dublinse parken en straten vol – en ik doe er gretig aan mee! Eerst was er alleen koffie beschikbaar, maar algauw besloten de guards dat het onmenselijk was om de Dubliners in deze barre tijden boetes op te leggen voor publiekelijk drinken, dus alcohol werd oogluikend toegestaan. Inmiddels hebben de pubs een maas in de wet gevonden waardoor ze takeaway pints kunnen verkopen. Zolang je niet vlak voor de kroeg gaat staan drinken (wat ‘terrasvorming’ zou zijn, iets wat op het moment verboden is), ‘mag’ het. Laat het aan de Ieren over om altijd een manier te vinden om te kunnen zuupen! Nu moet het weer nog meewerken, want dat waterige zonnetje dat de laatste tijd op onze bolletjes schijnt draagt niet echt bij aan de festivalsfeer.

Mijn eerste Guinness sinds maanden!

BOEKRECENSIES SCHRIJVEN

Dit klinkt grandiozer dan het is, want ik heb natuurlijk geen echte website, of contract bij een krant of tijdschrijft (hallo!). Nee, ik schrijf sinds kort korte recensies op Goodreads. Dat is eigenlijk een kutplek, want omdat het voor iedereen toegankelijk is zit het vol mensen die niet snappen hoe boeken werken, maar het schrijven houdt me van de straat. Daarnaast stop ik veel tijd in het creëren van mini-reviews en boekenfoto’s op mijn zogenaamde bookstagram. Het is niet overdreven te zeggen dat dat me door een groot deel van de winter heeft gesleept. Het is fijn tussen allerlei andere boek-nerds te zitten en na te denken over wat ik lees, en waarom ik iets nou precies zo goed of slecht vond. Het zet m’n dorre hersentjes aan het werk en dat is tegenwoordig een nog groter goed dan gewoonlijk. Ik moet wel zeggen dat ik er bijna weer genoeg van heb – waarschijnlijk stop ik er mee zodra de wereld weer wat normaler is. Instagram is nou eenmaal een vervelende plek, vol mensen die constant moeten laten zien hoe cool en woke ze wel niet zijn, en waar iedereen elkaar napraat en bezig is met algoritmes. Je wordt er gauw door aangestoken, dus ik wil weg voor het te erg wordt. Het boekenhoekje is niet veel beter – je ziet continu dezelfde boeken voorbijkomen, en net als op Goodreads zeggen mensen er soms de domste dingen over – al is men er ietsje meer zichzelf. Hm. Zoals je merkt is deze bezigheidstherapie op zijn retour, dus geniet ervan voor het te laat is.

STEP IT UP

Tegenwoordig ligt er zoveel nadruk op ‘gezondheid’ en het onderhouden van ’t ideale lichaam, dat ik er bijna zin van krijg om de hele dag op de bank te liggen en me vol te proppen met chocola. Dat doe ik nog steeds wel, hoor, wees gerust, maar ik moet toegeven dat lichaamsbeweging altijd prettig is en de dag een beetje beter maakt. Het hoeft, in mijn geval, niet eens veel te zijn: een beetje yoga hier, een beetje wandelen daar, beetje oefenen met m’n plank. (Ik zit er ook aan te denken om, rijkelijk laat, mee te doen aan de rollerskate-trend. Heb al wat onderzoek gedaan naar mooie skates. Ben er misschien iets te oma-leeftijd voor, en waarschijnlijk ook te onhandig, maar dat mag de pret niet drukken.) F.I. en ik zijn onlangs begonnen met elkaar ‘uitdagen’ voor een step-challenge – all the rage – wat erop neerkomt dat we binnen een bepaalde tijd zoveel mogelijk stappen moeten zetten. Het ‘dwong’ me om de deur uit te gaan en nieuwe routes te verkennen, maar nu heb ik even een pauze ingelast. De reden? F.I. is weer bezig met opgraven, en dat betekent dat hij elke dag zoveel heen en weer loopt dat ik hem nauwelijks in kan halen. En zoals ik zei kan ik niet tegen mijn verlies. Vandaar.

EEN PAAR ANDERE DINGEN

Voornamelijk dutjes doen, voor me uit staren, onzinnige dingen bestellen, en alle afleveringen van Drag Race doorspitten.


Ik hoop dat dit iedereen een beetje geinspireerd heeft! Vergeet niet, er is licht aan het einde van de tunnel: we zijn de corona-shit bijna voorbij. Volgende keer (ergens in juni) zal ik proberen weer eens iets anders te doen – ik denk er aan om iets te schrijven over Ierse muziek. Of willen jullie liever weer een Iers verhaaltje uit de oude doos horen? Laat het me weten via de comments. Tot gauw!

Fems Reisblog: Het Dagelijks Rondje

Fems Reisblog: Het Dagelijks Rondje

Hoi! Ik ben iets sneller terug dan vorige keer – wat een verbetering, nietwaar? Het is nog steeds lastig om in mijn brein te graven en iets interessants te vinden, want er gebeurt weinig. Gelukkig waren de eerste paar maanden van het jaar helemaal niet zo afschuwelijk als ik had verwacht (afgezien van de idiote rellen in de VS en Nederland, maar dat maakte me stiekem dan weer blij om in Ierland te zitten…). Ik heb het zelfs nog best wel naar mijn zin zo, al had ik gehoopt op een sneeuwig weekje zoals in het thuisland. Hier moesten we het doen met een halve dag sneeuwstorm, waarna het allemaal algauw overging in ijskoude hagel met wat verdwaalde regendruppels en minivlokjes ertussen. In het westen van het land ligt alles wel onder, maar ja, dankzij de 5 kilometer-regel kunnen we daar absoluut niet naartoe.

Het is wel heftig hoor, soms, zeker nu ik al precies elf (!) maanden niet op kantoor ben geweest. (M’n jubileum komt eraan! Jippie!) Het wordt met de dag weer strenger hier, al houdt bijna niemand zich meer aan de regels, maar ver reizen is echt uit den boze. Zelfs als Favoriete Ier en ik naar de Aldi rijden, worden we gecontroleerd door politieagenten. Ze denken er hier nu ook over na om de vliegboete te verhogen tot 2000 euro en dit het hele jaar te laten gelden, wat zou betekenen dat ik pas volgend jaar weer naar Nederland zou kunnen komen. Laten we hopen dat dat iets minder streng wordt.

Ik snap natuurlijk wel waarom er zo’n maatregel ingesteld wordt, maar het voelt onnodig en achter-de-feiten-aanlopend. Ik roep al vanaf maart/april vorig jaar dat alle grenzen meteen potdicht gegooid hadden moeten worden, net als in plekken als Nieuw-Zeeland – Ierland is tenslotte een eiland, het had makkelijk gekund (hoewel Noord-Ierland dan weer lastig was gaan doen. Kan dat stuk alsjeblieft afgesneden worden en ver, ver afgedreven worden zodat we er niets meer mee te maken hoeven hebben?). Dan hadden we nu misschien een betere situatie gehad. Maar helaas, niemand luistert ooit naar mij, en nu zitten we, zoals altijd als ik genegeerd word, weer met de baked pears.

Ik haal mijn verweg-voldoening nu maar uit het lezen van/luisteren naar reisboeken, het staren naar oude reisfoto’s, en door te genieten van mijn dagelijkse wandelrondje in de buurt. Het leek me leuk om jullie eens mee te nemen op wandeltocht – wie weet kunnen jullie dan ook een beetje reizen in je hoofd.

Come away, O human child! To the waters and the wild!

Voordat we gaan moeten we wel eventjes een kop koffie zetten. Het is koud buiten en ’t is fijn om je handen ergens aan te kunnen warmen.

(Negeer onze lege kerstboom. De kerstboom-afvalpunten zijn allemaal meer dan 5km uit onze buurt, dus we hebben hem laten staan, net zo lang tot-ie vanzelf uit elkaar zal vallen. Zucht, wat is het toch vervelend als je luiheid samenvalt met domme corona-regels. O, en raad eens wat dat wondje op mijn duim veroorzaakt heeft? Ik geef het goede antwoord aan het eind van deze blog.)

Het is regenachtig, maar dit is Ierland, dus dat houdt ons niet tegen. Over vijf minuten zal de zon wel doorbreken. Zwaai even naar de buuf links, die nog hard aan het werk is (en niet op de foto wilde, dus hier ons voorplaatsje-zonder-buuf).

Na met dikke koude worstenvingers drie keer de verkeerde code te hebben ingedrukt, gaat het hek van ons estate eindelijk open (ja, ja, wat zijn we fancy, he), en kunnen we de wijde wereld in.

Pas op het trappetje!

We lopen nu richting de rivier de Dodder, die lang, lang geleden door het glooiende boerenlandschap rondom Dublin meanderde, tijdens de middeleeuwen vele watermolens aandreef, en tegenwoordig ingekapseld wordt door de stad. Je zult echter zien dat er ondanks de verstedelijking nog veel natuurschoon en wat historische overblijfselen te vinden zijn.

Hier moeten we even kiezen of we naar links of rechts gaan. Links is de geasfalteerde route, die ik neem als ik wil opschieten. Rechts is het modderpaadje, dat je dichterbij het water brengt. Overdag is het prima te doen, maar ’s avonds kan het wat dodgy zijn, vol groepjes enge Ierse pubers en mensen die op zoek zijn naar hun volgende high. Niet te vergeten de local vos, die ons met z’n geschreeuw soms de hele nacht wakker houdt. Als het hier rustig is (en er geen vissers zijn die je boos wegkijken), is het een fijne plek om te zitten en voor je uit te staren, en je in een trance te laten brengen door het lawaai van de waterval.

Zoals je ziet heb ik de PERFECTE schoenen aan om door de modder te lopen.

Kijk eens hoe mooi het hier is!

We lopen nu langs twee tienermeisjes die foto’s voor de gram maken en bijna het water in tuimelen. Hi! Hi! *beschaamd tienermeisjes-gegiechel*

Het pad komt uit in een schattig buurtje. Als ik snel boodschappen moet halen, loop ik hier naar links, naar de Tesco, langs de oude Magdalene Laundry (jeweetwel, waar ‘gevallen’ meisjes – d.w.z., meisjes die buitenechtelijk zwanger waren – onder een heftig regime weer op ‘het goede pad’ gebracht werden). Een triest stukje Ierse geschiedenis, nu overvleugeld door het grote sport-stadion er tegenover.

Meestal, echter, steek ik hier de rivier over. Op weekend-dagen kan ik mijn rondje soms een stuk langer maken door rechtdoor te gaan, naar het park of het strand, maar ik moet vandaag op tijd terug zijn, dus helaas pindakaas.

Hier kunnen we eventjes rustig over het water uit kijken, net zo lang totdat iemand vanachter z’n mondkapje geëergerd zijn keel schraapt omdat hij er langs moet.

Als ik geluk heb, zie ik hier een boel watervogels. Er zijn ook vaak meerkoetennesten te spotten – heerlijk rommelig en altijd op de vreemdste plekken. Die nesten spreken altijd erg tot mijn verbeelding, want ik herken mijn eigen georganiseerde chaotisch-heid erin.

We lopen nu terug langs de rivier op de andere oever. Goed opletten, want er is hier en daar wat street art te vinden. Mijn favoriet op het moment is art of asbestos, die overal gekke ‘Lost’-posters achterlaat. Hij (ik ken iemand die hem kent, dus weet dat het een man is) opereert in mijn buurt en als ik mijn best doe, zou ik zo een route langs al zijn stickers kunnen uitstippelen. Wie weet kan ik er zelfs achterkomen waar hij woont! *manische lach*

Langs deze weg staan wat oude cottages. Ik let altijd op of er misschien eentje te koop staat – tot nu toe heb ik nog geen geluk gehad. Ik beperk me dus maar tot het boos en jaloers aanstaren van de mensen die er nu wonen; op een gegeven moment moeten ze de hint wel begrijpen, zeker als ik elke dag langzaam langsloop.

O, kijk eens! Wat zei ik je? Daar is de zon! (Min of meer.)

We steken nu de ‘grote weg’ over en wandelen verder door het Dodder-park. Dit gedeelte van de route heeft me door de slechtste momenten van de lockdown heen gesleept, want het voelt er net of je niet in de stad bent. Er is veel gevederds te zien: ik spot er de laatste tijd veel roodborstjes, en heb er van de zomer zelfs een ijsvogeltje over het water zien scheren! Mijn vogelspotten zorgt op sommige momenten ook voor menselijke interactie: what’s that you’re looking at? Ooo, it’s a robin! How cute! Broodnodig op sommige trolbrein-dagen, wanneer het aanvoelt alsof normaal contact voor altijd verleden tijd zal zijn.

O, en vergeet de vrolijke honden niet! Okee, veel eigenaars willen nu liever niet dat je ze aait, maar hondelijk enthousiasme is zelfs op afstand aanstekelijk.

Ik heb dit park nu in de zomer, herfst, en winter gezien, en dat heeft wel wat. Steeds dezelfde route (moeten) lopen maakt je erg bewust van de wisselingen van de seizoenen. Ik heb er ook elke emotie gevoeld, van verdrietig en gestrest tot merkwaardig kalm. Vandaag voel ik me redelijk vrolijk. Het is rustig in het park en het is gestopt met regenen.

Deze mural maakt me dan weer wat chagerijnig. Ik heb een hekel aan opgelegd positivisme.

Hier tegenover is een heerlijke zitplek. Ik kijk nu al uit naar de lente, als ik weer wat langer buiten rond kan hangen. Afgelopen jaar heb ik het luisterboek ontdekt, en er is niets beter dan naar verhalen luisteren terwijl je over de rivier uitkijkt, afgeschermd van al het menselijk lawaai om je heen. Het zithoekje heeft ook iets sinisters voor mij, omdat ik er in oktober steeds horror-podcasts luisterde.

We zijn nu op de helft, vrees niet!

What the fuck. Is dat een kasteel?

Okee, ik lul nu wel dat ik hier bijna elke dag ben, maar dit is echt de eerste keer dat ik dit zie.

Voordat we de tweede ‘grote weg’ oversteken, moet ik nog even naar het bankje van Elizabeth kijken. Meestal zitten hier oudjes te kletsen, mondkapjes en al, een thermosfles Ierse thee tussen hen in. Nu is het leeg. Iemand heeft wel de krant van vandaag achtergelaten, als een soort offerande. Heeft Liz nog wat te doen in het hiernamaals.

Aan de andere kant van de ‘grote weg’ gaat het park verder. Als je wil, kun je nog urenlang langs de oever lopen, helemaal naar de randen van de stad, maar daar hebben we nu geen tijd voor. Ik wilde je alleen even dit ‘bruggetje naar nergens’ laten zien, ongetwijfeld een overblijfsel van een ouder industrieel gebouw (verderop is er nog een verroest waterrad te vinden). En zie, de klokjes en andere lentebloemetjes komen al uit! Die zullen het nog zwaar krijgen de komende tijd, vermoed ik.

Ha, dit vind ik ook leuk – bomen die rustig alles in hun bast opnemen zijn mijn favoriet.

Na het kleine beetje bosschage komen we plots uit op een grasveld. Wat een uitzicht! Op heldere dagen kun je vanaf hier de Dublin en Wicklow Mountains zien. Dat geeft me altijd een vrij en wild gevoel, alsof ik nog niet helemaal door de stad ben ‘ingenomen’. Voor een Hollander is het natuurlijk altijd bijzonder als je blik niet naar een vlakke, weidse horizon kan dwalen.

Hier voelt het al helemaal alsof je niet in de stad bent. Ik ben stikjaloers op de mensen die in dat gewitte huisje wonen. Ik staar hen ook maar even boos aan.

Laten we maar snel de brug oversteken, voordat ze de hond achter ons aan sturen.

We kunnen nu onder de ‘grote weg’ door, en even van deze kleurrijke mural genieten.

Nu zijn we in Milltown, waar Favoriete Ier is opgegroeid. Niet te min!

Het is even wennen om weer duidelijk in de stad te zijn. We lopen kort langs een drukke autoweg. Als je zin hebt in meer koffie, of iets anders, kunnen we we even oversteken om naar een posh winkeltje te gaan. Je kunt er ook terecht voor fair trade chocolade, vegan wijn, en lokaal geteelde groentes. Dat soort dingen.

Heb je alles? Mooi. Snel weer de natuur in.

Daar rechts leidt het paadje door het park, langs de andere oever. Het voelt een beetje geheimzinnig, zeker omdat dit stukje deels prive-terrein is. Van de zomer zaten de bewoners hier vaak tot laat vieze Ierse wijn te drinken en te barbecuen. Ze hebben ook hun eigen mini-groentetuintje, waar mijn hart altijd van opspringt.

Het pad is hier smal en op sommige plekken modderig, dus we moeten goed opletten dat we a) niet uitglijden, en b) niet per ongeluk tegen een oud, broos dametje aan lopen. Het is een beetje een gepuzzel en gedoe nu met corona, dus de meeste mensen nemen het zekere voor het onzekere, en doen hier hun mondkapje op. Ik ben m’n kapje natuurlijk vergeten, dus ik sla mijn sjaal om mijn gezicht (en ruik meteen dat ik ‘m weer eens moet wassen).

Hallo, hondje!

We zijn nu bijna thuis. Hier komt het allerfavorietste gedeelte van mijn wandeling. Dit stukje doet me altijd denken aan een sprookjesland. Ik beeld me in dat het een poort is naar een andere wereld, vol elfjes en kabouters. (Ja, ik weet het, ik ben mentaal nog altijd vijf.) Meestal zie ik echter niet meer dan een paar schreeuwende eksters, die deze boom een perfecte hangout vinden.

Ben je er klaar voor?

Dat was het dan, we buigen af van de rivier. Hier staat een oude pub. Favoriete Ier werkte er toen hij een tiener was. (Elke Ier heeft ooit in zijn leven wel eens achter de toog gestaan.)

Ik word een beetje verdrietig van de verlaten sfeer die er hangt. Toen de maatregelen weer wat soepeler werden, konden we hier nog wel eens buiten zitten, kijkend naar de koeien (!) die op het belendende grasveldje rondgraasden. Er was zelfs een moment dat we er binnen konden eten! Nu is alles weer potdicht, en het doet me vrezen voor de toekomst van de Ierse pub (veel geld van de regering krijgen ze helaas niet).

Al is dit stiekem wel een klotepub, dus zo erg is het nou ook weer niet.

Even stiekem door de ramen staren enzo.

Die advertentie kun je bijna als ‘archeologie’ klassificeren.

Oversteken! Let wel goed op, er is een dode hoek. Maar denk niet te lang na. In Ierland steekt iedereen gewoon over wanneer-ie er zin in heeft.

Als je honger hebt, moet je het nu zeggen. Dat is mijn favoriete cafeetje. Of nou ja, het dichtstbijzijnde cafeetje, en daarom uit noodzaak mijn favoriet. Ze hebben er de lekkerste sangiches (zoals de Ieren ’t uitspreken).

Zo. Daar zijn we weer! Perfecte timing, want zoals je ziet begint het weer te regenen.

Aaah. Fijn weer thuis. Dankje dat je met me mee bent geweest! Vond het heel gezellig.

PS. HET DUIMVERHAAL. Die duimwond heb ik opgelopen toen ik ’s nachts heel druk droomde en met mijn hand tegen mijn nachtkastje sloeg. Wie had het goed?

Fems Reisgids: Lente-uitjes

Fems Reisgids: Lente-uitjes

Nu het wat mooier weer wordt – misschien wel té mooi voor februari, maar dat terzijde -, reageert mijn lichaam op twee manieren: ten eerste krijg ik een gezellige lenteverkoudheid, net op het moment dat alle anderen om mij heen aan de beterende hand zijn, en ten tweede krijg ik zin om erop uit te gaan.
Dublin is prachtig in de lente: de winter doet de stad geen goed, en de zomer hier is een aanslag op de zintuigen, maar precies daar tussenin klopt alles. De voorjaarszonnestralen laten de Ierse gebouwen het beste uitkomen tegen de ietwat donkere lentelucht, de mensen zijn vrolijk en genieten van de eerste warmte zonder gelijk hun shirt uit te trekken, en het regent er minder vaak dan men je wil laten geloven (april is hier zelfs de maand met de minste neerslag). De temperatuur bereikt zijn perfecte punt voor mensen zoals ik, met een noordwest-Europees gestel: niet te warm, niet te koud, maar nèt goed, om weer eens het bekende sprookjesfiguur met de gouden haren te citeren.
Als het lenteweer op gang komt, wil ik meteen in de eerste de beste bus of trein springen om mijn nieuwe thuishaven te verkennen. Inmiddels heb ik veel gezien, maar nog lang niet alles, al kom ik op een aantal plekken steeds weer terug. In het kader van mijn naderend 3-jarig jubileum wil ik graag een overzichtje geven van mijn favoriete uitjes op een uur of minder reizen van de stad, aangevuld met een aantal plekken die nog op de planning staan. Ieren zijn erg gehecht aan hun auto, dus vaak wordt er afgeraden om ergens heen te gaan als je niet kunt rijden, terwijl je er best prima met het OV en de benenwagen heen kunt. Mijn routebeschrijvingen voor autolozen zijn daarom gebaseerd op persoonlijke ervaringen (en, soms, heel veel gedoe, wat ik jullie hoop te besparen).

Rondom Dublin / langs de DART
De DART, een soort overgrondse metro, loopt van noord (Howth) naar zuid (Bray/Greystones), en het is al een hele ervaring om vanuit de stad richting het zuiden te reizen: je hobbelt over de kliffen en hebt een eersteklas uitzicht over de Ierse Zee. Daarna kun je een drankje drinken bij één van de eindhaltes, want alledrie de dorpjes kennen genoeg gezellige pubs en cafés, zoals het hoort in Ierland. Howth en Bray/Greystones zijn eveneens de populairste plekken om naartoe te gaan, voor zowel locals als toeristen, en daarom erg druk tijdens de weekenden en vakanties. Het is echter mogelijk de massa te ontwijken (zie hieronder). Bijna alle tussengelegen dorpjes zijn daarnaast net zo pittoresk, en de kust langs de Ierse Zee kent vele “geheime stranden” (aan jullie om uit te zoeken waar, er moet wat avontuur overblijven), dus je kan makkelijk ontsnappen aan de stroom.

Howth/Sutton (Howth Loop/Bog of Frogs)

Cliff-Walk-Flowers.jpg
gonomad.com

*Hoe er te komen zonder auto?: Halte Howth (zeg: Hoowt), en dan maar lopen.
*Wat te doen?: Howth is een typisch kustplaatsje met een strand, een haventje, en een overdaad aan fish ‘n’ chips-zaakjes. Vis eten is sowieso een must, en het hoeft absoluut niet duur te zijn, want kantine-achtige plekken als Leo Burdock’s zijn stiekem net zo goed, of zelfs beter, dan de duurste restaurants. Verder is er dagelijks een marktje (met mini-cupcakes!), kun je langs de pier wandelen en de vuurtoren bekijken, en gaat er een ferry naar Ireland’s Eye (een eilandje vlak voor de kust). Voor de liefhebbers is er het Hurdy Gurdy Museum of Vintage Radio, één van die musea die ik altijd nog wil bezoeken, maar waar ik gek genoeg nooit aan toe kom. De bekendste activiteit in Howth is echter het lopen van de Loop, een 5km lange wandeling langs de kliffen. Je kan hem beter vroeg in de ochtend of later in de middag doen, want het kan nog wel eens gebeuren dat je in een rijtje achter een groep Spanjaarden of middelbare Ierse vrouwen aan loopt. Beter nog: ga buiten het weekend. Dan loopt er geen kip.
Favoriete plek(ken): De Dog House Blue’s Tea Rooms aan het station – met een huiskamer-achtige sfeer, jazz-muziek op de radio, en lekkere pizza’s. Er staan ook twee stenen honden voor de ingang, die ik op een zeer gênant moment eens probeerde te aaien, gadegeslagen door een legertje toeristen en locals en café-medewerkers.
Ik heb onlangs ook een pub ontdekt die ik nog niet kende, The Abbey Tavern, gelegen in het hogere gedeelte van de stad, vlakbij een oud kerkhofje. Goede plek voor Guinness.
*Geheimtip: Hier vind je een van de “geheime stranden” (nb: volgens mij is het eveneens een naaktstrand, dat je gewaarschuwd bent) waar je terechtkomt na een wandeling langs de kust. À propos de Howth Loop: als je je gezond en sterk voelt, kun je hem langer maken en de Bog of Frogs-wandeling doen (waarbij je bij het normale terugkeerpunt doorloopt en de paarse pijltjes volgt). Een stuk rustiger, zelfs in het weekend, en hij voert je over een groot gedeelte van het schiereiland waarop Howth gelegen is. Het is één van mijn favoriete wandelingen, en ik probeer hem elk jaar zowel in het voorjaar als het najaar te lopen, als de natuur er op zijn mooist is.

Killiney/Dalkey

killiney_hill.jpg
dlrcoco.ie

*Hoe er te komen zonder auto?: Halte Killiney (zeg: Kill-aj-nie) of Dalkey. Ja, ik heb nu een heel stuk tussendoor overgeslagen, maar ik geef niet veel om Dún Laoghaire, ondanks zijn theater en zijn Joyce-museum.
*Wat te doen?: Dalkey is een ietwat posh plaatsje met een goede boekwinkel (altijd fijn!), goede restaurants, wat oude pubs, en een kasteel. Het heeft iets mediterraans, met gewitte huisjes en palmbomen. Ook hier kun je een ferry nemen, naar een beschermd eilandje waar door de jaren heen veel bijzondere archeologische vondsten zijn gedaan. Dalkey en Killiney liggen vlak bij elkaar, en je kunt gemakkelijk van de ene naar de andere plek wandelen. Daarna kun je in laatstgenoemde plek over het kiezelstrand lopen, of de heuvel beklimmen (naar rechts vanaf het station, en almaar rechtdoor en omhoog, tot je bij een overwoekerd paadje komt). Die klim is absoluut niet lastig of moeilijk, en geeft je een weids uitzicht over Dublin en Bray zonder er al te veel moeite voor te hoeven doen. Killiney is niet echt levendig, maar je kunt er koffie (The Tower Tearooms) of een pint (The Druid’s Chair) drinken aan de voet van de heuvel. Ook hier geldt: het is een geliefde weekendbestemming, dus ga op minder drukke tijden. Wijk ook vooral van het pad af, en onderzoek schapenpaadjes, want dan kom je ineens terecht in een wildernis van varens en lijk je helemaal alleen te zijn. Maak wel genoeg lawaai, want je weet maar nooit of je per ongeluk een vozend paartje aan zal treffen (ik spreek uit ervaring).
*Favoriete plek: Ook in Killiney is mijn favoriete plek een cafeetje aan het station. Het is er helemaal oranje van binnen en er hangen krantenknipsels over Amsterdam. Driemaal raden waar de eigenaresse vandaan komt.

Dublin Mountains Way

dublinmountain.jpg
cpadventure.ie

*Hoe er te komen zonder auto?: Met de DART, halte Shankill, of met de Red Luas, (eind)halte Tallaght. Dan moet je nog een stukje lopen, de routes zijn op internet te vinden. Bij station Shankill staat een bord met uitleg. Neem echter een (online) kaart mee.
*Wat te doen?: Dit is een tip voor echte hikers, want om deze wandeling van begin tot eind af te ronden, heb je sowieso de hele dag nodig – en misschien zelfs twee. Hij is bijna 43km lang en als je met het OV gaat, duurt het ook nog een tijdje om bij één van de startpunten aan te komen. Neem dus proviand mee, doe goede kleding en schoenen aan, en zorg ervoor dat je niet verdwaald raakt, want onderweg zijn er weinig tot geen punten waar je nieuwe spullen in kunt slaan. Enfin, als je net zo’n luiaard bent als ik is het net zo gemakkelijk om vanaf één van de startpunten een klein endje te lopen en dan terug te keren; je bent bijna gelijk in de Bergen, want dit is Ierland, en je hoeft nauwelijks te wachten tot je mooie natuur ziet. Ik heb beide kanten gedaan en zou Shankill aanraden, al is het vanaf daar wel iets langer lopen.

Bray-Greystones

brayhead.jpg
cdn.thecrazytourist.com

*Hoe er te komen zonder auto?: Halte Bray of halte Greystones.
*Wat te doen?: Beide zijn kleine dorpjes aan de voet van de Wicklow Mountains. Bray heeft iets meer te beiden dan Greystones, waar vooral veel rijke mensen wonen (wat doen ze toch allemaal in die mooie stadjes?). Het heeft een strand, veel pubs, een cool vervallen/haunted hotel uit betere tijden, en er worden vaak festivals en kermissen georganiseerd. Je kunt er (alweer!) een heuvel beklimmen, Bray Head, en vanuit daar over de uitlopers van de Wicklow Mountains naar Greystones lopen. Een andere route leidt langs de kliffen en is vaak drukker, maar zeker mooi om te doen: op goede dagen kun je zeehonden of zelfs verdwaalde dolfijnen in het water spotten. Beide routes worden vrij goed bewegwijzerd, al is het bij het pad over de bergen soms zoeken.
*Favoriete plekken: De Harbour Bar in Bray is zo’n pub waarvan iedereen de eigenaar zou willen zijn. Je kunt er fish ‘n’ chips eten en craft beer drinken; er is een lounge, een muziekpodium, en ouderwets kroeg-gedeelte en een kamertje met open haard. Het allercoolste is de bovenverdieping, volgeplempt met oude spullen en creepy schilderijen.
*Geheimtip: Wijk van de paden af op Bray Head (niet te ver!) en je vindt jezelf plots helemaal alleen, met slechts het ruisen van de zee in je oren. Eén van de schapenpaadjes hier is mijn favoriete schrijfplek (naast een geheim strandje langs de Bog of Frogs, maar ik zal niemand ooit vertellen waar je deze plekken precies kunt vinden – ik neem die geheimen mee in mijn graf). Heb je een auto, dan kan het geen kwaad de andere plekken rondom Greystones te bezoeken – Kilcoole bijvoorbeeld, een mini-dorpje met een mooi strand en wat ouwerwetse local pubs. Het is toevallig ook de plek waar mijn kantoor staat, maar dat terzijde.

Verder weg

De Wicklow Way

wicklowway.jpg
media.irelandways.com

*Hoe er te komen zonder auto?: Hij begint in Marlay Park, waar je met de bus kan komen (16, 116, of 161). Er staat daar een bord met routebeschrijving, die het startpunt van de lange-afstandswandeling markeert.
*Wat te doen?: Okee, de gehele Wicklow Way lopen duurt op zijn minst 3 dagen en op zijn langst een week, dus een echt “uitje” kun je het niet noemen. Zes jaar geleden liep ik hem zelf, en het is nog steeds één van mijn mooiste herinneringen – vandaar dat ik hem toch graag in dit lijstje wil zetten. Een goed alternatief is om het allereerste gedeelte van de wandeling te doen, en vanaf het park naar Johnnie Fox’s Pub – de hoogstgelegen pub in Ierland – te lopen. In het dorpje waar de kroeg ligt, kun je een bus (nummer 44) terug naar Dublin nemen. De wandeling duurt ongeveer anderhalf à 2 uur, dus je hebt genoeg tijd om extra uitstapjes te maken: naar ik me herinner ligt er een cairn, een prehistorische grafheuvel, langs de route, en vind je er ook vele middeleeuwse ruïnes.
*Tip: Als je een auto hebt, is het ook geen straf om naar het eindpunt van de Way, Clonegall in County Carlow, te rijden. Er gaat daar naar mijn weten geen OV naartoe, dus als je niet kan rijden, zal je toch echt de hele route moeten lopen. Pluspunt: als je dat doet, krijg je van de locals een certificaat, dat je vooral moet laten inlijsten en niet gelijk verliezen (zoals een zekere F. uit A. overkwam). Clonegall zal voor altijd een bijzondere plek in mijn hart hebben, want ik werd er met open armen ontvangen, en voor het eerst blootgesteld aan die typische vriendelijkheid van de Ierse countryside. NB: Er ligt ook een mooi kasteel/landhuis, Huntington Castle, met tuinen die in de lente blauw staan van de grasklokjes. Zeker een bezoek waard.

Great Sugarloaf

sugarloaf.jpg
cdn.shopify.com

*Hoe er te komen zonder auto?: Deze berg is wat lastiger te bezoeken zonder auto, maar het is zeker mogelijk. Bus 133 – vanaf Eden Quay richting Dublin Airport – stopt in Kilmacanogue (zeg: Kil-me-kennok), en vanaf daar kun je een route volgen die je meanderend langs de voet van de Sugarloaf naar boven voert. Je moet dan wel dezelfde route teruglopen om een bus terug naar de stad te nemen.
*Wat te doen?: De Great Sugarloaf domineert de Wicklow Mountains, en omdat-ie zo alleentjes hoog staat te zijn, heb je bovenop een fantastisch uitzicht (als je geluk hebt, tenminste: dit blijft Ierland). Je kunt de langere route nemen (vanaf Kilmacanogue, zie boven) of rechtstreeks naar boven sjouwen vanaf de parkeerplaats. Ik raad het eerste aan, al is het maar omdat je daar bijna niemand anders tegenkomt en meer “gevoel” krijgt voor de hoogte van de berg (hij meet zo’n 500 meter, al lijkt-ie een stuk groter). Een echt moeilijke route is het niet, als is-ie wel steil en moet je de laatste paar meter met handen en voeten afleggen – maar ik kwam hordes kleine kinderen tegen op het pad, dus er is geen enkel excuus om deze klus niet te kunnen klaren.
NB: De Sugarloaf dankt zijn naam aan z’n typische vorm; hij lijkt een beetje op een broodsuiker (en niet op suikerbrood, wat ik eerst dacht, en niet snapte). Ze hadden er ook een heel wat minder kindvriendelijke naam van kunnen maken, trouwens.
Tip: Drink een welverdiend drankje in Plucks.

Glendalough

glendaloigh.jpg
thejournal.ie

*Hoe er te komen zonder auto?: Er gaat elke dag een bus, de zogeheten St. Kevin’s Bus, vanaf St. Stephen’s Green. Hij gaat echter maar één keer in de ochtend en één keer in de avond, dus je bent dan aan een vast aantal uren gebonden om het klooster te verkennen. Als je de Wicklow Way loopt, ligt Glendalough op je route (ik raad aan om er dan een extra nacht te blijven, je vindt er een fijn hostel).
*Wat te doen?: Glendalough is een oud, vroeg-middeleeuws klooster, gelegen aan een bergmeer, en het is in zeer goede staat bewaard gebleven. Je kunt simpelweg de oude kerk, de ronde toren en het grafveld (dat nog steeds in gebruik is voor een select aantal mensen) bezoeken en een rondje rond het meer maken; maar je kunt je route ook verlengen. Dan volg je het pad naar de oude, vervallen mijn – waar het spookt, naar men zegt! – en klim je bovenlangs verder. Een andere route, waar je een dag voor moet uittrekken, is de St. Kevin’s Way.
Glendalough is één van die plekken die hordes Amerikanen aantrekt, dus het is zeker het proberen waard die te ontlopen. Duik dus niet het museum en de souvenirshop in, blijf niet te lang hangen bij de hotel-restaurants, en wandel zo ver weg als je kunt. Als je overnacht, bezoek het klooster dan ’s avonds: het is open tot laat, en het is magisch om er (bijna) helemaal alleen rond te lopen, vlak voor het donker wordt.

Victor’s Way

victorsway.JPG
atlasobscura.com

*Hoe er te komen?: Helaas is deze plek niet (of alleen met belachelijk veel moeite) te bereiken met het OV, dus dit is alleen voor rijdende mensen. Ik kon het echter niet over mijn hart verkrijgen Victor’s Way het lijstje te schrappen: het is zo’n bizarre plek!
*Wat te doen?: Victor’s Way is een “Indiase” beeldentuin, opgezet door een vreemde snoeshaan (het is niet helemaal duidelijk of alles wel helemaal koosjer is, daar, maar dat geeft stiekem extra cachet aan de plek). Het ligt in de middle of nowhere in Wicklow. Het idee is dat je er tot rust komt, oftewel door je te laten leiden door het mengelmoesje van hindoeïstische en boeddhistische beelden, oftewel door een zogeheten forest bath te nemen (dat wil zeggen, op een bankje gaan liggen en naar de bladeren kijken). Je kunt er ook instrumenten bespelen en als je er wil mediteren, ga je gang. Op de site staat dat het “niet echt geschikt is voor tieners”…ik neem aan dat dat komt omdat de ingang een tunnel in de vorm van een grote foef is, en en ook hier en daar wat piemels rondhangen in de tuin. Leuk juist.

Newgrange / Tara

newgrange.jpg
nationalgeographic.com

*Hoe er te komen zonder auto?: Ik zeg het niet snel, maar deze plekken kun je het beste met een tourgids bezoeken – je hebt ‘m sowieso nodig om Newgrange in te komen. Naar Tara kun je ook zelfstandig, maar niet zonder auto helaas.
*Wat te doen?: Tara Hill is de plek waar vroeg-middeleeuwse Ierse koningen gekroond werden, bij een al-dan-niet-originele steen die, zoals dat gaat in paganistische rituelen, lekker fallisch is. Newgrange is een Neolithische grafheuvel van zo’n 5000 jaar oud, onderdeel van een enorm prehistorisch complex waarvan het nog lang niet bekend is hoe uitgestrekt het precies is. De claim to fame van deze plek is dat de zon eens per jaar, tijdens de winterzonnewende, precies door de ingang naar binnen schijnt, en de binnenkant van de grafheuvel verlicht. Ondanks dat Newgrange door zijn “ontdekker” aan alle kanten is veranderd en aangetast – vooral de versierde stenen zijn van hot naar her gesleept – is de binnenkant nog (bijna) precies hetzelfde als 5000 jaar geleden. Leuk feitje: het duizenden jaar oude stenen dak is nog altijd 100% waterdicht.
*Tip: Als je met een tourbus gaat, zal de gids je het boekwinkeltje aan de voet van Tara Hill in manoeuvreren. De eigenaar bespeelt alle toeristische harten met zijn zang en oude diashow over de geschiedenis van de heuvel. Mijn tip is om vooral een boek te kopen, want iedereen rent zo snel mogelijk naar buiten als de presentatie voorbij is. Support deze man! Oh, en vergeet ook niet om je naam in de Newgrange-loterij te gooien, zodat je ooit wellicht de winterzonnewende-magie mee kunt maken. Ondergetekende is dat natuurlijk vergeten te doen.

Voor mij op de planning: Hellfire Club en Blue Light Pub Walk
Dit zijn twee routes die ik komende lente wil wandelen, en waar ik hopelijk te zijner tijd verslag van zal doen. Ik kijk het meeste uit naar de Hellfire Club, één van de meest haunted plekken in Ierland (zie link hierboven). Zoals gewoonlijk wordt er gezegd dat je hier niet zonder auto kan komen, maar mijn huisgenootje en ik hebben uitgevonden dat je makkelijk naar een nabij dorpje kunt reizen. Hopelijk kom ik heelhuids aan (en terug!).

Coole kastelen en landhuizen
Rondom Dublin, en aan de randen van de stad zelf, vind je talloze kastelen en landhuizen. Ik heb slechts een klein gedeelte ervan bezocht, dus het wordt hoog tijd dat deze lente in te halen.

Malahide

malahide.png
malahidecastleandgardens.ie

*Hoe er te komen zonder auto?: Makkelijk, ook deze plek ligt aan de DART. Let wel op dat je die richting Malahide kiest en niet richting Howth, want al gaan ze allebei naar het noorden, de routes splitsen halverwege (bij MIJN halte, mocht je dat willen weten! Woe!)
*Wat te doen?: Malahide is een mooi kasteel, en zoals het een goed kasteel betaamt, gaan er vele spookachtige verhalen over de ronde. Het loont de moeite om een tour te doen, al is het niet nodig: je kunt ook urenlang door de tuinen dwalen, vlinders bekijken in de Victoriaanse kas, en (als je je jong van geest voelt) de grote, omgevallen boom beklimmen. Het voorjaar en de herfst zijn de perfecte jaargetijden om deze plek te bezoeken, want dan staat óf alles in bloei, óf kun je fijn door de blâaren struinen. NB: Zoek de kas die “Dutch House” heet en probeer te bedenken waar de naam vandaan komt. Het duurde bij mij beschamend lang.

Maynooth

maynooth.jpg
thetaste.ie

Hoe er te komen zonder auto?: Ook Maynooth (zeg: Muh-noeth) ligt aan de DART, en het is de eindhalte van één van de lijnen.
*Wat te doen?: Het kasteel in Maynooth stamt uit de 12e/13e eeuw, en staat op he terrein van de universiteit en het seminarie, St Patrick’s College (Google even voor de gein om te zien waarom laatstgenoemde afgelopen tijd in het nieuws is gekomen). Hoewel je het niet altijd kunt bezoeken (ik ben er nog steeds niet over uit wat de openingstijden zijn – only in Ireland) geeft dat niets: er staat een informatief bordje en je kunt er alsnog omheen lopen. De University Grounds zijn altijd open voor bezoekers. Omdat ze deels aan het seminarie toebehoren, staat er een enorme kerk, lopen er soms priesterlijke types rond, en is er een grafveldje voor theologie-professoren (je moet door een Game of Thrones-achtige bomenhaag sjokken om daar te geraken). Ik was er op een zondag, waardoor die typische, doodse Ierse rustdagsfeer er met dubbele kracht aanwezig was. Doordeweeks zul je er meer studenten tegenkomen. NB: Ondanks dat Maynooth een studentenstad is, valt er verder helaas weinig te beleven.
Tip: Loop door het stadje naar de rivier, waar een oude houten watermolen staat.

Powerscourt

powerscourt.jpg
irelandsancienteast.com

*Hoe er te komen zonder auto?: Neem bus 44 vanaf O’Connell St naar Enniskerry en loop dan zo’n halfuurtje naar de Powerscourt Estate. Het wordt aangegeven en is moeilijk te missen. Als een auto hebt, kun je ook naar de watervallen gaan – lopend is het helaas vrij lang.
*Wat te doen?: Powerscourt is een landhuis en landgoed dat aan een Anglo-Ierse adellijke familie toebehoorde. Het is duidelijk op Engelse leest geschroeid, met allerhande gethematiseerde tuinen en veel follies. De macht en rijkdom stralen er aan alle kanten vanaf: van de enorme trap en vijver die door klassieke beelden worden geflankeerd, tot het toppunt der decadentie dat ook wel bekend staat onder de naam “Japanse tuin op een Europees landgoed”. Het uitzicht over Wicklow is grandioos. Als je vanaf Enniskerry naar de ingang loopt, besef je nog meer hoe uitgebreid het landgoed is: de bossen eromheen zijn er ook nog onderdeel van. Het is wel jammer dat het huis zelf niet vanbinnen te bezichtigen is, en grotendeels is veranderd in een koop-, vreet-, en trouwschuur. Ga er alsjeblieft niet lunchen, tenzij je graag 10 euro uitgeeft aan een broodje, maar loop terug naar het kleine, schattige Enniskerry, waar veel pubs en koffiezaakjes te vinden zijn. NB: Honden mogen Powerscourt niet in, maar je kunt ze wel meenemen naar de bossen.
Tip: In de buurt van Powerscourt/Enniskerry is nog veel meer te zien: je kunt er goed wandelen in de omgeving.

Trim

trim.jpg
timetravelturtle.com

*Hoe er te komen zonder auto?: Er gaat een rechtstreekse Bus Eireann vanaf het busstation (Busáras, nummer 111). Hij vertrekt meerdere keren per dag, en je doet er ongeveer een uur over.
*Wat te doen?: Dit gedeelte van Ierland, de Midlands, is zwaar underrated, terwijl je er elke paar kilometer een oud kasteel, klooster, of prehistorisch complex aantreft (check ook Clonmacnoise, Leap Castle, Loughcrew, Slane Castle, of Kilkenny, bijvoorbeeld – de meesten zijn iets te ver weg voor dit lijstje, helaas, maar nog altijd prima voor een daytrip). Zelf heb ik nog veel te ontdekken! Ik bezocht Trim vorig jaar: een bijzondere plek, want Trim Castle is één van de grootste en best bewaard gebleven Normandische kastelen van Ierland. Als je van geschiedenis houdt, moet je er zeker heen. Je waant je terug in de tijd zonder al te veel met je ogen te hoeven knijpen. Het kasteel is één van de meest imposante strongholds die ik ooit heb gezien, zeker ook omdat het stadje eromheen weinig voorstelt, en het gebouw de omgeving geheel en al domineert.

Voor mij op de planning: Drimnagh Castle en Charleville Castle
Hier wil ik al tijden heen. Drimnagh is, vreemd genoeg, alleen doordeweeks open, dus ik heb nooit tijd gehad om er naartoe te gaan. Het ligt in een buitenwijk van Dublin, en met een beetje OV-en kom je er zo. Charleville ligt in Tullamore, een stadje op een uur van Dublin, waar ook de bekende whiskey wordt gemaakt. Favoriete Ier en ik bedenken elke paar weken dat we erheen willen, maar er komt steeds iets tussen…zou het komen omdat ook dit kasteel van onder tot boven vol spoken zit? Wordt vervolgd…!

Paddy’s Day en Femsdag, oftewel de twee beste feestdagen in maart

Paddy’s Day en Femsdag, oftewel de twee beste feestdagen in maart

Voor ik begin wil ik het eerst even hier over hebben: ik ben nu 27. Inderdaad, 27. 27! Wat een irritante leeftijd is dat. Nu behoor ik tot de “onverbiddelijk richting de dertig lopende” mensen, in plaats van de mid-twintigers of jonge twintigers. Ik ben niet jong en niet oud. Mensen blijven maar zeggen dat dit de fijnste tijd van je leven is, die paar jaar voor je dertigste, maar in plaats van dat dat me opvrolijkt, jaagt het me angst aan. Moet ik nu drie jaar lang de fuck uit mijn leven gaan genieten en dan vervolgens opeens Volwassen en Verdrietig worden, just like that? Dat klinkt vermoeiend. ‘k Blijf liever gewoon rondwentelen in mijn natuurlijke emotie-mix, want hoewel dat eveneens best uitputtend kan zijn, heeft dat me best prima naar de 27 geholpen.
Er is verdorie niets leuks dat je ineens mag doen als je 27 geworden bent, behalve dat je onverhoopt lid kan worden van de “27 club”. Daar ben ik echter lang niet beroemd en lang niet drugsverslaafd genoeg voor. Over beroemdheid gesproken, waarom zijn er eigenlijk zoveel mensen van mijn leeftijd die Dingen Bereikt hebben? Waarom zit ik hier in mijn pyjama, in mijn bed, met een eind-twintiger-kater die waarschijnlijk de hele dag en een beetje van morgenochtend zal gaan duren, terwijl er 27-jarige vrouwen en mannen zijn die boeken schrijven, games ontwerpen, en de wereld redden?
Hoewel…dat laatste geldt eigenlijk voor elke leeftijd. En eerlijk gezegd kan het me weinig schelen, nu ik er wat langer over nadenk. Iets Bereiken klinkt ook redelijk vermoeiend, misschien vermoeiender zelfs dan Ongelimiteerd Van Het Leven Genieten. Plus al die sukkels zullen ook vast wel eens een twee dagen durende kater hebben. Daar valt niet aan te ontkomen. Mu ha ha ha.

Zo, dat is een pak van mijn hart. Nu gaan we naar het HOOFDONDERWERP:

clover
SAINT PATRICK’S DAY!

Vorig weekend was het St. Patrick’s Day! Dé Ierse feestdag bij uitstek *ahum*. Meneer Patrick bekeerde alle Ieren tot het Christendom (de reden dat ik hem met terugwerkende kracht de schuld kan geven van die belachelijke anti-abortuswet die hier nog altijd in stand gehouden wordt), was de eerste slimmerik die het klaverblaadje (shamrock) als symbool voor de heilige drie-eenheid gebruikte, en gooide en passant alle slangen het land uit. Die arme beesten trekken ook altijd aan het kortste eind als het om religie gaat.

St.-Patrick-Driving-Snakes

Er zijn een paar misvattingen over deze feestdag die ik graag de wereld uit help:

1) Patrick was dus helemaal geen Ier, maar een Welshman. Zijn échte naam was – hou je vast – Maewyn Succat. Die naam klinkt meer als een hipsterige singer-songwriter of een combinatie van superfoods dan als een heilige, dus het is geen wonder dat we hem niet meer gebruiken.
Arme Mae werd als tiener gevangen door Ierse heidenen, tot slaaf gemaakt, en naar ’t groene eiland gebracht, waar hij als schaapherder aan het werk werd gezet. (Best een coole bezigheid als slaaf, als je dan toch iets moet doen! Ik bedoel, tegenwoordig is er een wachtlijst van 20 jaar voor je eindelijk schaapherder mag worden. Lucky bastard.) Hij kreeg een visioen – waarschijnlijk omdat hij zich dood verveelde tussen de schapen –, ontsnapte, en keerde later terug om iedereen te bekeren, zoals dat gaat als je een vroege middeleeuwer bent. Die heidenen hebben zichzelf vast voor hun kop geslagen in de jaren erna, toen hun hele land ineens Christelijk was geworden dankzij hun gevangen priester-to-be.

2) De afkorting van St. Patrick’s Day is niet Patty’s Day, maar Paddy’s Day of St. Paddy’s. Dit is logischer als je bedenkt dat Mae’s Ierse naam Pádraig is (dat zeg je ongeveer als Podreck, maar pin me hier niet op vast).

3) Er is geen groen bier en ook de rivier is niet groen. Die tradities zijn Amerikaans, want in Amerika overdrijven ze altijd, nietwaar? Plus, probeer jij het water in Dublin maar eens groen te kleuren – dan ben je drie jaar later nog bezig. Gelukkig kun je hier wel groene 99c-ijsjes kopen. En gewoon zwarte Guinness drinken, maar dat kan altijd.

4) Paddy’s day in Dublin is helemaal niet zo leuk, om dezelfde reden dat Koningsdag in Amsterdam niet zo leuk is: het is te druk, te lawaaierig, en het is bomvol toeristen die veel groener (of meer oranje) zijn dan de natives. Toffer is het om ergens anders heen te gaan, buiten de stad, waar je tenminste wat van de parade kunt zien (die parades zijn nog beter ook, want bomvol maffe taferelen en trekkers), het bier goedkoper is, en iemand voor de lol een huis-tuin-en-keuken-geluidsset de stoep op sleept om de Pogues en Dubliners op af te draaien.

Met deze vier punten opgelost, kunnen we verder met het HOOFD-HOOFDONDERWERP van deze blog:

Hoe ik mijn Paddy’s weekend vierde
Ik was met mijn huisgenootje in Kinsale en Cork, in het zuid/zuidwesten van het land. Dit is wat we deden:

20180317_101452[1].jpg
Kinsale richting Charlesfort
*Ons belangrijkste doel dat weekend was om de hosteldame in Kinsale te ontwijken. Ze vertelde ons een stuk of tien keer dat ze om half één richting de parade zou gaan, half één, lads, half één, als je met ons mee wil? Half één! Misschien niet zo erg, maar het was niet het enige wat ze tot vervelens toe bleef herhalen, en het maakte niet uit wat je terugzei: haar reactie was altijd dat ze om half één richting de parade zou gaan. Natuurlijk waren wij om half één absoluut niet in de buurt van het hostel te vinden. We genoten van onze eerste pint die dag, geserveerd door een vrolijk zingende barman.

*Mijn huisgenootje praatte met andere mensen uit Yorkshire die niet hoorden dat ze daar vandaan kwam. Nou vraag ik je! Ze zegt minstens drie keer per dag “poooork pieeee”.

*Zaterdagochtend vroeg gingen we naar Charlesfort, wat volgens de hosteldame bijna een uur lopen was, maar wij waren er lekker binnen 40 minuten al. HA!
Ik voelde me erg thuis in het 17e-eeuwse fort, want de layout is gebaseerd op Nederlandse vestingen uit die tijd. Er was bijna niemand anders, dus we konden door de ruïnestraten lopen en doen of alles aan ons toebehoorde, of 17e-eeuwse soldaten waren die het leger van Willem van Oranje (daar is de fucker weer) bevochten.
Als je mijn huisgenootje op een historische plek neerzet verandert ze in een opwindpoppetje dat onvermoeibaar alle muurtjes, gangetjes en kamertjes afloopt, tot ze honger krijgt en wil zitten, en ik slenter daar dan zo’n beetje achteraan. Ik kreeg trouwens de schrik van mijn leven toen ik een stikdonkere kerker in liep en een waterdruppel op mijn hoofd kreeg, en daarna lukte het mijn huisgenootje niet meer om me bang te maken, hoe vaak ze zich ook achter muren verstopte. Mijn schrik was in één keer opgebruikt door die waterdruppel. Maar goed.

20180317_102540[1]
Charlesfort
*We zagen de parade, zonder hosteldame. Dit was het hoogtepunt:

FB_IMG_1522004568534[1]
Een echte meerman
*Ik kocht een boek dit is geen nieuws.

*We hadden een lang gesprek met een man genaamd Maurice.

*We aten heel duur Italiaans eten.

*We wilden gaan surfen, maar toen ineens begon het te sneeuwen, en het was de dag na Paddy’s day, dus de surfschoolmensen dachten Ja doei en vertelden dat we niet hoefden te komen.

*Daarom gingen we naar Blarney Castle. Die plek is een hotspot voor Amerikaanse toeristen. Het valt me altijd op dat je eigenlijk nauwelijks Amerikanen in Ierland ziet, vreemd genoeg, tot je bij zo’n spot terecht komt. Naast Blarney zijn dat bijvoorbeeld de Ring of Kerry, de Cliffs of Moher, en de Rock of Cashel. Ik vraag me wel eens af of ze stiekem aan teletransportatie doen – je weet het niet! Misschien verschijnselen ze in één van de talloze kitscherige diddle-dee-idle-doo-pubs of souvenirshops waar je voor 40 euro een glazen shamrock kan kopen.
Ik vind het altijd naar om te zien dat een plek in Ierland zo overdreven toeristisch is. Zeker als archeoloog zijnde is het vervelend, want het eerste wat verdwijnt als het toerisme toeneemt, is historisch accurate informatie over de site. In Blarney Castle zorgt dit ervoor dat sommige borden zich beperken tot vage sprookjes over elfjes, heksen en druïden – er staat een fantastische stone circle in de kasteeltuinen en er is een dolmen te zien, maar alles wat men er over te zeggen heeft is dat dit belangrijke plek was voor “Keltische priesters”. Zucht. We hebben het altijd over “domme” Amerikaanse toeristen, maar de toerismebranche die dit soort desinformatie verstrekt en dit in stand houdt is eigenlijk veel erger.

20180318_150407[1]

Enfin, ondanks alles is Blarney een buitengewoon indrukwekkende plek, zeker op de dag dat wij het kasteel bezochten. Het was koud, mistig en het sneeuwde, en er waren (weer) weinig anderen, waardoor ik iets milder stond tegenover al het sprookjesgezeik. Blarney Castle is deels op een rots gebouwd, waardoor je A) wel twee keer nadenkt voor je het zal bestormen en er B) fucking coole grotten en kerkers zijn, waar je naar hartelust rond kan struinen. Daarna kun je de honderd-nogwat traptreden beklimmen, oude garderobes bekijken (kasteelwc’s zijn mijn favoriete bezienswaardigheden), en, als je eenmaal bovenin bent, de Blarney Stone kussen.

20180318_133949[1]

received_10211917959680157[1]

Het is een rare bezigheid. Je staat in de rij om door iemand ondersteboven tegen een steen aan geschoven te worden; het voelt of je een broodje in de oven bent. Ik had het natuurlijk weer totaal niet begrepen en dacht dat ik de steen aan de onderkant moest kussen, dus ik probeerde een stuk verder naar beneden te glijden dan nodig was. Door al het bloed dat naar mijn hersenen was gevloeid was ik de kluts kwijt en vroeg ik de professionele schuiver: “What do I do now?” “Kiss it, kiss it”, zei de man ongeduldig. Mijn huisgenootje maakte ondertussen een foto van me waarop het lijkt of ik geen hoofd en handen heb. Daarna was zij aan de beurt, en bij haar ging alles zo snel dat ik niet eens de tijd kreeg haar goed op camera te zetten.

received_10211917960240171[1]

We wandelden door de kasteeltuinen: ik rende een echoënd torentje in en deed of ik een heks uit Macbeth was (klinkt pretentieuzer dan het is, want ik vergat de precieze quote), we beklommen een boom, schommelden, en liepen door de Poison Garden waar ook deze super giftige plant te zien was:

FB_IMG_1522009257952[1]

Mijn doel in het leven is vanaf nu om mijn eigen Poison Garden te bezitten.

received_10211917967800360[1].jpeg

20180318_143559[1].jpg

*We aten donuts in de vorm van Koekiemonster. Voor de lunch.

20180318_130250[1]

*We dronken Beamish met een andere archeoloog, in een rockbar met de fantastische naam Fred Zeppelin.

*We gingen zwemmen in een fancy hotel, waar ik een badmutsje op moest.

20180319_095118-1[1].jpg

*We gingen sightseeën in Cork, maar alles bleek dicht, waardoor we uiteindelijk de hele stad door waren gelopen zonder eigenlijk echt iets gezien te hebben (behalve de stad zelf natuurlijk, plus een aantal hipstercafés en de uni, waar we bijna niet uit kwamen omdat-ie aan alle kanten werd verbouwd).

20180319_141057[1].jpg

*We namen allebei een andere bus terug, omdat ik zo dom was geweest een verkeerd ticket te boeken. Mijn busrit was niet alleen duurder, maar ook nog drie kwartier langer, dus dat was een erg fijn besluit van mijn Paddy’s weekend.

received_10211899786105829[1]
Dag Cork…dag Miss Huisgenootje!
Inhakend hierop: volgende keer een “ode” aan de Dublinse buschauffeurs.

Fems Feestdagengids 3: Hoe kom je de feestdagen door, Fem-style

Fems Feestdagengids 3: Hoe kom je de feestdagen door, Fem-style

Ook dit hoort bij het eind van het jaar, zo’n hoe-overleef-ikje, omdat er kennelijk veel mensen zijn die stiekem (of minder stiekem) helemaal niet van de feestdagen houden. Ik begrijp het, er zijn honderden redenen om kerst en oud & nieuw te verafschuwen (ik verafschuw dat laatste eigenlijk ook heel erg, onder andere omdat ik een hekel aan vuurwerk heb), en eerlijk gezegd vind ik het belachelijk dat er zoveel waarde aan die dagen wordt gehecht en dat je ze bijna moet vieren. Als rechtgeaarde Fem houd ik natuurlijk wél van de familiebijeenkomsten, vreetfestijnen en al dat sentimentele gezeik, maar ik heb dan ook het geluk dat ik een fijne (hoewel ietwat luidruchtige) familie heb. Toch is kerst voor mij soms ook een oordeel, en dat komt voornamelijk omdat al die versieringen een extra nagel in mijn onhandigheidsdoodskist zijn, maar ook omdat mijn introvertheid aan alle kanten wordt aangevallen door diezelfde bijeenkomsten waar ik ook eigenlijk best wel van houd.
Zó overleef je de feestdagen, Fem-style, in 8 tips.

christmasbook
via reacho.in

1. Neem een boek mee
Dit is mijn ALLERBELANGRIJKSTE overlevingstechniek. In het dagelijks leven is het al mijn stelregel om altijd een boek in mijn tas te hebben, omdat je nooit weet waar je terecht komt en hoe lang je op dat &^*(* openbaar vervoer moet wachten. Geloof mij, als haatwachter & kettinglezer is het vergeten van een boek tijdens de spits het ergste wat je kan overkomen. (Ik mag mezelf gelukkig prijzen dat dit het ergste is.) Tijdens de feestdagen is er helaas ook een hoop gewacht, en het is prettig als je tussen de gangen door of tijdens die ellenlange uren tot het nieuwjaar is een boek tevoorschijn kan toveren. Misschien kun je zo ook irritante vragen ontwijken, en/of je terugtrekken van vervelende familieleden.

miracle34th
De nieuwe heeft wel mijn voorkeur, vanwege MATILDA!!!! (via huffingtonpost.com)

2. Kijk geen kerstfilms, behalve Miracle on 34th Street
Voor iemand die zo veel van kerst houdt, heb ik een rare afkeur voor kerstfilms. Ik vind ze meestal te sentimenteel en zoet, en de Kerstman is ook maar een blozende sukkel. De enige die door mijn keuring komen zijn How the Grinch Stole Christmas, Scrooged, en The Santa Clause, maar die heb ik alledrie nu al zo vaak langs zien komen dat ik er inmiddels ook zat van word. Gelukkig is er één film die ik kan blijven zien (ik moet toegeven dat ik hem zelfs een keer bekeken heb toen het zomer was), en waar ik altijd om moet janken: Miracle on 34th Street. De oude of de nieuwe versie, het maakt niet uit, dit is de enige kerstfilm die er toe doet.

loesje

3. Spreid je ‘taken’ uit
Tijdens de feestdagen ben ik plotseling erg georganiseerd, en doe ik ineens niet meer alles last-minute. Waarom dat zo is weet ik niet, maar het werkt goed. Mijn beste tip om geen burn-out te krijgen tijdens de voorbereidingen is om alles te verspreiden. Koop niet alle kadootjes tegelijk, maar op verschillende dagen. Hetzelfde geldt voor het schrijven van kerstkaartjes, het inkopen van voedsel en drank en nieuwe kleding, het versieren van je huis, enzovoorts. Natuurlijk heeft niet iedereen er tijd voor, maar gek genoeg lijkt het juist tijd te schelen, omdat je niet meer als een kip zonder kop een paar uur door de stad hoeft te sjezen om alles op het laatste moment te regelen. Neem het van mij, de meest ongeorganiseerde persoon ter wereld, aan. (P.S. Aangezien ik dit op de 23e schrijf ben ik me terdege van bewust dat deze tip veel te laat aan komt, maar neem het mee hè. Ik ben dit jaar trouwens ook weer eens ongelofelijk erg te laat met kerstkaarten versturen. Je mag dus zelf bedenken of je naar me wil luisteren of niet.)

bauble
(via movebubble.com)

4. Probeer jezelf niet in de fik te steken (e.a.)
Kaarsen, kerstbomen en voedsel vormen een extra obstakel voor onhandige Fem-style types, en het is lastig om de feestdagen door te komen zonder een stuk van je haar in de fik te steken, een kerstbal uit de boom te flikkeren, of saus over je nieuwe jurk te smijten. Ik heb geen tips om dit te voorkomen, helaas, ik kan je alleen maar een good luck wensen. Sorry.

hotwhiskey
(via thespruce.com)

5. Drink hot whiskey
Drink op gezette tijden hot whiskey. Niet te veel achter elkaar; laten we zeggen, zo tussen de gangen door. Het voordeel? Het is warm (dus troostend en… nou ja… opwarmend, dus), er zit niet superveel alcohol in (dus je wordt ook niet shitfaced dronken), en het is lekker. Het geeft je ook een excuus om even uit te blazen en je terug te trekken, want het maken van een glaasje HW (dit is hoe ik het voortaan ga noemen) kost tijd, en het opdrinken ervan dwingt je om rustig te gaan zitten en voor je uit te staren, het liefst bij een haardvuur. Vind hier het recept.

knapuiltje
Best een knap uiltje, dit. (via zoom.nl)

6. Knap uiltjes
Ik hóór iedereen nu verzuchten: “Maar daar heb ik geen tijd voor!” Nonsens, er is altijd tijd voor een uiltje. Het is vakantie! 20 minuutjes, dat moet iedereen wel van zijn dag of avond af kunnen snoepen. Daarna ben je weer fris en kun je verder gaan met eten, drinken, of (als je onderdeel van mijn familie bent) discussiëren en SingStar spelen.

200268321-001
In een perfecte wereld zie je dan zo’n tafereel.

7. Maak een wandelingetje na het eten en/of tussen de gangen door – of maak een wandeling op 1 januari
Dit is een familietraditie die ervoor zorgt dat iedereen even kan uitbuiken en rustig aan kan doen. Het is ook prettig voor degene die het diner maakt en wél thuis wil blijven, want er is dan niemand die aan zijn/haar kop kan zeuren. Voorts is het een bijzondere ervaring om tijdens Kerst door de lege straten te lopen, en stiekem bij iedereen naar binnen te staren om te kijken hoe het er bij andere families aan toe gaat. Het is net of je in je eigen kerstfilm rondwaart – en als het sneeuwt, is het nog honderd keer beter. Ik vind het ook altijd prettig om een wandeling te maken op de dag ná Kerst, of op 1 januari. Zoals ik eerder al zei heb ik eigenlijk een hekel aan oud & nieuw. Je moet urenlang wachten, waar ik een hekel aan heb, en dat wachten is alleen te versnellen door bordspellen te spelen, waar ik ook een hekel aan heb, of te drinken, wat geen goed idee is als je je verveelt. Ik houd ook niet van al dat gezoen en ik ben altijd bang dat ik doodga van vuurwerk. Plus: wat vieren we nou? Dat het jaar voorbij is en er een nieuw jaar begint, maar denk eens na. We vieren dat het 1 januari geworden is. De meest verschrikkelijke maand van het jaar is begonnen. Wat een fucking anticlimax. Enfin, de enige manier om oud & nieuw draaglijk te maken is om thuis te blijven, vroeg(er) naar bed te gaan, en op 1 januari zelf rond 10 uur de deur uit te gaan om door een geheel lege stad te wandelen.

kaarskasteel
Aanschouw jarenlange arbeid & liefde

8. Doe geen bordspellen, maar maak een kaarskasteel
Bordspellen zijn NIET LEUK (fight me), en zeker niet tijdens de feestdagen, want al die opgekropte stress die je helaas toch niet hebt weten te voorkomen komt er dan in één keer als een hulk uit. Wil je toch iets samen doen, ga dan terug naar de 80s, en maak een kaarskasteel. Mijn ouders zijn deze traditie ooit begonnen toen ze nét samenwoonden, en hoewel we hem niet elk jaar kunnen uitvoeren, werken we er nog vrij regelmatig aan. Hoe maak je een kasteel? Ik heb hier ooit ergens anders een stukje over geschreven, maar het is simpel genoeg: je verzamelt alle kaarsstompjes in huis, plus een aantal satéprikkers. De kleinere stompjes kun je gebruiken om torentjes mee te bouwen; de satéprikkers gebruik je om bruggetjes en verbindingen te maken. Langere kaarsen kun je branden, en het kaarsvet laat je op je torentjes en prikkers vallen, zodat je een extra cool effect krijgt. Hoe langer je dit doet, hoe uitgebreider en groter het kasteel wordt. Voordelen: je hergebruikt de kaarsen (geen kerstafval!), het kasteel is een symbool van de familiebonden/relatie (want je bent er jaren mee bezig), en hoewel je samen bezig bent, hoef je niet te praten, maar kan je lekker in je eigen kasteelzone blijven. Zorg er wel voor dat je elkaar niet in de fik steekt of per ongeluk elkaars torentjes verknalt, want dan kan de hulk weer naar boven komen.

Fijne feestdagen! 

 

Ierse ontmoetingen: Maria & het witte paard, of: Twee dagen in Caherciveen

Ierse ontmoetingen: Maria & het witte paard, of: Twee dagen in Caherciveen

Vanwege de mysterieuze oktobersferen, en omdat het afgelopen week dierendag was, leek het me leuk om een mysterieus dierenverhaaltje uit de oude doos op te diepen – en gelijk een nieuwe categorie, ‘Ierse ontmoetingen’, te introduceren. Het is inmiddels vier jaar geleden dat ik een rondreis door Ierland maakte en nóg verliefder op ’t groene eiland werd, dan ik al was. De vele ontmoetingen die ik had met vrolijke, vreemde, en praatgrage Ieren zorgden ervoor de reis één van de beste was die ik ooit gemaakt heb.

Al sinds mijn aankomst in Caherciveen voelde het alsof ik in een surrealistische film terechtgekomen was. Mijn tocht door West Cork en Kerry was tot dan toe allesbehalve normaal verlopen; vanwege de onregelmatige bustijden had ik vaak moeten liften, wandelen, of lokale bestelbusjes moeten nemen om aan te komen waar ik wou zijn – verhalen die jullie allemaal nog te horen zullen krijgen. Dit keer was ik met een tourbus aangekomen, de enige mogelijkheid, omdat ik vergeten was dat de normale diensten niet reden op zondag. Het was een vreemde ervaring om in de middle of nowhere gedropt te worden, na eerst onderworpen te zijn geweest aan non-stop fiedelmuziek, Irish coffee om elf uur ’s ochtends, en vijf seconden durende foto-pauzes. De Amerikanen en Australiërs met wie ik opgescheept zat, vonden me al raar omdat ik in de bus was blijven zitten tijdens een sheep dog show; toen de chauffeur in Caherciveen stopte om mij eruit te laten, voelde ik alle ogen op me gericht terwijl ik door het gangpad liep. Het leek alsof dit mijn laatste wandeltochtje ooit zou zijn, alsof ik op weg was naar het schavot – verbeeldde ik het me nou, of hoorde ik mensen fluisteren, “God save her?”
Eenmaal buiten, in de frisse Ierse mist, slaakte ik een diepe zucht. Ik gespte mijn backpack om en zwaaide naar de olijke chauffeur, die toeterend wegreed. Het was stil, zo zonder The Dubliners en tetterende toeristen, hoewel ik in de verte muziek kon horen. Zacht gezang dreef op de wind naar me toe.
Hoe verder ik het dorp in liep, hoe helderder de melodie klonk. Het was geen zang; het was eerder een soort chant, ritmisch maar monotoon. Ik kon niet goed verstaan wat er gezegd werd. Plots viel het me op dat ik niet helemaal alleen was. Achter de ramen en op straat waren heiligenbeelden neergezet, die mij met hun verfoogjes beschuldigend aanstaarden. Er stonden ook enkele mannen en vrouwen van vlees en bloed tussen, maar zij waren zo stil, en hielden hun handen zo devoot gevouwen, dat ik ze nauwelijks van de beelden kon onderscheiden. Ik probeerde me onzichtbaar te maken, en liep met al mijn goede bedoelingen rechtstreeks een menigte in.
De menigte bestond grotendeels uit mensen van 60 jaar en ouder. Niemand sprak een woord, maar men staarde naar de straat, naar waar de muziek vandaan kwam. Nu hoorde ik de woorden duidelijk genoeg; Jesus Christ, Mary, en enkele zinnen die Latijn zouden kunnen zijn. Stukje bij beetje ontvouwde de processie zich voor mijn ogen: een priester die een bol heen en weer slingerde, twee meisjes in witte jurken die gebeden opzeiden, veel vroom uitziende mensen, en, boven hen uittorende, het hoofdje van Maria, omhuld door een mantel van mist. Voor mij als niet-gelovige was het zo nieuw en bevreemdend, dat het leek of ik in een andere wereld terecht was gekomen. Ik volgde Maria stapje voor stapje, tot de processie afboog naar zee, en ik eindelijk op zoek kon naar een slaapplek.
Mijn hostel lag aan het eind van de straat, geflankeerd door een pub die betere tijden had gezien, en een kruideniertje. De deur werd opengedaan door een witharige vrouw in een geblokte jurk; de enige tachtigplusser die niet naar Maria was gaan kijken.
“Ocharm, die processie houdt altijd ’t hele verkeer op”, was één van de eerste dingen die ze zei. “Mijn kleinzoon gaat straks naar het cowboyfestival hier, hij was daar zo enthousiast over! Je had hem moeten zien, met zijn nieuwe cowboylaarzen. Thee?”
Ik hoorde de eerste klappertjespistolen afgaan in het dorp.

De volgende dag was de mist nog altijd niet opgetrokken. Ik ontbeet vroeg, en babbelde met de eigenaresse en de andere bezoekers. Zoals dat gaat in Ierland, bood één van hen mij aan om me rond te rijden. Pat, heette hij, Pat uit Kilkenny. We reden naar Valentia Island, praatten over het leven, en gingen toen allebei weer ons weegs, zoals dat óók gaat in Ierland. Het was pas net middag, dus ik besloot een rondje te gaan wandelen.
De hoofdstraat was stil, en lag vol met cowboy-afval van de dag ervoor: Amerikaans bier, klappertjeshulzen, en indianenveren. Ik boog af naar zee. De mist hing laag boven de heuvels. Twee mannen verzamelden wier op het strand, lachend en kletsend; een vreemdvormige rots stak boven het water uit, bepokt en beschelpt en bezeewierd, als een monsterlijk zeewezen dat versteend was door de eerste zonnestralen.
Al snel leidde de route me langs witte cottages, boerderijen; na een tijdje waren er alleen nog uitgestrekte velden te zien, met hier en daar een spikkeltje bewoning. De grond begon te veren onder mijn voeten, en de geur van nat veen drong zich aan me op.
“Ben je gek, Little Yellow Man”, zei ik hardop tegen de wegwijzer, die me naar rechts wilde sturen. Rechts van mij was echter geen pad te zien: er was slechts een steile heuvel, en de top ging schuil in de mist. Hoe lang ik ook naar het gele mannetje bleef staren, hij bleef me onherroepelijk naar boven gebieden, en toen ik door de nevel tuurde, zag ik dat zijn compagnon me verderop stond op te wachten. Ik moest er aan geloven. Hijgend klom ik omhoog, terwijl de mist bij elke stap dichter werd, en miniscule regendruppeltjes zich door mijn jas persten. De weinige geluiden die er eerder waren, vielen weg – ik kon nauwelijks zien waar ik heen ging – ik moest me langzaam, langzaam voortbewegen, hopend dat ik op de goede weg was, elke keer weer opgelucht als ik de Little Yellow Man zag opdoemen. Het voelde alsof ik in mijn eigen hoofd terecht was gekomen, alsof ik door mijn eigen gedachtes liep, afgesloten van de rest van de wereld.
Het was me gelukt de top te bereiken; nu daalde ik af, en de wereld openbaarde zich weer aan mij, zonnestraal voor zonnestraal. Helder, gouden licht scheen onder de mistflarden door, en speelde over de Ierse heuvels, als in een film. Mijn voeten vonden een asfaltpaadje. Ik stond stil, nam het uitzicht in me op, nog altijd half omgeven door de nevel. Een zacht geluid weerklonk.
Voetstappen? Nee, het was geen mede-wandelaar, geen boer, geen mens, in ieder geval; de stappen klonken te zwaar, en het was duidelijk dat dit wezen meer dan twee poten had. Ik bleef luisteren, en schrok toen ik vlakbij gebries hoorde. Een wit paard verscheen, schudde met zijn hoofd en liep bedaard op me af. Even was ik bang. Paarden boezemen me altijd angst in, omdat ze zo groot en onvoorspelbaar zijn; maar dit paard was zo kalm, dat ik het aandurfde mijn hand uit te steken en zijn neus te aaien. Hij rilde met zijn flanken en bleef stil.
Ik moest ineens denken aan de Ierse mythen en legenden, de verhalen over Tír na nÓg, het elfenland. Op dat moment geloofde ik er bijna in, wist ik bijna zeker dat dit paard uit een andere wereld kwam. Ik hoefde maar op te stijgen en hij zou weg galopperen, naar één van de elfenheuvels, waar ik dan tot het einde der tijden voor het goede volkje zou moeten dansen; of hij zou me de zee in sleuren en me met huid en haar verorberen. Zou ik de gok aandurven? Het paard staarde me aan. Ik schudde mijn hoofd en haalde mijn hand weg.
“Tot ziens”, zei ik. Hij snapte het, draaide zich om en verdween in de mist, even kalm als hij gekomen was. Ik rilde, hoewel de zon zijn best deed de laatste nevelflarden te verjagen. Beneden mij lag Caherciveen, knus tussen de zee en de heuvels geplakt. Twee dagen in dit dorpje, en het voelde alsof ik alle aspecten, alle kanten van Ierland binnen die 48 uur had gezien. Het geloof. De tradities. Het feesten. Het toerisme. De gastvrijheid. En de mystieke, mysterieuze kant, waar ik altijd sceptisch over was geweest, maar waar ik nu oog in oog mee had gestaan.

Toen ik terugkwam in het hostel, stond de ketel al op het vuur.

beenteemountain