Nederland door Ierse ogen

Nederland door Ierse ogen

Afgelopen week was ik in Nederland met Favoriete Ier, en hoewel hij er al eens eerder was geweest, is het natuurlijk altijd anders als je een local als gids hebt. Al heb je er in mijn geval niet al te veel aan, want ik raak nog steeds verdwaald in het centrum van Amsterdam, en weet ook niet zo heel goed hoe bepaalde dingen werken. (Dat laatste geldt overigens voor elke plek waar ik kom, dus wellicht zegt dat niet zo veel.)

20191004_100106[1]
Ons hostel
We logeerden op een boot aan het IJ, op loopafstand van het Centraal Station en de grachten, en dat voelde voor mij bijna alsof ik in een andere stad verbleef. Normaal gesproken hang ik bij mijn ouders rond, en kom ik niet vaak in het centrum, tenzij het echt nodig is. Nu kon ik er bij wijze van spreken heen rollen. Er werd natuurlijk van mij verwacht dat ik wist waar we heen konden gaan en hoe we het snelste op bepaalde plekken terecht konden komen, maar in de praktijk bleek dat F.I. ons veel vaker de goede richting op stuurde dan ik deed. Hij had ook een aantal coole musea uitgezocht waar ik nog nooit eerder van had gehoord, dus tot zover de local touch. Pas toen we in Oud-Zuid rondwandelden, naar Leiden gingen en een dagje Efteling deden, voelde ik me weer meer op mijn gemak.

20191005_125222[1].jpg
De Ritman-bibliotheek, een museum waar ik nog nooit eerder van had gehoord
Het was erg grappig om met een niet-Nederlander door mijn landje te wandelen, want anderen zien alles heel anders dan jij. Ik ken Amsterdam en Leiden aan de hand van mijn leven: de cafeetjes waar ik gewerkt heb, de kroegen waar ik een biertje dronk, de boekwinkels waarin ik rondsnuffelde, de straten waar mijn vrienden en familie wonen, de buurten waar ikzelf gewoond heb en de plekken waar ik naar school ging, om maar een paar dingen te noemen. Als rondsjokkende toerist die geen haast heeft en alles goed in zich op kan nemen, merk je heel andere dingen op, en heb je tijd om frivole dingen te doen (zoals het eten van een overdreven grote stroopwafel met karamel en zeezout, of het proeven van vier soorten jenever). Daarnaast ziet een buitenlander natuurlijk ook de grappige culturele verschillen. De Efteling was eveneens een bron van vermaak, want hoewel velen van ons dit pretpark al van jongsaf aan bezoeken, was dit de eerste keer dat F.I. er was, en ‘door zijn ogen’ zag ik wat een maffe plek het eigenlijk is.  

Tijdens ons uitje heb ik geprobeerd bij te houden wat F.I. zoal te zeggen had over mijn land, en ik heb er natuurlijk met hem over gesproken. Ik loop altijd maar te lullen over hoe het is om een Nederlander in Ierland te zijn, maar het is best geinig om het nu eens om te draaien, hoe kort het bezoek ook was. Gelukkig was niet alles negatief – ik heb de man volgepropt met Nederlandse snacks, dus het zou wel erg sterk zijn als hij niet tevreden was geweest.

Dit waren de voornaamste observaties:

-De meeste Nederlandse kinderen zijn little cunts. Ik had F.I. eerder verteld dat de schattige blonde oogappeltjes wel eens de brutaalste wezentjes ter wereld konden zijn, en hij geloofde me niet. Drukker dan Ierse kinderen? Onmogelijk. Dit idee werd snel aangepast toen we op zondag een bezoek aan het museum brachten en links en rechts door schreeuwende koters opzij werden geduwd, zonder dat de ouders daar wat van zeiden. Erger nog: die deden er soms zelf aan mee. Een pijnlijke blootlegging van de Nederlandse aard…

-Over little cunts gesproken, laten we maar meteen de andere negatieve opmerking te berde brengen: Nederlandse (en met name Amsterdamse) fietsers zijn eikels. Ze letten niet op, rijden je van je sokken, en brengen zichzelf en anderen continu in gevaar. De tweewieligen zorgden voor een boel oudemannengemopper van meneer Roodbaard. Ik ondervond aan den lijve hoe het was om een toerist te zijn, omdat ik altijd moet wennen aan het omgedraaide verkeer als ik terug ben, en daardoor niet altijd doorhad waar ik me bevond (hoewel dat laatste niets nieuws is).

-Gelukkig is het niet alles ellende wat de klok slaat. Het eten en de snacks zijn erg goed, stelde F.I. tot zijn tevredenheid. We hebben alle Nederlandse lekkernijen en bijzonderheden geproefd, en ze gingen er goed in: van kroketten uit de muur en bitterballen tijdens de borrel (die eerste waren geliefder dan laatstgenoemde, hoewel ze slechts met een kleine marge ‘wonnen’) tot pannenkoeken voor het avondeten (wat eerst niet helemaal begrepen werd, want pannenkoeken eet je toch voor het ontbijt? Tsja, als je Amerikaans bent misschien). Wat niet zo gewaardeerd werd, waren plakken leverworst, maar dat kwam eerlijk gezegd ook omdat ze niet erg appetijtelijk werden geserveerd. Oh, en ons ‘twee sneetjes brood met kaas/hagelslag’-ontbijt is schijnbaar belachelijk en totaal niet continental, al wordt de zwarte koffie godzijdank in een kopje met precies de juiste afmetingen geserveerd. Dat eerste gedeelte deed mij het meest pijn, want ik ben de grootste hagel-slag (snap je hem?) die er op deze aarde rondloopt. Ik was echter allang blij dat ik geen kwaad woord hoorde over de Nederlandse horeca-service, want die is in Ierland precies zo horkerig.

20191004_162719[1]
JUMMIEEEEE
-Een andere Nederlandse specialiteit die de goedkeuring weg kon dragen, was onze sterke drank. Jenever is absoluut niet hetzelfde als de Nederlandse versie van gin, hoewel het overal zo aangegeven wordt en beide dranken van de jeneverbes zijn gestookt. Noem me dom, want dat ben ik in dit geval, maar ik had de connectie tussen jenever en jeneverbes nooit eerder gemaakt. Jonge jenever smaakt meer als wodka, en very very old genever (1 jaar of ouder) heeft bijzonder veel weg van whisky, zoals de aardige bardame ons al vertelde.

-Wat betreft die Nederlandse bardames (en de meeste andere dames in ons land): die zijn van een buitengewone schoonheid, wat ik tot vervelens toe aan moest horen, maar wat ik grotendeels kan onderschrijven. Waarom zijn ze bijna allemaal zo lang en blond? Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat je als kleinere, donkerharige vrouw zonder pardon het land wordt uitgezet en naar Ierland wordt gestuurd.

-Nederlandse mannen zijn overigens freaks of nature: te uitgerekt om zich nog normaal door de wereld te kunnen begeven. Ik denk dat het misschien een schok was voor F.I. om opeens niet meer overal de langste te zijn. De kledingstijl van de Nederlandse man werd ook enigszins op de hak genomen, want die was ofwel te hipster, ofwel te basic en casual, al waren we het er beiden over eens dat het leuk is om te zien dat enkelen zich meer uitgesproken durfden te kleden. NB – deze observatie werd, natuurlijk, in Amsterdam gemaakt.

-De hipsterige mannen hielden zich vaak op in de hipsterwinkels waar F.I. speciaal naartoe wilde, dus is er hier soms sprake van de pot verwijt de ketel? Me dunkt dat meer onderzoek nodig is. In ieder geval, de winkels waren een schot in de roos, want we hebben in Amsterdam a) goede vintagezaken en b) goede pennenwinkels, twee dingen waar je F.I. ontzettend blij mee maakt. Als je met iemand optrekt die gek is op vulpennen en inkt, kom je er al snel achter hoe lastig het is om de juiste zaak te vinden die precies de kleuren of merken verkoopt. In Nederland heeft bijna elke grote stad wel een gespecialiseerde pennenwinkel, iets waar ik nog nooit eerder bij stil heb gestaan. Daarnaast werden de boekwinkels zeer gewaardeerd – overal Engelse afdelingen! – en bezitten we kennelijk een goed assortiment aan slijterijen en craft beers.

20191006_171648[1]
Fijne biertjes in Brouwerij de Molen
-Die craft beers zijn overigens wonderbaarlijk goed – vergeet Heineken, daar is niets aan, zelfs niet als je het in Amsterdam drinkt. Het plezierde F.I. te zien dat zelfs de kleinste en meest ouderwetse kroegen een assortiment aan speciaalbieren schenken, en je zelfs in een pretpark dranken als Leffe Blond kon krijgen…

-Dat pretpark was, je raadt het al, de Efteling! F.I. was erg onder de indruk van de meeste rollercoasters en attracties, met name Baron 1898 en Fata Morgana. Van Monsieur Cannibale met de lepel door zijn neus moest natuurlijk een foto worden gemaakt. Er was verder bijzonder veel naaktheid te zien, wat hem verraste (de zeemeermin, de dame op de Halve Maen, de keizer uit ‘De nieuwe kleren van de keizer’), en mij ook, omdat ik dat nooit eerder opgemerkt had. Dat zal zonder twijfel de Nederlander in mij zijn. Tot slot gaven het Land van Laaf en het Sprookjesbos F.I. de rillingen; het begon met het ‘enge’ muziekje dat de Laven begeleidde, en het hielp niet mee dat ik hem door de babylavenkamer dirigeerde (zie onder: inderdaad creepy as fuck). De oudere poppen in het bos, Langnek voorop, werden ook niet echt gewaardeerd, al kon hij toegeven dat alles er wel heel cool uitzag. Al met al ben ik nog nooit zo snel door het sprookjesbos geracet als nu. F.I.’s reactie deed me terugdenken aan vroeger, toen sommige sprookjes mij eveneens angst aanjoegen: met name de draak en de trollenkoning (mijn vader vond het een hilarisch idee om mij op die trillende steen te zetten), maar ik heb ook wel eens een nachtmerrie over de Indische Waterlelies gehad.

lavenbaby
Creepy lavenbaby, die wel iets wegheeft van Trump

-Het was fijn om zonder enige moeite naar de Efteling te kunnen reizen. Zoals ik al eerder subtiel heb aangestipt, is het Ierse OV niet al te best, en het was een verademing om op Nederlandse bussen en treinen te kunnen vertrouwen. Ondanks het feit dat er altijd wel ergens een storing is, ging het rondsjezen verbazingwekkend goed. F.I. vond het prettig dat wij waarempel stiltecoupes hadden, en hield zich beter aan de stilteregel dan de meesten van ons zouden doen.

-Vervoer in Nederland zorgde dus voor ergernis (fietsen) en vreugde (treinen), en in het geval van onze ‘mini-auto’s’ (die halve scooterwagentjes) zorgde het voor algehele hilariteit, zeker als er een lange Nederlander uit kwam gerold.

-Wat schijnbaar ook hilarisch is, is onze taal – al moet ik niet denken dat F.I. die niet waardeert. Grappig genoeg kan-ie door het beetje Iers dat hij op school heeft geleerd veel van onze lastigste klanken goed uitspreken, met name de Gggg, en ik hoorde hem soms zachtjes mensen napraten. (Een paar van zijn favoriete woorden zijn ‘draak’ en ‘oorlog’, dus misschien komt hij stiekem uit een boek van George R.R. Martin gewaaid.) Hoewel het Nederlands dus best leuk is, moeten we onszelf niet voor de gek houden door te denken dat het ook een coole taal is, want dat is namelijk absoluut niet zo.

-Tot slot: de Amsterdamse wietcultuur is dom. Alsof wij dat niet wisten…

Dit was een bijna-allesomvattende opsomming van ons weekendje weg!

Ik ben nu weer in Dubje, wat fijn is, maar zoals altijd ook weer wennen. De week nadat ik terug kom zit ik altijd in een soort roes, en mis ik iedereen van thuis ineens heel erg. Heimwee is een vreemd zeurderig gevoel, zeker als het verder eigenlijk wel prima met je gaat,  en ik vind het soms heel lastig dat het moeilijk uit te leggen valt aan mensen thuis. Ik mis dan het gevoel van ‘eigenheid’, en heb het melodramatische idee dat ik alle belangrijke  dingen uit het leven van mijn Nederlandse vrienden mis. Ik wil er voor iedereen kunnen zijn, met iedereen kunnen praten, en dan voelt de afstand soms erg pijnlijk. Zie, zelfs hier weet ik niet goed hoe ik het verwoorden kan. Ik had er afgelopen dagen weer erg last van, en weet dan niet zo goed wat ik met mezelf aan moet – heb dan de neiging om mijn gevoelens over iedereen uit te storten, en probeer dat zo min mogelijk te doen, al lukt dat niet altijd. Godzijdank gaat het altijd snel over, want inmiddels heb ik hier een goed vriendenbestand opgebouwd, en heb ik nog genoeg mooie en spooky plannen in het verschiet – waarover in de volgende blog meer! Ik moet mezelf maar gelukkig prijzen dat ik het goed heb in twee verschillende steden, in twee verschillende landen; dat is een luxe waar ik dankbaar voor ben.

Tot de volgende blog!

Drie jaar Dub, deel 1: Pubs

Drie jaar Dub, deel 1: Pubs

Mijn herinneringen aan Dublin zijn onlosmakelijk verbonden met de Ierse pubcultuur: zodra je in het land aankomt, valt er niet aan de kroegen te ontkomen. Je gaat naar de pub om de buurt te leren kennen, met je vrienden te babbelen, een feestje te geven, voor de regen te schuilen, het warme weer te vieren, roastbeef naar binnen te schuiven, uit te rusten na een dag werken, of naar muziek te luisteren. Er is bijna geen enkele omstandigheid die niet om een pub-bezoek vraagt. Het is dan ook niet vreemd dat mijn eerste paar maanden in Ierland zich voornamelijk in de kroeg afspeelden: tenslotte moest ik mensen leren kennen, en integreren en zo. Tegenwoordig hou ik me iets minder vaak op in “watering holes”, al betekent dat dat ik er alsnog minstens één keer per week te vinden ben.
Er wordt wel gezegd dat je Dublin niet kunt doorkruisen zonder een pub tegen te komen, maar die claim is inmiddels verworpen: tegenwoordig kun je een wandelroute lopen die je door de stad voert zonder ook maar één kroeg te zien. Gelukkig kun je na afloop de eerste de beste straat in slaan om je alsnog te laven aan een fijne pint.

INTERMEZZO:
Voordat we aan het zuipen slaan, wil ik het eerst even over een ander onderwerp hebben. Wees niet bang, ik zal jullie maar kort van de drank afhouden (of jullie levenslang alcoholisme bezorgen; dat valt nog te bezien), omdat me iets van het hart moet. Ik klink nu gelukkig weer vrolijk, en dat ben ik ook, maar ik heb me afgelopen twee weken weer door een paar trol-dagen moeten worstelen. Inmiddels ben ik er aan gewend, en is het zo erg niet meer, maar toch wil ik het er even over hebben. Gewoon, omdat het zo makkelijk is om een blije toon op te zetten in deze blog, en te doen alsof het leven altijd maar gezellig en leuk is. Dat geeft natuurlijk een vertekend beeld.

Ik heb er hier al kort over geschreven, maar ik word met zekere regelmaat overvallen door sombere buien en dagen vol niet-aflatende stress. Verschrikkelijk is het niet, al kan het soms erg vermoeiend zijn. Somberte en mindere dagen horen (voor mij) bij het leven, en veel mensen die ik ken hebben er last van, dus ik wil er graag even over praten, gewoon, omdat alles online altijd veel vrolijker lijkt dan in het echt.

Ik noem mijn sombere dagen trol-dagen omdat het voelt alsof ik een trol op mijn rug meesleep. Zodra ik wakker word, merk ik het: ik voel me zwaar, kan nauwelijks uit bed komen, omdat die sukkel op mijn rug is gaan zitten. Mijn hoofd voelt leeggezogen. De rest van de dag hangt het zware, stinkende wezen aan mijn nek, en blaast zijn smerige adem in mijn gezicht terwijl hij me continu allerlei gemene dingen toefluistert. Alles waar ik me afgelopen tijd lichtelijk zorgen over heb gemaakt, wordt door hem tot belachelijke proporties opgeblazen: “Dat pijntje in je kuit? Trombose. Dat pijntje, weet je wel? DAT PIJNTJE! Je gaat DOOD!” “Ha, ha, stel je voor dat je over 10 jaar nog steeds in een half-vervallen huurwoning woont en geen vast contract hebt, WAT KUT ZOU DAT ZIJN, ECHT KUT HE!” “Lol, je komt NOOIT MEER in Nederland, want dat is zo ver weg, er ligt een hele zee tussen, je zult je vrienden en familie NOOIT MEER zien!”. Hij houdt alles wat ik doe scherp in de gaten, en zodra het ook maar een beetje “maf” of “stom” kan overkomen, geeft-ie me een por, waardoor ik me (naar mijn idee) nog raarder ga gedragen. Alles waar ik van zou kunnen genieten (muziek, boeken, mooi uitzicht), wordt verpest door de stinkende trollenwalm. Ik kan me niet concentreren door zijn gewauwel. Al mijn kleine ergernissen, die ik normaal wel van me af kan zetten, worden door hem opgepikt en in mijn gezicht geschreeuwd tot ik er gek van word. Iemand smakt of luistert naar net iets te harde muziek, of, zoals vorige week: Baudet schrijft een rottig artikel? Laat het aan de trol over om het honderd keer erger te maken. Aan het einde van de dag voel ik me zo vies, boos, en ben ik zo (mentaal) uitgeput, dat ik bijna niets uit kan voeren. Soms is de trol de dag erna ineens verdwenen, soms blijft hij een tijdje rondhangen – er valt geen peil op te trekken, al zijn er wel methodes om zijn grip iets losser te maken, of hem (bijna) helemaal van me af te werpen.

Op dit moment ligt de sukkel weer te walmen in zijn vieze hutje, of waar hij zich dan ook ophoudt als-ie niet aan mijn schouders hangt, dus ik voel me rustig en content. Het is, kortom, tijd voor een drankje. Hier gaan we dan.
(NB: Ik bedoel er niets mee dat de trol een “hij” is, het was alleen makkelijker om op te schrijven; het wezen is eigenlijk meer een “het”, niet mannelijk en niet vrouwelijk. Misschien is het makkelijker om “hij” te zeggen omdat het dan verder van me af lijkt te staan. In feite ben ik natuurlijk ZELF de trol * mind blown *.)

FEMS PUBS
Dit is absoluut geen dwarsdoorsnede van Dublins pubcultuur, maar een overzichtje van de plekken die iets voor mij betekend hebben, of waar ik me vaak ophoud/ophield. Natuurlijk – natuuuurlijk! – heb ik veel meer kroegen dan ondergenoemde bezocht, maar het gaat om de plekken waar ik vaker terugkom of terugkwam.

Speciaalbier- en “coole” kroegen
Ik ben erg blij met de craft beer craze, want dat betekent dat ik elke week weer een andere stout of porter met een vreemde naam naar binnen kan werken, om hem vervolgens te raten op Untappd. (Nee, ik word niet betaald voor deze reclame, was het maar zo’n feest).
Hoewel Dublin redelijk veel verschillende soorten craft beer schenkt, heeft het vooralsnog geen Belgisch biercafé. Dat kan natuurlijk niet. Misschien dat ik in de toekomst mijn oude leven achter me laat en zo’n pub opzet. Al heb ik ook een plan om een “stout only”-kroeg te beginnen, die ik dan “The Stout Corner” zal noemen – leuk gniffelmomentje voor de Nederlandse toeristen.

Blackbird, Rathmines

blackbird.jpg
Het interieur. Via airbnb.ie

Adres: Het ligt iets buiten het centrum, maar het is een goede reden om naar Rathmines te gaan. (Dat gedeelte van Dublin zal wel vaker in mijn lijstjes opduiken komende tijd, want zowel Favoriete Ier als twee van mijn vrienden wonen er in de buurt, en ik heb er zelf ook een tijdje rondgehangen).
Waarom hierheen?: De pub is een creepy ingericht doolhof vol donkere gangetjes en gezellige hoekjes. Het is er hipster zonder al te vervelend te zijn – okee, de meubels zijn allemaal anders, de hele kroeg staat vol kaarsen en je kunt er retro-videospelletjes spelen, en dan heb ik het nog niet eens over de getatoeëerde barmensen en de selectie speciaalbieren gehad, maar op de één of andere manier past het hier. Er hangt een ietwat mysterieuze sfeer, en ik heb altijd het idee dat er zich sowieso een huisspook ophoudt. De plek heeft ook één van de weinige biertuinen van Dublin, en je kunt er pizza & pint-deals krijgen.
Goede herinnering?: Zomeravonden in de beer garden.
In de buurt: Een andere bijzondere kroeg, The Bowery, die ingericht is alsof je je in het ruim van een schip bevindt. Je krijgt gelijk de neiging om heel veel rum te gaan drinken en de horlepiep te dansen. Verderop heb je allemaal coole winkeltjes, cafeetjes en een jaren 20 cocktailbar/diner/bioscoop, die ik later allemaal zal bespreken.

The Mission Bar, Smithfield

missionbar.jpg
via smithfieldandstoneybatter.ie

Locatie: Langs de rivier, in een buurt waar de gentrificatie flink toegeslagen heeft, maar die nog altijd wel iets ouderwets heeft. Ik heb een halfjaar in Smithfield gewoond, en verlang er nog altijd naar terug.
Waarom hierheen: Het is er super-relaxed en nooit overvol. De eigenaar heeft een geweldige muzieksmaak (veel jazz, blues, rock) en brouwt zijn eigen stout. Oh, en hij spreekt an beetjah Nederlands.
Goede herinnering?: Dat de bar mijn local was en ik er bijna elke week te vinden was. Oh, en ik vierde er mijn verjaardag vorig jaar.
In de buurt: De “moeder” van de Mission Bar, de Dice Bar, hangout voor hippe mensen en vaak een stuk drukker. Ook Frank Ryan’s is fijn, meer een oude-rocker-kroeg, met natuurlijk de onmisbare pooltafel. Krijg je honger, dan kun je fancy fish ‘n’ chips eten (met wijn!) in het überhipsterig genaamde <><  (oftewel: fish shop)Verderop in Smithfield, op en rondom het plein, heb je een trad bar (The Cobblestone), een gave bioscoop (The Lighthouse), de Jameson-distilleerderij, en een pas geopende craft beer-pub waar ik komende tijd vaker heen hoop te gaan (Bonobo).

Underdog, Dame Street
Locatie: Smack-bang in het centrum van Dublin, aan de rand van Temple Bar (maar er gelukkig niet in). Het zit verscholen onder een andere pub – die je zeker niet moet bezoeken, want het is de meest morsige-mannetjes-kroeg waar ik ooit geweest ben. Je loopt een trappetje af en komt dan in de bierhemel terecht. Underdog is tevens het startpunt van mijn bier-route, die eindigt bij de Bernard Shaw (zie onder. Voor de gehele “lange toog”, lees mijn PS).
Waarom hierheen?: Hier worden de meest bijzondere bieren in Dublin geschonken, die je (bijna) nergens anders tegen zal komen – het is een craft beer pub pur sang, en er is zowat elke week weer iets nieuws op de tap. Soms hebben ze limited editions of speciaal voor hen gebrouwen bieren. De barmensen zijn heel aardig en altijd bereid je iets aan te raden of je te laten proeven. Het is letterlijk en figuurlijk een underground-bar, zo underground dat ik er niet eens een goede foto van kan vinden.
Goede herinneringen?: Ontelbare, want ik ben hier bijna continu.
In de buurt: Heel veel, waaronder een paar plekken die ik verderop zal bespreken. Erg dichtbij zijn Stag’s Head, een oude Victoriaanse kroeg (vol met toeristen, helaas) en natuurlijk The George (de oudste gaybar van Dublin).

The Big Romance, Parnell Street

bigromance.jpg
via totallydublin.ie

Locatie: Bovenaan O’Connell Street, in een buurt die vroeger niet bekend stond om zijn… opgeruimdheid, laten we maar zeggen. Het ziet er nog altijd een beetje ruig uit als je wat verder afdwaalt.
Waarom hierheen?: Het is pas net geopend en loopt nu al storm. Net als Underdog is dit bij uitstek een kroeg voor speciaalbieren. Het gaafste van deze kroeg is dat ze er platen draaien en verkopen.
In de buurt: De beste Aziatische restaurants van Dublin, want dit is het mini-mini-Chinatown van de stad. Probeer vooral de Koreaanse barbecue.

The Manhattan, Raheny (eerst minder pretentieus The Station House, en later The Cock and Bull geheten)
Locatie: Dit is mijn local nu, dus het is ver uit het centrum, in de buurt van Howth en de zee. Als je me op komt zoeken, is er een grote kans dat we hierheen gaan.
Waarom hierheen?: Voor de gezelligheid. De hele buurt verpoost zich hier, van jong tot oud, dus het is een goede plek om de Ierse local-pubcultuur in volle glorie te aanschouwen. Je kunt er lekkere pub grub eten en er is een beer garden, waar het voelt alsof je je ergens op het platteland bevindt.
Goede herinneringen: Alle fijne maaltijden die ik hier heb genoten, samen met vrienden of familie. De beste herinnering is dat ik er met gevaar voor eigen leven heen schuifelde tijdens de sneeuwstorm van 2018, en letterlijk iedereen uit de wijde omgeving zich er verschanst had. Guinness smaakte me nog nooit zo goed.
In de buurt: Niet veel. Mijn huis? Oh, en een oude ruïne.

Galway Bay-kroegen: The Brew Dock, The Beer Market, Alfie Byrne’s, Against the Grain, The Black Sheep, e.a.

brewdock.jpg
via thesharpe.com

Locatie: Op verschillende plekken in de stad. Het is het waard er minstens eentje te bezoeken.
Waarom hierheen?: Ze brouwen hun eigen bier en het is erg smakelijk – ik durf zelfs te zeggen dat hun stout beter is dan Guinness! Verder vind je ook hier allerlei vreemde speciaalbieren – ze zijn gek op de Noorse brouwerij Lervig, de reden dat ik er vaak te vinden ben. Naast lekker bier kun je er ook goed eten krijgen, voor niet al te veel geld.
Goede herinneringen: Oh, te veel om op te noemen. Ik heb hier ook het lekkerste bier ooit gedronken, EN het duurste (12,50 per glas).
In de buurt: In de buurt van The Brew Dock vind je Urban Brewing, eveneens een speciaalbierplek waar ze hun eigen bier brouwen. Je hebt daar ontzettend veel keuze (ze hebben een drankenkaart van zo’n 50 pagina’s lang), en je kan er bier kopen van 50 euro per glas, als je daar zin in hebt. De kroeg ligt wel vlakbij het zakendistrict, dus de clientèle loopt vaak rond te lallen in pak. Dat je het weet. Alfie Byrne’s is ook deels een zakenman-hangout, en ligt in de buurt van de National Concert Hall en de Sugar Club (de beste plek voor jazz!).

The Bernard Shaw, Richmond Street

bernardshaw.jpg
via lovindublin.com

Locatie: Aan het eind van mijn favoriete “lange toog”, die vanaf Underdog langs George’s Street helemaal hierheen loopt.
Waarom hierheen?: Voor sommigen zal dit een te moeilijkdoenerige plek zijn – de Bernard Shaw wil erg graag op een ouwe dive bar lijken, inclusief vervallen voorgevel en overal graffiti. Ik vind dat ze daar best in geslaagd zijn, en vind het er leuk. De kroeg heeft verschillende zaaltjes: je kan aan de bar hangen, er is een “kelder” met DJ, en een beer garden met een pizza-bus (!).
Goede herinneringen: Een tijdlang at ik hier bijna elke week pizza & pint met een vriendin, terwijl we diepe gesprekken hadden over het leven.
In de buurt: The Barge, een plek die vooral leuk is omdat je er in de zomer aan het water kan zitten. The Camden Exchange is eveneens een goede pub in de buurt – hier kwam ik recentelijk vrij regelmatig na ’t werk. Verder is er een street food market, genaam de Eatyard, waar je allerlei hip (lees: veel vega en vegan) voedsel kunt krijgen. 

Porterhouse: Temple Bar, Grafton Street

poterhouse.jpg
via irishtimes.com

Locatie: Iets toeristischer en centraler, wat je ook terugziet aan de bezoekers.
Waarom hierheen?: Het is er groot en toeristisch zonder vervelend te zijn, dus het is ideaal als je voor de eerste keer in Dublin bent. Je hebt er een enorme selectie aan bieren (waaronder een goede stout en porter – je merkt wel wat mijn lievelingsbiersoort is), en je kunt er lekker vet eten. Perfecte plek dus om de avond te beginnen.
In de buurt: Naast Porterhouse Central heb je de Dingle Whiskey Bar, een plek die elke whiskey-liefhebber zeker moet bezoeken. Het kleine kroegje is ingericht alsof je je in een whiskeyvat bevindt. Rondom Porterhouse Temple Bar heb je enorm veel keus aan (meer op toeristen gerichte) kroegen, waaronder de enige echte Temple Bar zelf. Vergeet vooral niet langs het New Theatre te lopen, een klein podiumpje verscholen achter een boekwinkel – ik zal hier in een latere blog uitgebreider over schrijven.

Cassidy’s, Westmoreland Street

cassidys.jpg
via totallydublin.ie

Locatie: Vrij in het centrum, net buiten Temple Bar en in de buurt van Trinity College.
Waarom hierheen?: Dit is een kroeg waar ik vaak kwam tijdens mijn eerste maanden in Dublin. Het is er vrij jong en een beetje alternatief; er wordt rocky muziek gedraaid, de muren zijn beschilderd, behangen met bandposters en be-graffiti’d (is dat een woord en hoe schrijf je het?), en je kunt er bordspelletjes spelen.
Goede herinneringen: Jenga-torens bouwen met een enorme groep Italianen.
In de buurt: Dit is super centraal, dus je kunt zo Temple Bar in rollen. Om de hoek heb je nog een andere brouwerij-bar, genaamd J.W. Sweetman. Die plek is best gezellig, met veel wegkruiphoekjes.

Oude(-mannen)-kroegen
Wat je in Nederland een bruine kroeg zou noemen. Ik ben dol op dit soort plekken, want je kan er gewoon een beetje rondhangen zonder dat het mensen uitmaakt wat je aan het doen bent; en het Ierse bier is er bijna altijd goed. Er was een tijd dat ik elke woensdag een nieuwe ouwe kroeg uittestte met twee collega’s, op onze zogenaamde One Pint Wednesdays, om te kijken waar men de beste Guinness schonk.
Fun fact: Oude kroegen hebben soms een zogenaamde snug, een kleiner barretje gescheiden van de “echte” pub. Dit was vroeger het gedeelte waar de vrouwen konden drinken, omdat ze (not so fun) niet welkom waren in het “mannengedeelte”, of hun reputatie op het spel zetten als ze er toch naar binnen gingen. Dit gedoe heeft tot in de jaren 60 geduurd, en op sommige plekken zelfs langer! Gelukkig word je nu niet meer gek aangestaard als je een pint Guinness bestelt als vrouw (hoewel sommige oude mannen je nog altijd vragen of je niet liever een half-pint wil), en kun je genieten van een knusse snug zonder dat het voelt of je in je bewegingsvrijheid beperkt wordt.

The Long Hall, George’s Street

longhall.jpg
via daileyedge.ie

Locatie: De tweede stop op mijn bier-route vanaf Underdog, in het uitgaanscentrum van Dublin. De lange toog begint hier pas goed: vanaf nu zul je een boel in ’t strak gestoken, dronken rondwaggelende meisjes en jongens zien, en zal er veel boem-boem-muziek op je af komen. Wees niet bevreesd, mijn route vermijdt alle vreselijke danskroegen. (Mocht je toch naar een vreselijke danskroeg willen, vraag me er dan naar, want al laat ik het hier niet merken, ik weet er genoeg vanaf.)
Waarom hierheen?: Het is een van Dublins oude Victoriaanse kroegen. Dat betekent: knusse hoekjes, veel zachte stoelen, een houten bar, en van die dikke ramen. Harde muziek zul je hier niet horen. Het is er altijd gezellig druk, en een typische oude-mannen-kroeg waar iedereen met iedereen in gesprek raakt. De naam van de pub verwijst naar de typisch 19e-eeuwse, langgerekte vorm van deze drankgelegenheid.
Goede herinnering: Dit is de plek waar mijn Engelse huisgenootje haar allereerste Ierse Guinness dronk. Geen enkele andere kroeg heeft die ervaring sindsdien overtroffen; naar mijn mening is de Guinness hier een van de beste, zo niet de beste van de stad.
In de buurt: Eveneens Stag’s Head, The George, en een boel goede restaurants en cafeetjes (mijn favoriete goedkope eet-hoekjes: Govinda’s, een vegetarisch restaurant, en Duck, waar je Hongkong-style eend kunt krijgen). Vlakbij is ook een kroegje dat ik onlangs heb ontdekt dankzij een end-of-site-party. Het heet de Black Market en ligt verscholen boven een restaurant. Heel knus! Mocht je willen, dan kun je vanaf hier verder afbuigen richting St Stephen’s Green, en bijvoorbeeld een Guinness drinken in een hotelbar (ik ben de naam vergeten), op zoek gaan naar de speakeasies en pop-ups die in deze buurt te vinden zijn, of cocktails drinken op het terras van Pyg.

The Swan Bar, Aungier Street

swanbae.jpg
via publin.ie

Locatie: Iets verderop langs de bier-route, bijna tegenover de plek waar ik een tijdje gewerkt heb.
Waarom hierheen?: Ook de Swan is Victoriaans, en omdat ik weinig toe kan voegen aan wat ik hierboven gezegd heb, zal ik vertellen dat er al sinds de 17e eeuw een drankhuis of inn gestaan heeft. Hopelijk trekt dat geschiedenis-nerds! Volgens de website is deze kroeg de meest authentieke van alle Victoriaanse pubs, maar helaas zeggen ze dat allemaal. De enige manier om uit te vinden wat er waar is van die claim, is om zelf alle authentieke kroegen te bezoeken.
Goede herinnering: Drankjes na het werk, en rondhangen bij de open haard tijdens koudere dagen.
In de buurt: Zie hierboven, bij The Long Hall – deze hele buurt zit vol kroegen en cafes.

Arthur’s Pub, Thomas Street

arthurs.jpg
via tripadvisor.ie

Locatie: In het oorspronkelijke middeleeuwse gedeelte van Dublin (helaas is daar weinig meer van te zien). Nu heet deze wijk The Liberties, wat lang een armoedige volksbuurt was, te vergelijken met de Jordaan in Amsterdam. Inmiddels is het wat gegentrificeerd.
Waarom hierheen?: Afgezien dat het er een enorme open haard heeft (ik heb een zwakke plek voor open haarden), heeft deze kroeg nog meer te bieden. Er is een jazz- en blues-podium, lekker eten, en de Guinness is schijnbaar de beste van de stad, omdat de pub zo dicht bij de brouwerij ligt. Ze hebben ook een menukaart waarop je over de geschiedenis van de buurt kan lezen, altijd leuk voor mijn mede-nerds.
Goede herinneringen?: Deze kroeg zal me voor altijd aan mijn eerste archeologie-baantje in Dublin doen denken, omdat we er aan het eind van de week vaak heen gingen. De site bevond zich 200 meter verderop. Nu staan er studentenhuizen.
In de buurt: De Liberties en omstreken stonden bekend om zijn brouwerijen en distilleerderijen, en die reputatie bouwt zich langzaam weer op. Zoals ik al zei ligt de Guinness Factory om de hoek, net als de jongste telg uit het Guinness-imperium (The Open Gate Brewery – zeker leuk om heen te gaan, maar je moet wel boeken). De Teelings distilleerderij is eveneens vlakbij. Een andere goede kroeg in de buurt is Fallon’s/The Capstan Bar, waar je zonder enige twijfel echte Dubliners tegen zal komen.

John Kavanagh’s “The Gravedigger’s”, Glasnevin

irishtimes.jpg
via irishtimes.com

Locatie: Naast de grootste begraafplaats van Dublin, Glasnevin Cemetery.
Waarom hierheen?: Het is een bijzondere plek, knus en klein, en het voelt of je er terug in de tijd stapt. Vroeger kwamen de gravediggers hier hun pintje drinken na het werk, vandaar de naam.
Goede herinneringen?: Dit is een plek waar Favoriete Ier en ik heen gingen toen we elkaar net kenden. Als dat geen goede herinnering is, dan weet ik het ook niet meer!
In de buurt: Glasnevin ligt buiten het centrum, maar er zijn ten minste twee goede redenen om toch deze kant op te zwerven: de begraafplaats (vol coole oude tombes!) en de National Botanic Gardens.

The Villager, Chapelizod

villager
via herald.ie

Locatie: In een door de stad opgeslokt dorpje bij Phoenix Park. Hier woonde ik de eerste twee maanden nadat ik aankwam in Dublin; vandaar dat deze kroeg wel op de lijst moet.
Waarom hierheen?: Het is het simpelweg waard om deze buurt te bezoeken, omdat het lijkt alsof je niet meer in de stad bent. Chapelizod ligt aan een smaller gedeelte van de Liffey, en het voelt er heel rustiek. The Villager is een echte local, de enige plek waar iedereen in de wijde omgeving heen kan om wat te gaan drinken voordat ze de stad in gaan, dus je vindt er een dwarsdoorsnede van de buurt. Het doet me denken aan dorpskroegen (die in Cashel, bijvoorbeeld, voor de lezers die mij daar bezocht hebben): de benedenverdieping is voor de ouderen, met een simpele bar, en de bovenverdieping is voor de jongeren, met cocktails en wat luidere muziek.
Goede herinneringen: Drinken met mijn huisgenoten, en Italiaans proberen te verstaan.
In de buurt: Behalve het park, niet veel. Verderop langs de rivier vind je Angler’s Rest, een platteland-achtige pub die goede seafood serveert.

Lord Edward Tavern, Wood Quay

lordedward.jpg
via dff.ie

Locatie: Eveneens in het oorspronkelijk middeleeuwse gedeelte van de stad, tegenover de Christ Church Cathedral.
Waarom hierheen?: Het is een relaxte plek, waar je simpelweg heen gaat om fijn te kletsen en een goed pint te drinken. Het is een typische archeologenkroeg, dus sta er niet verbaasd van als er een groepje met modder besmeurd, langharig tuig binnen komt sjokken. 😉 Oh, er waart trouwens ook een spook rond.
Goede herinneringen: Alweer – drankjes na het werk. Ik val in herhaling! Het is wel duidelijk hoezeer archeologen van zuipen houden, al helemaal als ze Iers zijn.
In de buurt: We zitten hier nog steeds in het centrum. Voel je je toeristisch, dan kun je vanaf hier makkelijk naar The Brazen Head gaan, dat de oudste pub van Dublin claimt te zijn, en eveneens zijn eigen huisspook heeft. Er is ook een goede restaurantkroeg in de buurt, de Bull and Castle.

Mulligan’s, Poolbeg Street

mulligans.jpg
via tripadvisor.ie

Locatie: In een zijstraatje vanaf het Tara-treinstation, vlakbij de Liffey.
Waarom hierheen?: Dit is de enige echte oudemannenkroeg van Dublin, heb ik het idee, hoewel iedereen er welkom is. Het is een ouderwetse pub zonder fratsen, zonder (harde) muziek om je van je gesprekken af te leiden; een plek met goede drank, en met van die gevatte Ierse barmannen. Elke keer dat ik er kwam, was het er super druk, zelfs op een doordeweekse avond.
Goede herinneringen: Simpelweg rondhangen met vrienden en kletsen tot laat in de avond.
In de buurt: De beste sushi-plek van Dublin, J2.

O’Donoghue’s, Merrion Row

donogues.jpg
via inter-bar.com

Locatie: Vlakbij Merrion Square en St Stephen’s Green, in het mooie Georgian gedeelte van de stad. Het is een bekende oude-kroeg-spot, dus er hangen hier vrij veel toeristen rond (vooral oudere Amerikanen, dus ga hier niet heen als je die wilt ontwijken).
Waarom hierheen?: Alweer voor die ouderwetse sfeer, met live muziek, een goed glas Guinness, en gezellige zithoekjes. Ik kan er niet meer van maken dan het is – dat is juist het fijne aan dit soort kroegen.
Goede herinneringen: Hier bracht ik tijdens het begin van mijn verblijf al mijn gasten en nieuwe vrienden naartoe. Ik moet weer eens teruggaan, denk ik.
In de buurt: Veel andere kleine kroegjes met traditionele muziek, en veel fancy restaurants, voor de liefhebber.

Gaffney’s, Fairview

gaffneys.jpg
via publin.ie

Locatie: Bij Clontarf, waar de noord-Dublinse kust begint. Fairview is een ondergewaardeerde buurt, met verborgen tweedehands winkeltjes en een van de beste slijterijen van de stad.
Waarom hierheen?: Met het gevaar in herhaling te vallen, is ook deze plek perfect voor de echte local-pub-ervaring. Heb je tijdens je trip nog geen enkele ondeugende/flauwe grappen makende Ierse barman ontmoet, dan is dit de plek voor jou. 
Goede herinneringen: Hier hoop ik de komende tijd goede herinneringen te kweken, want ik heb het pas net ontdekt, dankzij een vriendin die in de buurt woont. De eerstkomende bezoekers zullen hier ongetwijfeld naartoe gesleept worden.
In de buurt: Een wat hippere kroeg met zijn eigen bier, het Bru House, plus bovengenoemde slijterij (Martin’s Off-licence).

Ik wilde hier eerst ook nog een stukje schrijven over kroegen waar je kunt dansen of naar live muziek kunt luisteren, maar dat werd zo uitgebreid, dat ik denk dat het zijn eigen blogpost verdient. Blijf dus aan de lijn! Volgende keer weer eens iets anders dan lijstjes en aanbevelingen – komend weekend ben ik in Londen, dus wie weet zal ik daar over schrijven; en ik heb ook het plan om de meest vervelende attractie van Dublin te bezoeken (de Viking Splash Tour), wat ook best goede materie voor een schrijfseltje zou kunnen zijn. We zullen zien! Tot volgende keer!

PS). Hier is mijn lange toog (vanaf Porterhouse Temple Bar/Underdog naar Bernard Shaw/Blackbird):
(Porterhouse Temple Bar –>) Underdog –> The George (zie latere blog) –> The Long Hall –> The Swan Bar –> Against the Grain –> Eventueel Whelan’s, dat je ook als eindpunt kunt gebruiken (zie latere blog) –> Camden Exchange –> Cassidy’s (een andere dan in dit lijstje erboven: oude kroeg) –> The Bleeding Horse (best leuk, soms helaas een sportkroeg) –> The Bernard Shaw. Eventueel kun je daarna enigszins afwijken van de route en verder gaan naar The Barge, of naar Blackbird.

Fem in Amsterdam

Fem in Amsterdam

Mijn bezoekje aan Amsterdam loopt alweer ten einde, en morgen vlieg ik verder naar de Hoge Landen van Groot-Brittannië. Zo’n mopje van twee weken (of, mooi in het Engels, een fortnight) duurt toch altijd korter dan je denkt, omdat je uiteindelijk continu bezig bent om al je vrienden en familieleden weer te zien – hartstikke gezellig natuurlijk, maar (wéér zo mooi in het Engels) time flies when you’re having it gezellig!
Ook vandaag heb ik van alles op de planning staan, en ik moet deze blog tussen de bedrijven door schrijven (VAN WIE MOET DAT DAN?!), dus ik probeer het zo kort – maar krachtig – mogelijk te maken. Ik kan met een blij gemoed terugkijken op de afgelopen vijftien dagen, want voor de verandering heb ik van tevoren een lijstje gemaakt van alle dingen die ik wou doen, zien, en eten; en het grootste deel daarvan heb ik kunnen afvinken, zoals je hieronder zult zien. Daarnaast heb ik mijn ogen goed opengehouden en alles wat me opviel aan “Nederlandsheid” genoteerd. Ook al kom ik hier vrij vaak (dankjewel Ryanair!), je gaat je thuishaven toch met iets andere ogen bezien, en dat vind ik grappig om te merken.

IMG-20180819-WA0001[1]
Gezelligheid met mijn prachtig op de foto staande familie in de Vondeltuin

WAT IK WILDE DOEN:
–> Naar de Efteling. Dat staat ALTIJD helemaal bovenaan mijn lijstje, want eigenlijk kunnen mijn vrienden en familie me niets schelen, zoals de lezers onder jullie wel weten. Helaas kon ik dit jaar niet gaan, want mijn vrienden en familie trokken zich ook niets van mij aan, en waren al gegaan ZONDER MIJ. Grmbl.
–> Mijn favoriete boekwinkeltjes bezoeken. Dat is fantastisch gelukt, mede dankzij mijn  boekenbuddy E.M., met wie ik vrolijk door de Leidse straten zwierde, op zoek naar meer boek. Daarnaast heb ik door een aantal tweedehands stapels op de Spuise boekenmarkt gerommeld, en de loods achter bij mijn ouders geplunderd. (Daar was het vechten met een oud vrouwtje dat de hele mikmak uitkamde op zoek naar sci-fi-pockets; ik kon gelukkig een oude Isaac Asimov nét voor haar handen weggrissen. Ja doei, er zijn wel meer mensen die van die verhalen houden. Plus, ik heb haar eigenlijk een dienst gedaan, want als verzamelaar moet je altijd iets te wensen overhouden.) Mijn missie was om zo veel mogelijk toffe Nederlandse boeken, klassiekers of nieuwelingen, te vinden, want soms mis ik het om thuis in Dubje in mijn eigen taal te kunnen lezen.

20180817_164719[1]
Twee van de boeken die ik gevonden heb tijdens mijn gestruin. Niet op de foto: een leren uitgave van “Max Havelaar”, en een sprookjesboek van Godfried Bomans.
–> Mijn favoriete oude begraafplaats bezoeken. Mislukt, want ondanks dat er op internet leuk openingstijden staan, weet je maar nooit of de mensen die het beheren zich daaraan houden. Dat is natuurlijk ook de charme van […favoriete begraafplaats…ik verklap de naam lekker niet, want het is mijn geheim], maar het is wel frustrerend om steeds voor een dicht hek te staan en met moedeloos, melodramatisch verlangen naar de grafstenen in de verte te staren.
–> Een wandeling door de Nederlandse natuur maken. Tijdens het schrijven van mijn scriptie ging ik weleens op een doordeweekse dag NS-wandelingen maken, van station naar station, om mijn hoofd leeg te laten naturen – er is dan geen kip te zien, en je denkt bijna dat het wel meevalt met die overbevolking. Gisteren maakte ik eenzelfde tochtje, door de Veluwezoom, en het deed me aan die stressvolle oude tijd denken, zonder de stress. Het was rustig – het eerste uur kwam ik alleen een muisje, een boel mestkevers, een stel roodborstjes en echtpaar met twee honden tegen. Daarna druppelde er wat meer menselijk leven binnen, maar het bleef leeg genoeg om te fantaseren dat ik alleen op de heide was. Mijn favoriete ontmoeting was met een jonge hond, die mij vrolijk op zat te wachten – zijn baasjes kregen hem niet mee, en vertelden me dat het beessie iedereen gedag moest zeggen voor hij verder wou. Na een enthousiaste knuffel, waarbij hij zichzelf bijna wurgde met z’n lijn, was het goed, en holderdebolderde de hond er weer vandoor. Wat zijn het toch ook blije wezens.

20180828_120750[1].jpg
Eén van de vele kevers die ik tegenkwam
–> Een kasteel bezoeken. Sinds ik bezig ben met middeleeuwse archeologie, begin ik dat tijdperk steeds meer te waarderen. Daarnaast kwam ik erachter dat er in mijn kennis van de Nederlandse historie best veel gaten zitten. Daar moest verandering in komen. Ik reisde door vriendelijk West-Friesland naar Medemblik, waar graaf Floris V en Beatrijs mij op gedragen toon vertelden over hun burcht aan de Zuiderzee. Daarna werd ik door een rijke boer onthaald op de stoomtram naar Hoorn. De gehele rit legde hij de mensen naast mij in kleurrijk Engels uit hoe zijn kostuum in elkaar zat, van boven tot onder: “If you want, you can open dis flap (wijzend op zijn kruis), en you can see everysing! But I’m not a dirty old man!” En: “See my stokkings, dey show my beautiful… how you call it? Calfs?”

20180821_121219[1].jpg
Kasteel Radboud in Medemblik
–> De Noord-Zuidlijn zien. Eindelijk is dat klereding af, en nu wilde ik er wel eens mee reizen. Tot mijn verbazing zag het er nog prima uit ook. Op halte Rokin worden enkele archeologische vondsten tentoongesteld, een ander station houdt een eerbetoon aan Ramses Shaffy en is het diepst gelegen, en weer een ander is versierd met oude foto’s. “Dit lijkt wel Rotterdam”, zei mijn reisgenootje, en werd toen door een ouwe Amsterdammer op haar nummer gezet. “Nou niet Amsterdam met die stad fergeleike”, zei hij chagrijnig, “hier is ’t feel mooier.”

20180819_160418[1].jpg
Archeologie langs de roltrappen bij halte Rokin
–> Een museum bezoeken. Ik had er een paar op mijn lijstje staan. Uiteindelijk ben ik toevalligerwijze beland in het Stadsarchief, waar straatfotografie van Dolf Toussaint werd tentoongesteld; bezocht ik het Allard Pierson, voor meer fotografie, en werd ik betoverd door de door de natuur geïnspireerde installaties van Studio Drift in ’t Stedelijk.

20180819_135701[1]
Kleurenfoto’s van vóór 1918, nu in het Allard Pierson (zie hier)
20180825_160944[1].jpg
Bezoekers op de grond in het Stedelijk, om de deinende lampen te ervaren
–> Fijne Nederlandse tv kijken, waar ik me dan ook aan kan ergeren, zoals daar is: Zomergasten. HEERLIJK. Van de “zijn ze nou interessant/leuk of niet?”-gasten tot het traditionele (Twitter)gezanik over het decor en de presentator, alles is er prettig aan. Ik merk wel dat ik me er steeds minder goed op kan concentreren. Het lijkt wel of er tegenwoordig óf te veel, óf te weinig fragmenten worden getoond, en de gasten er eerlijk gezegd vrij weinig interessants over te vertellen hebben. (N.B. Ik heb alleen Pieter Waterdrinker en Eric Wiebes gezien, en ik vond hen allebei niet erg boeiend en vooral overdreven breedsprakig gedurende de hele avond – al dat semi-intellectuele gewauwel om te verbloemen dat je eigenlijk niets nieuws te zeggen hebt! Toch denk ik dat ik wel graag een boek van eerstgenoemde zou willen lezen; ik denk dat zijn avonturen beter over zullen komen in geschreven vorm.)
–> De “nieuwe huisjes” van mijn vrienden bezoeken. Afgelopen jaren zijn een boel van mijn familieleden en vrienden samen gaan wonen, en/of ze zijn verhuisd, en dat heb ik in den verre natuurlijk allemaal moeten missen. Nu had ik eindelijk de tijd om langs te gaan en hun moestuintjes te zien. Wat wil een mens nog meer? 😀
–> Dan zijn er nog veel dingetjes die ik graag had willen doen, en die er niet van gekomen zijn, omdat ik te lui was. Zo ben ik niet naar Artis of ’t Amsterdamse Bos geweest, heb ik geen theatershow bezocht, en ben ik niet door de mooie centrale bieb gelopen. Ik heb ook niet bootjegevaren, ben niet op ’t strand geweest, en ben niet gaan zwemmen in het Zuiderbad, ondanks verwoede pogingen. Maar dat komt volgende keer wel… zoals ik mezelf altijd wijsmaak.

WAT IK WILDE ETEN & DRINKEN:
–> Bitterballen en kroketten. Behoeft geen uitleg. Mijn pens zit nu vol.
–> Ambachtelijke streekbiertjes. Ik heb een hipsterige obsessie opgevat voor craft beer, en overal waar ik kom ga ik op zoek naar slijterije en brouwerijen. Zo heb ik Medembliks bier gevonden (Radboud) en bier uit Leidschendam (Neptunus), en ben ik erachter gekomen dat Kleiburg Porter uit de Bijlmer niet te versmaden is.
–> HAGELSLAG, ELKE OCHTEND HAGELSLAG. En pindakaas! Lekker suikerziekte.
–> Oude kaas, helaas niet met een vlaggetje erop. En dan ook leverworst. En mosterd. En alles.
–> Paprikachippies, al vind ik die eigenlijk niet zo bijzonder. Maar het gaat om het idee. Naturelchips smaakt hier trouwens ook heel anders.
–> Goede koffie op een terras. Vergeleken met Ierland is de koffie toch echt wel stukken beter, en je krijgt het ook in kleinere kopjes. Het is dan wel weer duurder. Fuckers.
–> 
Pannenkoeken en/of poffertjes. HELP IK HEB NOG MAAR 1 DAG OM POFFERTS TE ETEN EN IK MOET HET SNEL DOEN WANT ANDERS BEN IK AF

Poffertjes-Dutch-Mini-Pancakes-5-of-5-1024x747
–> Appelgebak, mét slagroom. Helaas kreeg ik zo’n taartje koud uit de vitrine, dat was dan wel weer een tegenslag.
–> Een krentenbol. Ik vraag me trouwens af of er mensen zijn die Bente Krol heten – als je dan je voorletters verwisselt, klink je net als deze lekkernij. Maar dat terzijde.
–> Drop. Op zich heb ik nu mijn dropadresjes in Dublin, maar niets is beter dan de Appie in te lopen en een HEEL REK VOL DROP te zien. Van tikkels tot autodrop en alles daartussen. Hemels.

drop.jpg
Het paradijs

–> Goede döner kebab. Ik eet in Ierland helemaal geen kebab, deels omdat ik tegenwoordig probeer weinig tot geen vlees tot mij te nemen, en deels omdat het gewoon verschrikkelijk vies is daar. In Leiden at ik een broodje voor de lunch, vergezeld door Turkse liederen, en ik zat de rest van de dag vol. Dat noem ik nou kwaliteit! 😛
–> Oranjekoek. Zo fijn om familie in Fryslân te hebben!
–> Tony’s Chocolonely-repen. Voor mij de beste, zo niet de leukste chocola ter wereld. Elke keer als ik hier ben kom ik weer voor verrassingen te staan, en MOET ik natuurlijk wat witte-choc-met-knettersuiker of amandel-kers meenemen naar het vooralsnog van Tony verstoken Ierland.
–> En, als laatste: de overheerlijke gerechtjes uit moeders/vaders keuken, want hoezeer je ook je best doet, als je het zelf maakt wordt het nooit zo lekker als thuis.

WAT IK OPGEMERKT HEB:
–> Mensen zijn best vriendelijk. Echt! Ja, ze zijn ook wel bot en direct (een eigenschap die ik na tweeënhalf jaar Ierse draaikonterij steeds meer begin te waarderen), daar valt niets aan te veranderen. Toch beginnen veel Nederlanders zomaar een gezellig praatje met je, zonder dat ze dat doen om je de les te lezen, en het viel me ook op dat men in de bus veel leuker met elkaar omgaat dan ik me kan herinneren. De chauffeurs lijken aardiger (zeker in West-Friesland), zwaaien je uit, en de passagiers zeggen ook gedag. Bijna Iers!
–> Er is overal ZO VEEL ENGELS te horen en te zien. En niet alleen in Amsterdam; ook daarbuiten kom je het tegen. Engelse namen voor winkels of bedrijven, Engelse woorden in gesprekken, Engelse dit, Engelse dat. Het valt me nu nog méér op dan eerst, en ik snap dat die “op handel gerichte Hollanders” graag een internationaal publiek aantrekken, maar het loopt de spuigaten uit. Wat is er mis met onze taal? Eerlijk gezegd ben ik ook het Nederlands meer gaan waarderen nu ik in het buitenland woon; als je soms dingen moet vertalen, of even niet weet hoe je iets in ’t Engels moet zeggen, kom je erachter hoe interessant, veelzijdig en …ja, toch ook wel mooi?… je eigen taal is. Het steekt mij dat men Engelse uitdrukkingen of zegswijzen gebruikt waar er gewoon een Nederlandse variant bestaat. (Hier ben ik zelf ook schuldig aan, dat zal ik niet ontkennen.) Natuurlijk, taal verandert en evolueert, maar ik vind het zonde dat het nu als wegwerpartikel wordt gebruikt om maar een beetje cool…ehm, pardon, stoer… over te komen.
–> Het land is mooi op een park-achtige manier. Er zijn wel wat enigszins ongerepte gebieden, maar in principe is alles gepland, vastgelegd, en door mensenhanden bewerkt. Zelfs zoiets als een heidelandschap, dat er dan wat “woester” uitziet, had niet kunnen bestaan zonder menselijk ingrijpen. (Logischerwijs geldt dit trouwens voor heel veel plekken op de wereld, zelfs als je het niet verwacht: menselijke invloed is bijna overal te zien, van het Amazonegebied tot aan het Himalaya-gebergte.) Nederland is schoon, netjes, en keurig: de steden zijn niet vies, de treinen zijn vrij schoon, alles glanst een beetje, er zijn nauwelijks ruïnes te vinden, en er wordt continu driest gebouwd en opgeknapt…Of het goed is of niet, daar valt over te twisten, maar het valt me erg op omdat het in Ierland zo anders is.

20180828_140303[1]
Het Veluwse landschap in al zijn glorie
–> Ja, alles is efficiënt. Daar valt niets aan te veranderen. Ik ging naar de bank om iets te regelen en stond binnen 10 minuten weer buiten. Ik hoefde niet al drie jaar van te voren te plannen hoe ik ergens met ’t OV heen kon reizen, om dan vervolgens op de dag zelf erachter te komen dat deze bus op deze specifieke tijd niet ging. Toch is die efficiëntie ook irritant, want het geeft geen speelruimte. Doe je één klein dingetje mis, dan ligt meteen ALLES overhoop. Daarnaast zijn mensen toch wel erg met regeltjes bezig, en bemoeien ze zich overal mee. Als je iets fout doet, krijg je het meteen te horen, het maakt niet uit van wie: jong of oud, man of vrouw, ze hebben allemaal wat over je te zeggen. “Nou, je mag je fiets op deze tijd helemaal niet in de trein meenemen”, mompelden twee jonge meiden venijnig tegen een wat ouder stel, terwijl ze hun stomme reten ook wel ergens anders hadden kunnen neerpleuren. Andersom zijn mensen ook allemaal heel eigenwijs en denken ze de wijsheid in pacht te hebben. Daar kan ik nou echt niet tegen; dan is die laissez-faire van de Ieren een stuk beter aan mij besteed.
–> Waarom drinkt iedereen hier ineens allerlei alcoholvrij bier? Het is overal verkrijgbaar en staat bij iedereen in de koelkast. Wat heb ik gemist?
–> In het verlengde ervan zijn mensen ook veel fitter en milieubewuster, meer bezig met gezondheid en duurzaamheid, dan in andere landen. Natuurlijk beweeg ik mij in een klein bubbeltje van Randstadbewoners met naar links hangende politieke overtuigingen, maar toch: het is hier makkelijker om vegetarisch of biologisch voedsel te vinden, bezig te zijn met moestuintjes, of duurzamere varianten van alledaagse producten te kopen. Toegegeven, het is een hype (want zelfs supermarkten en grote ketens doen er aan mee) maar het is wel opvallend dat het hier in zeer vruchtbare aarde valt. Je ziet ook veel minder mensen met overgewicht hier dan in Ierland – zou het door al het fietsen en traplopen komen, of toch door het betere eten? “Zelfs” 65-plussers zijn behoorlijk vitaal, en fietsen zich zo een slag in de rondte door de Veluwe of de Limburgse heuvels.
–> Over heuvels gesproken: ha! Dit land is echt heel plat. Héél erg plat. “Bergen” zijn heuvels en “heuvels” zijn hoopjes aarde. De horizon is altijd een rechte lijn. Oh, en het is hier ook klein. Héél erg klein. Mensen zaniken over een treinreis van drie uur! In Ierland (dat, toegegeven, ook niet al te enorm is, maar alsnog drie keer groter dan hier) zit je dan nog niet eens aan de andere kant van ’t land. Ik kan veel zeggen, maar ook ik verval gelijk weer in dat zanikgedrag als ik hier ben, net zoals dat ik meteen een maniak op de fiets word zodra ik een voet in Amsterdam heb gezet.
–> Mensen praten hier luider in het openbaar, lijkt wel – veel mensen vinden het erg interessant om zichzelf te horen wauwelen. Iedereen heeft een MENING, die alle andere mensen op de wereld moeten horen. Het is gezellig, het zorgt voor geroezemoes op terrasjes én in treinen, maar soms heb je er echt geen zin in om naar de weekendavonturen van de jongen naast je te luisteren. Oh, en ligt het aan mij, of beginnen de stemmen van alle meiden tussen de 20 en 30 langzaam samen te smelten tot één enkele zelfde toon?
–> À propos jonge mensen: die zijn wel redelijk anders dan Ieren van dezelfde leeftijd, en hoewel er vele verschillen zijn, valt mij het meest op dat zij zich anders kleden en zich anders opstellen tegenover de liefde. De stellen die ik hier ken zijn veel relaxter en geven elkaar veel meer ruimte dan de meeste Ierse stelletjes die ik heb ontmoet – het is daar toch wat traditioneler, en er wordt verwacht dat je continu alles samendoet en aan elkaar kleeft, als een eenheid. Ik kan me ook goed herinneren dat mijn huisgenootje E.P. (die me vorig jaar in Amsterdam kwam bezoeken) geïntrigeerd was door het feit dat mensen hier zo makkelijk zijn wat betreft kleding en make-up en zich minder (vaak) opdirken. Alleen een beetje mascara en een spijkerbroek kan ook. Dat vind ik een fijne eigenschap.
–> Nog een positief punt: ondanks al mijn gezanik over Zomergasten (dat hoort er wel bij, dat gezanik, want Nederlanders zeuren ook graag, net als alle andere Europeanen trouwens) mag ik graag thuislandse tv-programma’s kijken en thuislandse kranten lezen. Ze zijn over het algemeen van goede kwaliteit, en het is een verademing na de Ierse armoeiigheid op dat gebied.
–> Een Amsterdams punt: elke keer als ik hier ben, is de stad wéér een stuk voller geworden. Leuk hoor, al die toeristen, maar de binnenstad is echt een hel, en ik zou er niet meer willen wonen. Zeker als je je als toerist-in-eigen-stad gedraagt, zie je hoe duur en druk alles is. Dublin heeft het ook een beetje, zeker rondom Temple Bar, maar er is makkelijk aan te ontsnappen (je loopt gewoon Temple Bar uit): de drukte in Amsterdam overstroomt de hele stad. Over Mokum gesproken, het lijkt wel of de stad veel minder cultureel divers is dan ik mij kan herinneren, en ik kan er de vinger niet op leggen waarom. Trekken mensen zich terug in hun eigen groepjes, zie ik het simpelweg niet, of heb ik het te erg opgeblazen in mijn verhalen over “mengelmoes Nederland”? Als iemand hier een antwoord op weet, hoor ik het graag. Misschien stel ik me aan.

Nou jongens, ik ga mijn tas inpakken en mij voorbereiden op een week vol whisky, bergen en Harry Potter-lol. Jullie horen erover!