Jaaa, het is weer Bank Holiday – of zoals ik ze vanaf nu ga noemen, ‘Bitterballen Holiday’ (mijn brein werkt te traag om een goede woordspeling te verzinnen)! De vorige keer dat ik zo’n lekker lang, driedaags weekend had – eeuwen geleden, in mei – was alles anders. Iedereen zat vast in z’n huis, het was stralend weer, en ik woonde aan de andere kant van de stad. De enige gemene deler is dat ik, je raadt het al, zelf bitterballen maakte en maak. Vorige keer met een beetje hulp van mevrouw S., nu met een beetje hulp van meneer C. Op die manier kan ik straks doen alsof ik in Nederland ben en op een terrasje zit, in de stralende zomerzon die jullie fuckers daaro op het bolletje schijnt. Plus – ik kan er mijn buren mee paaien slash terugbetalen, want zij voeren me al wekenlang cocktails en gebakjes en craft beer en merengue’s. (Dit laatste klinkt alsof ik een buurtkat met een zwak voor suiker ben, maar dat…nee, laat maar. Dat ben ik eigenlijk ook.)
Het leven staat er goed voor. Ik ben een beetje suf in mijn hoofd, maar dat is juist wel fijn. Het leven in een ‘nieuw huis’, samen met Favoriete Ier, maakt me erg gelukkig, en het is heerlijk om uit te zoeken waar al onze spullen terecht moeten komen. We zijn allebei trage mensen en dat betekent dat er overal nog heel veel rotzooi ligt, en eveneens dat het de komende jaren waarschijnlijk een gezellig rommeltje zal blijven, iets waar ik best mee kan leven. Ik werk nog steeds thuis en wandel tijdens de pauze rondjes door de buurt met mijn buuf R. (zie je, ik ben inderdaad een kat). Soms hang ik eens rond in een pub of restaurant, voor zover die open zijn, maar het liefst blijf ik die nog even vermijden. Ik heb me er maar bij neergelegd dat het leven komend jaar wat saaier zal zijn en heb de meeste van mijn reisplannen aan de kant gegooid. Mijn leven bestaat nu uit het gestaag doorvreten van mijn nieuwe boekenkast, het (eindelijk!) inhalen van alle RuPauls-dragrace-seizoenen, en genieten van de rust die nu in de parken en natuur van Dublin en Ierland heerst. (NB – Ik zit er ook aan te denken binnenkort eindelijk weer een cello te kopen. Aaah!). Het is gek, we mogen nu veel meer doen en in principe is alles weer redelijk normaal, maar ik heb er eigenlijk geen zin in om normale dingen te doen. De bioscopen zijn open; er draait niets leuks. De restaurants zijn open; je moet boeken. De winkels zijn open; je moet in de rij staan en een masker op. Allemaal gedoe – klein gedoe, maar gedoe dat ervoor zorgt dat ik liever thuis blijf of in een bos ga wandelen, dan dat ik de stad in wil. En dat is juist wel lekker.
De enige extravagante actie die ik ga ondernemen, is dat ik de hele maand september naar Nederland kom, als alles goed gaat! Ik ben erg nieuwsgierig naar hoe het er aan toe zal gaan op het vliegveld, en of ik veel verschillen zal opmerken tussen hoe Amsterdam en Dublin omgaan met deze crisis. En oh, wat zal het fijn zijn iedereen weer te zien! Waarschijnlijk wordt het de laatste keer dit jaar dat ik naar ’t thuislandje kan komen, want mijn ouders willen met kerst naar Ierland, dus ik moet er extra hard van gaan genieten. Ik kan niet wachten!
Tot dan toe moet ik me tevreden stellen met kleine Nederlandse dingetjes, zoals het maken van bitterballen. Dit vakantieweekend voerde ik mijn tweede poging uit, en het ging net als de eerste keer verbazingwekkend goed. Ik zal jullie hier mijn receptje geven, om de categorie ‘Fem Kookt’ nog net wat ongezonder te maken dan dat-ie al was. Met vegetarische optie! (De vegan bal mislukte helaas jammerlijk.)
WAT HEB JE NODIG?
Je moet eerst een roux – een papje/sausje – voorbereiden om je vulling mee te binden. Mijn aantekeningen voor het recept zijn totaal rommelig, zoals het altijd gaat met mijn aantekeningen, maar er staat hier dat dit goed is voor ongeveer 20 of 30 bitterballen:
50g roomboter, ongezouten – 60g bloem – vlees- of groentebouillon, zo’n 500ml (ik gebruikte 1 blokje)
(Zoals je merkt zijn mijn afmetingen iets beter geworden, dat komt omdat ik goed mijn best wilde doen en mijn volk niet wil teleurstellen.)
Voor de rundvleesvulling, 20/30 ballen, heb je nodig:
Tussen de 300 en 500g runderpoulet, wat ik in Ierland niet kon krijgen, dus ik gebruikte stoofvlees. Dat werkte net zo goed, zodra ik het na twee pogingen eindelijk op de goede manier klaarmaakte. Als je fancy wil zijn kun je verder ook mergpijpen gebruiken – Een ui, in hele kleine stukjes gesneden – Nog meer vleesbouillon, zie boven – Verse peterselie – Zout, peper – En, na mijn zoektocht op internet ben ik erachter gekomen dat je er nog een heleboel andere groenten en kruiden bij kan gooien, als je daar zin in hebt, zoals daar zijn: verse tijm, verse laurier, kruidnagel, nootmuskaat, foelie, prei, wortel, en/of selderij. Dit is voornamelijk handig als je zelf je bouillon wil maken, en zorgt ervoor dat alles honderd jaar langer duurt, dus aan jou de keuze. Ik heb alleen kruidnagel en nootmuskaat gebruikt, wellicht dat ik tijdens mijn volgende pogingen wat avontuurlijker zal zijn.
Voor kaasbitterballen heb ik slechts afmetingen voor 10 stuks, maar je kan logischerwijs zelf wat aanrommelen met de hoeveelheden:
40g geraspte Goudse kaas – 40g geraspte cheddar – peterselie, nootmuskaat, peper en zout.
Dan heb je nog 2 of 3 eieren, wat bloem, en paneermeel nodig voor de korst. (Ik haat het woord ‘korst’. Dat wilde ik even kwijt. Gruwel.) Plus frituurolie/vet, natuurlijk, in feite het allerbelangrijkste en ik zeg het op het allerlaatst, zoals je van mijn andere recepten gewend bent.
WAT MOET JE DOEN?
Je hebt een gehele dag of zelfs twee dagen nodig om dit helemaal af te ronden – ik heb vorige keer mijn vullingen een nachtje in de koelkast laten chillen, maar las later dat je 2 of 3 uur lang genoeg is.
De vulling maken is niet al te lastig, al maakte ik er een rotzooitje van toen ik aan het vlees begon. Ik had op het moment al twee maanden geen vlees gegeten, dus ik wijt het aan het feit dat ik het klaarmaken ervan verleerd was. Om kort te gaan, ik liet alles aanbranden in de oven. Daarna kwam ik erachter dat het een stuk handiger is om stoofvlees of draadjesvlees klaar te maken in een grote pan – en simpel bovendien. Ik stoofde het op een middel tot laag vuur gaar in de vleesbouillon, samen met de ui – het duurde uren, maar dat is juist goed. Na al die uren verdampt het water van de bouillon grotendeels; let wel op dat alles niet aanbrandt. Het vlees is dan heel zacht, en je kunt het met een vork tot een soort papje prikken – stap 1 is gezet.
Vergeleken met de rundvleesvulling is de kaasvulling al helemaal simpel – je smelt de kaas in een pannetje. Bob’s your uncle.
Het mengseltje kun je ‘binden’ met een roux. Je maakt in feite een stevige saus. Mijn moeder heeft me sinds mijn tienerjaren proberen uit te leggen hoe je roux kan gebruiken, en ik begreep het pas toen ik bitterballen maakte. Beter laat dan nooit.
Ok, hier gaan we dan. Je smelt de boter in een pannetje – doe dit op een redelijk laag vuur. Als de boter een beetje bruin wordt, gooi je de bloem erbij en roer je tot er een soort dikke ‘blob’ onstaat. Het kan nauw luisteren, maar wees niet bang om met de hoeveelheden boter en bloem te klooien tot het er smooth en stevig uitziet. Op dat moment kun je er beetje bij beetje de (groente of vlees)bouillon erbij gooien – blijf roeren totdat alles goed gemengd is. Als laatste gooi je je vlees- of kaasmengseltje uit stap 1 erbij, meng je alles door elkaar tot er een stevige saus-achtige substantie onstaat, en breng je het op smaak met peper, zout, kruiden en specerijen. Zoals ik zei gebruikte ik verse peterselie, nootmuskaat en kruidnagel. Ik las – en merkte – later dat de smaak afzwakt als je de vulling in de koelkast laat staan, dus wees niet te gierig.
Nu moet het mengseltje lekker afkoelen en opstijven in de koelkast. Ik zou zeggen dat een hele nacht lang het veiligst is. De vulling is nu dik en stevig – als je ‘m door elkaar schudt, moet-ie hoogstens wat trillen, als een pudding. Mmmm.
Time to put the ball in the bitterball! (Eh…ja, gebruik deze quote maar niet.) Draai balletjes van de vulling – ik neem aan dat iedereen die dit leest wel weet hoe groot bitterballen ongeveer zijn – en leg ze op een bord. Nu komt er een leuk moment aan – de bitterballenfabriek! Maak een productielijn – een bord met bloem, een met losgeklopt rauw ei, en tenslotte eentje met paneermeel. Doop de bal achtereenvolgens in de bloem, in het ei, en de paneermeel – die laatste laag moet rondom helemaal dicht zijn, zodat er niets verloren gaat. Schroom niet om een tweede laag paneermeel toe te voegen – better safe than sorry, je wil niet dat de vulling uit je bal lekt (sorry voor dit beeld).
EN DAN – FRITUREN! Als je zo’n frituurapparaat hebt, super tof, maar als je net als ik een zieligerd bent, kun je je ballen met gemak in een pan klaarmaken. Warm een laag olie op tot het heet is, en dompel de ballen dan onder – ik gebruikte er een zeefje voor, het was echt behelpen, zie foto – tot ze goudbruin zijn. Pas wel op dat je niet alles om je heen spettert, en zorg er ook voor dat je de olie na afloop goed afkoelt en in niet door de afvoer spoelt. (Ik had een S. en een C. naast me staan om ervoor te zorgen dat ik niet alles in de fik zou steken, het is het waard te investeren in oppassers als deze. Je kunt ze betalen met bitterbal-overschot.) Wat mosterd of, voor de echte gekkies onder ons, mayo erbij en klaar is Kees! Oja, en vergeet je biertje of neutje niet. Aaaah. Het goede leven.
Proost!