Onderweg

Onderweg

Na vier hectische maanden (en waarschijnlijk meer in het verschiet) heb ik eindelijk weer even de tijd om – redelijk – rustig te schrijven. Rustig en roestig, want ik merk nu al dat ik niet meer goed weet hoe het moet. Als ik mezelf niet dwing af en toe in het Nederlands te schrijven, voelt het alsof ik met mijn vingers door stroop waad tijdens het typen. Plakkerig en onhandig. Niks klopt, alles ligt op de verkeerde plek, ik staar naar woorden en zinnen die nergens op lijken te slaan. Ondertussen is Engels ook nog steeds een lastige taal om me (genuanceerd) in uit te drukken. Ik val weer eens tussen wal en schip, als emigrée.

Ik bevind me wel vaker tussen wal en schip, de laatste tijd. Favoriete Ier en ik zijn constant onderweg, on the road. Allereerst moesten we een huis zien te vinden (een proces waar ik later, véél later, meer over zal vertellen), en dat ging niet helemaal over rozen, alhoewel we afgelopen week EINDELIJK onze verhuisdatum te horen hebben gekregen. Oktober! Dat is mijn favoriete maand, dus dat is een goed teken. Ik ben opgelucht, maar weet ook dat er nog meer stress op de loer ligt ná de verhuizing.

Voorkant van ons toekomstige huis… fingers crossed. Ik durf het nog steeds niet te geloven. Meer info volgt later dit jaar!

Tussen april en nu heb ik geen moment rust gehad, lijkt het, terwijl ik ook vaak moe was en niks deed. Zo’n zoektocht slurpt al je energie op, zelfs al je even op de bank neerploft om een film te kijken spookt “Het Huis” rond in je achterhoofd. De laatste keer dat iets zoveel ruimte in mijn brein innam, was toen ik aan mijn Master-scriptie werkte. Dat gevoel dat je tijd verspilt, elke keer als je even aan het luieren of relaxen bent: “Je zou nu eigenlijk je scriptie moeten schrijven!” Zo voelde “Het Huis” ook (en nóg, een beetje). “Waarom geef je hier geld aan uit? Je moet nu eigenlijk sparen voor meubels en keukengerei!” Het vervelendste zijn de momenten waarop je op een antwoord moet wachten van de makelaar, de notaris, de verkoper, de bank, de surveyor, de buurvrouw van drie-achter, de huiselfjes, de dwergen in de tuin (drie formulieren invullen voor die fuckers!), de… * ahem *

Het leverde veel stress op.

Daar kwam nog bovenop dat we per 1 juli al ons appartementje uit moesten, en vanaf dat moment geen vaste plek hadden om te wonen. Godzijdank ben ik hier nu lang genoeg om een sociaal netwerk op te hebben gebouwd (een netwerk, bovendien, dat zich bijna geheel rondom dezelfde buurt in Dublin bevindt), en is het vakantietijd, wat betekent dat bijna iedereen weg is. “Jullie kunnen wel op ons huis passen!” De ene hand wast de andere, zoals de Engelstaligen zeggen. We plempten al onze boeken, knick-knacks, en overige spullen (zoals een tas-met-zand-dat-F.I.-ooit-gaat-gebruiken-voor-zijn-terrarium) in de opslag, maakten een survival-kit, en begonnen aan het reizende leven. Chaotisch, maar avontuurlijk; ik gedij er wel bij, al moet ik zeggen dat het na drie verhuizingen wel wat veel werd, zeker omdat je nergens echt ‘plek voor jezelf’ hebt. Het is een woon-limbo.

Leeg huis

Vanaf juli hebben we op vier verschillende plekken gewoond (met één meer in het verschiet):

(1) Het tijdelijke, superdure huurhuis van vriendin L., middenin één van de meest centrale en poshe wijken van Dublin. De eigenaar is continu op vakantie, en heeft zijn huis ingericht als een showroom: veel onpersoonlijke kunst, plastic plantjes, keukensets en kleurschema’s. Het voelde alsof ik in een film beland was. Over film gesproken: de bovenbuurman, een gespierde, Viking-achtige Engelsman, bleek een bijna-bekende acteur te zijn. Hij stond vaak buiten te roken, omringd door net-iets-te-mooie-mensen die duidelijk ook beroemd waren/wilden zijn.

Strike a pose in het showroom-huis, ook ik wilde wegens de weeromstuit rijk en beroemd worden

(2) Het huis van F.I.’s broer, zijn vrouw, en hun drie dochtertjes, een doolhof vol scheef opgehangen kunst, kapotte kranen, en viltstiften op de meest gekke plekken. Het was er een heerlijke bende. De bende werd verergerd door een klein, energiek vuilnisbakkie, Max – een mix van een Jack Russell en iets met een langere vacht. Max werd algauw onze surrogaathond, en het was erg lastig om hem na vijf weken achter te laten (al moet ik zeggen: ik weet nu welzeker dat ik NOOIT een eigen huisdier wil). Oh Max: hij sliep op ons bed, praatte tegen ons, voelde zich buitengesloten en werd boos als wij elkaar knuffelden, wilde alles eten wat wij aten (het liefst komkommer), had een hekel aan de meeste andere honden (behalve terriers), postbodes (doe ’s origineel), bouwvakkers, en motorfietsen, kotste het hele huis onder omdat-ie ’s nachts stiekem van zijn geheime stash brokjes at, vond het park wel OK maar wilde liever in zijn favoriete vieze stinksteegje uitgelaten worden, en kon voetballen. Voila, c’est Max.

Max ziet komkommer

(3) Het nieuwe huis van vriendin L. (ze is veel op reis), min of meer om de hoek van ons ex-appartement. Plotseling was ik weer in mijn oude buurt, waar ik een maand geleden zo uitgebreid afscheid van had genomen. Laat me je vertellen dat dat een vreemd gevoel is, vergelijkbaar met het alom bekende gevoel dat je hebt als je iemand gedag zegt, en het vervolgens blijkt dat je allebei dezelfde kant op moet. Het was ook gek dat L. pas net een paar dagen geleden ingetrokken was, en wij na ons verblijf langer in haar huis zouden hebben gewoond dan zij. Alles voelde nieuw en fris en schoon. Je begrijpt natuurlijk meteen dat het een risico is om daar een Femke in los te laten, en er ging dan ook vanalles mis. Kleine misstappen, toegegeven, maar toch vervelend: een kapot glas (plus bebloede hand), een koffievlek (dat was F.I.’s schuld), een gebroken schaar (plus bebloede hand), en kringen op de houten tafel. Ik streste me de laatste avond kapot en kon alleen nog maar naar die gvd’de kringen staren. Een uur vol tandpasta, baking soda, en olijfolie later was de schade hersteld. L. (die ik al op de hoogte had gebracht), kwam thuis, keek om zich heen en zei: Maar het valt toch allemaal mee? Oh, thank God!

Thuiswerken op L.’s mooie balkon

(4) Ik wou soms dat ik niet zo onhandig was, want twee dagen later brak ik gelijk een tweede glas in Huis Nr. 4, het huis van onze goede vrienden R&R en baby L. (Niemand wil mij nog in huis hebben na dit te hebben gelezen. Ik verzeker je dat ik alles verder heel schoon en netjes houd en ook leuke cadeautjes achterlaat.) Het ging zo: ik struikelde over de kabel van mijn laptop, knalde met mijn knie tegen de halfopen afwasmachine, en toen ik rondhobbelde van de pijn stootte ik een glas van het aanrecht. R. is een bierfanaat, en heeft een enorme collectie bijzondere glazen, dus het is een wonder dat ik een vervangbaar exemplaar vernaggelde. Nu durf ik me hier nauwelijks meer te bewegen. Gelukkig is dit een groot, ruim, en leeg huis, dus (even afkloppen) er zal verder weinig kunnen gebeuren. Om me verder te helpen heeft R. ook een lange lijst met huisregels achtergelaten, waar we ons allebei strikt aan houden, o.a.: Don’t drink R.’s beer. I don’t consider Heineken beer, so please drink that; Ignore any banging noises or screams coming from the attic, it’s just your imagination (deze is best lastig, moet ik zeggen); If you play board games, write the winner on the inside of the box lid; By entering this house you agree to be filmed on CCTV – if you want a video of your stay, R. will provide, along with some nice music; en F.I. has to socialise with R. (als ze straks terug zijn, waar ik naar uitkijk, want het zijn een paar van mijn favoriete mensen. Vooral de baby L., zij is echt één van mijn favorietste baby’s ooit. Dat terzijde). Ze kennen me goed, zoals je ziet, want er zijn geen verplichtende socialise-regels voor mij.

Dit wordt ons volgende stekje

Ik mag echter niet klagen, als ik dit zo lees, want uiteindelijk is het natuurlijk allemaal goed gekomen (even afkloppen!). Ik heb zelfs nog de tijd gehad om (na meer dan 2 jaar!) weer wat tripjes te maken: heb vrienden opgezocht in Duitsland en Italië, heb een bliksembezoek afgelegd aan het thuisland, en ben langsgeweest op het Franse vakantie-adres van pa & ma. Het voelde fijn om zonder al te veel gedoe onderweg te zijn, al moest ik weer even wennen aan het ‘ritme’ van het reizen. De eerste keer dat ik alleen was, een andere taal moest spreken, en moest bedenken hoe ik mijn dag en avond zou gaan vullen, voelde ik me plots erg verloren. (Dit gevoel heb ik dit jaar wel vaker, zo ‘na’ Covid: alsof je weer opnieuw moet leren hoe het is om een mens in de 21-eeuw te zijn.)

(Klik om de foto’s te vergroten.)


Tussen al het Onderweg zijn, mentaal en fysiek, heb ik ook nog de tijd gehad om wat nieuwe hobbies op te lopen (of in ieder geval de eerste symptomen van te manifesteren): van meer-gedaan naar minder-gedaan zijn dat rollerskaten, ‘foragen‘, West-Afrikaans dansen, en taxidermie. Ik kan het ook nooit gewoon bij één interesse houden, en daar goed in worden, ik moet altijd duizend dingen halfslachtig doen (al beginnen mijn tap- en banjolessen binnenkort ook weer, hoera!).

Foerageergids Feebee

Het zal jullie niet verbazen dat ik eveneens aan een nieuw ‘project’ ben begonnen, want bij gebrek aan TV kunnen we onze horrormarathon niet voortzetten op het moment – ik heb mijn aandacht weer voornamelijk op het lezen gericht. Mijn nieuwste plan is om een boek te lezen uit elk land/territorium ter wereld, en zo in gedachten een wereldreis te maken. Ik heb een lijst gemaakt van ongeveer 215 plekken. Tot nu toe ben ik in Bangladesh, Italië, Argentinië, Nigeria, Palestina, Oekraïne, Mexico, en Madagascar geweest. Nog 200+ te gaan! (PS – Mijn leeslijst kan gedeeld worden, mocht er interesse zijn, en ik denk dat ik om te zoveel tijd een update/enkele reviews zal schrijven, net zoals ik doe met de horrormarathon.)

Ik zal nog wel even on the road zijn… maar ik zal jullie op de hoogte blijven houden.

Nederland door Ierse ogen

Nederland door Ierse ogen

Afgelopen week was ik in Nederland met Favoriete Ier, en hoewel hij er al eens eerder was geweest, is het natuurlijk altijd anders als je een local als gids hebt. Al heb je er in mijn geval niet al te veel aan, want ik raak nog steeds verdwaald in het centrum van Amsterdam, en weet ook niet zo heel goed hoe bepaalde dingen werken. (Dat laatste geldt overigens voor elke plek waar ik kom, dus wellicht zegt dat niet zo veel.)

20191004_100106[1]
Ons hostel
We logeerden op een boot aan het IJ, op loopafstand van het Centraal Station en de grachten, en dat voelde voor mij bijna alsof ik in een andere stad verbleef. Normaal gesproken hang ik bij mijn ouders rond, en kom ik niet vaak in het centrum, tenzij het echt nodig is. Nu kon ik er bij wijze van spreken heen rollen. Er werd natuurlijk van mij verwacht dat ik wist waar we heen konden gaan en hoe we het snelste op bepaalde plekken terecht konden komen, maar in de praktijk bleek dat F.I. ons veel vaker de goede richting op stuurde dan ik deed. Hij had ook een aantal coole musea uitgezocht waar ik nog nooit eerder van had gehoord, dus tot zover de local touch. Pas toen we in Oud-Zuid rondwandelden, naar Leiden gingen en een dagje Efteling deden, voelde ik me weer meer op mijn gemak.

20191005_125222[1].jpg
De Ritman-bibliotheek, een museum waar ik nog nooit eerder van had gehoord
Het was erg grappig om met een niet-Nederlander door mijn landje te wandelen, want anderen zien alles heel anders dan jij. Ik ken Amsterdam en Leiden aan de hand van mijn leven: de cafeetjes waar ik gewerkt heb, de kroegen waar ik een biertje dronk, de boekwinkels waarin ik rondsnuffelde, de straten waar mijn vrienden en familie wonen, de buurten waar ikzelf gewoond heb en de plekken waar ik naar school ging, om maar een paar dingen te noemen. Als rondsjokkende toerist die geen haast heeft en alles goed in zich op kan nemen, merk je heel andere dingen op, en heb je tijd om frivole dingen te doen (zoals het eten van een overdreven grote stroopwafel met karamel en zeezout, of het proeven van vier soorten jenever). Daarnaast ziet een buitenlander natuurlijk ook de grappige culturele verschillen. De Efteling was eveneens een bron van vermaak, want hoewel velen van ons dit pretpark al van jongsaf aan bezoeken, was dit de eerste keer dat F.I. er was, en ‘door zijn ogen’ zag ik wat een maffe plek het eigenlijk is.  

Tijdens ons uitje heb ik geprobeerd bij te houden wat F.I. zoal te zeggen had over mijn land, en ik heb er natuurlijk met hem over gesproken. Ik loop altijd maar te lullen over hoe het is om een Nederlander in Ierland te zijn, maar het is best geinig om het nu eens om te draaien, hoe kort het bezoek ook was. Gelukkig was niet alles negatief – ik heb de man volgepropt met Nederlandse snacks, dus het zou wel erg sterk zijn als hij niet tevreden was geweest.

Dit waren de voornaamste observaties:

-De meeste Nederlandse kinderen zijn little cunts. Ik had F.I. eerder verteld dat de schattige blonde oogappeltjes wel eens de brutaalste wezentjes ter wereld konden zijn, en hij geloofde me niet. Drukker dan Ierse kinderen? Onmogelijk. Dit idee werd snel aangepast toen we op zondag een bezoek aan het museum brachten en links en rechts door schreeuwende koters opzij werden geduwd, zonder dat de ouders daar wat van zeiden. Erger nog: die deden er soms zelf aan mee. Een pijnlijke blootlegging van de Nederlandse aard…

-Over little cunts gesproken, laten we maar meteen de andere negatieve opmerking te berde brengen: Nederlandse (en met name Amsterdamse) fietsers zijn eikels. Ze letten niet op, rijden je van je sokken, en brengen zichzelf en anderen continu in gevaar. De tweewieligen zorgden voor een boel oudemannengemopper van meneer Roodbaard. Ik ondervond aan den lijve hoe het was om een toerist te zijn, omdat ik altijd moet wennen aan het omgedraaide verkeer als ik terug ben, en daardoor niet altijd doorhad waar ik me bevond (hoewel dat laatste niets nieuws is).

-Gelukkig is het niet alles ellende wat de klok slaat. Het eten en de snacks zijn erg goed, stelde F.I. tot zijn tevredenheid. We hebben alle Nederlandse lekkernijen en bijzonderheden geproefd, en ze gingen er goed in: van kroketten uit de muur en bitterballen tijdens de borrel (die eerste waren geliefder dan laatstgenoemde, hoewel ze slechts met een kleine marge ‘wonnen’) tot pannenkoeken voor het avondeten (wat eerst niet helemaal begrepen werd, want pannenkoeken eet je toch voor het ontbijt? Tsja, als je Amerikaans bent misschien). Wat niet zo gewaardeerd werd, waren plakken leverworst, maar dat kwam eerlijk gezegd ook omdat ze niet erg appetijtelijk werden geserveerd. Oh, en ons ‘twee sneetjes brood met kaas/hagelslag’-ontbijt is schijnbaar belachelijk en totaal niet continental, al wordt de zwarte koffie godzijdank in een kopje met precies de juiste afmetingen geserveerd. Dat eerste gedeelte deed mij het meest pijn, want ik ben de grootste hagel-slag (snap je hem?) die er op deze aarde rondloopt. Ik was echter allang blij dat ik geen kwaad woord hoorde over de Nederlandse horeca-service, want die is in Ierland precies zo horkerig.

20191004_162719[1]
JUMMIEEEEE
-Een andere Nederlandse specialiteit die de goedkeuring weg kon dragen, was onze sterke drank. Jenever is absoluut niet hetzelfde als de Nederlandse versie van gin, hoewel het overal zo aangegeven wordt en beide dranken van de jeneverbes zijn gestookt. Noem me dom, want dat ben ik in dit geval, maar ik had de connectie tussen jenever en jeneverbes nooit eerder gemaakt. Jonge jenever smaakt meer als wodka, en very very old genever (1 jaar of ouder) heeft bijzonder veel weg van whisky, zoals de aardige bardame ons al vertelde.

-Wat betreft die Nederlandse bardames (en de meeste andere dames in ons land): die zijn van een buitengewone schoonheid, wat ik tot vervelens toe aan moest horen, maar wat ik grotendeels kan onderschrijven. Waarom zijn ze bijna allemaal zo lang en blond? Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat je als kleinere, donkerharige vrouw zonder pardon het land wordt uitgezet en naar Ierland wordt gestuurd.

-Nederlandse mannen zijn overigens freaks of nature: te uitgerekt om zich nog normaal door de wereld te kunnen begeven. Ik denk dat het misschien een schok was voor F.I. om opeens niet meer overal de langste te zijn. De kledingstijl van de Nederlandse man werd ook enigszins op de hak genomen, want die was ofwel te hipster, ofwel te basic en casual, al waren we het er beiden over eens dat het leuk is om te zien dat enkelen zich meer uitgesproken durfden te kleden. NB – deze observatie werd, natuurlijk, in Amsterdam gemaakt.

-De hipsterige mannen hielden zich vaak op in de hipsterwinkels waar F.I. speciaal naartoe wilde, dus is er hier soms sprake van de pot verwijt de ketel? Me dunkt dat meer onderzoek nodig is. In ieder geval, de winkels waren een schot in de roos, want we hebben in Amsterdam a) goede vintagezaken en b) goede pennenwinkels, twee dingen waar je F.I. ontzettend blij mee maakt. Als je met iemand optrekt die gek is op vulpennen en inkt, kom je er al snel achter hoe lastig het is om de juiste zaak te vinden die precies de kleuren of merken verkoopt. In Nederland heeft bijna elke grote stad wel een gespecialiseerde pennenwinkel, iets waar ik nog nooit eerder bij stil heb gestaan. Daarnaast werden de boekwinkels zeer gewaardeerd – overal Engelse afdelingen! – en bezitten we kennelijk een goed assortiment aan slijterijen en craft beers.

20191006_171648[1]
Fijne biertjes in Brouwerij de Molen
-Die craft beers zijn overigens wonderbaarlijk goed – vergeet Heineken, daar is niets aan, zelfs niet als je het in Amsterdam drinkt. Het plezierde F.I. te zien dat zelfs de kleinste en meest ouderwetse kroegen een assortiment aan speciaalbieren schenken, en je zelfs in een pretpark dranken als Leffe Blond kon krijgen…

-Dat pretpark was, je raadt het al, de Efteling! F.I. was erg onder de indruk van de meeste rollercoasters en attracties, met name Baron 1898 en Fata Morgana. Van Monsieur Cannibale met de lepel door zijn neus moest natuurlijk een foto worden gemaakt. Er was verder bijzonder veel naaktheid te zien, wat hem verraste (de zeemeermin, de dame op de Halve Maen, de keizer uit ‘De nieuwe kleren van de keizer’), en mij ook, omdat ik dat nooit eerder opgemerkt had. Dat zal zonder twijfel de Nederlander in mij zijn. Tot slot gaven het Land van Laaf en het Sprookjesbos F.I. de rillingen; het begon met het ‘enge’ muziekje dat de Laven begeleidde, en het hielp niet mee dat ik hem door de babylavenkamer dirigeerde (zie onder: inderdaad creepy as fuck). De oudere poppen in het bos, Langnek voorop, werden ook niet echt gewaardeerd, al kon hij toegeven dat alles er wel heel cool uitzag. Al met al ben ik nog nooit zo snel door het sprookjesbos geracet als nu. F.I.’s reactie deed me terugdenken aan vroeger, toen sommige sprookjes mij eveneens angst aanjoegen: met name de draak en de trollenkoning (mijn vader vond het een hilarisch idee om mij op die trillende steen te zetten), maar ik heb ook wel eens een nachtmerrie over de Indische Waterlelies gehad.

lavenbaby
Creepy lavenbaby, die wel iets wegheeft van Trump

-Het was fijn om zonder enige moeite naar de Efteling te kunnen reizen. Zoals ik al eerder subtiel heb aangestipt, is het Ierse OV niet al te best, en het was een verademing om op Nederlandse bussen en treinen te kunnen vertrouwen. Ondanks het feit dat er altijd wel ergens een storing is, ging het rondsjezen verbazingwekkend goed. F.I. vond het prettig dat wij waarempel stiltecoupes hadden, en hield zich beter aan de stilteregel dan de meesten van ons zouden doen.

-Vervoer in Nederland zorgde dus voor ergernis (fietsen) en vreugde (treinen), en in het geval van onze ‘mini-auto’s’ (die halve scooterwagentjes) zorgde het voor algehele hilariteit, zeker als er een lange Nederlander uit kwam gerold.

-Wat schijnbaar ook hilarisch is, is onze taal – al moet ik niet denken dat F.I. die niet waardeert. Grappig genoeg kan-ie door het beetje Iers dat hij op school heeft geleerd veel van onze lastigste klanken goed uitspreken, met name de Gggg, en ik hoorde hem soms zachtjes mensen napraten. (Een paar van zijn favoriete woorden zijn ‘draak’ en ‘oorlog’, dus misschien komt hij stiekem uit een boek van George R.R. Martin gewaaid.) Hoewel het Nederlands dus best leuk is, moeten we onszelf niet voor de gek houden door te denken dat het ook een coole taal is, want dat is namelijk absoluut niet zo.

-Tot slot: de Amsterdamse wietcultuur is dom. Alsof wij dat niet wisten…

Dit was een bijna-allesomvattende opsomming van ons weekendje weg!

Ik ben nu weer in Dubje, wat fijn is, maar zoals altijd ook weer wennen. De week nadat ik terug kom zit ik altijd in een soort roes, en mis ik iedereen van thuis ineens heel erg. Heimwee is een vreemd zeurderig gevoel, zeker als het verder eigenlijk wel prima met je gaat,  en ik vind het soms heel lastig dat het moeilijk uit te leggen valt aan mensen thuis. Ik mis dan het gevoel van ‘eigenheid’, en heb het melodramatische idee dat ik alle belangrijke  dingen uit het leven van mijn Nederlandse vrienden mis. Ik wil er voor iedereen kunnen zijn, met iedereen kunnen praten, en dan voelt de afstand soms erg pijnlijk. Zie, zelfs hier weet ik niet goed hoe ik het verwoorden kan. Ik had er afgelopen dagen weer erg last van, en weet dan niet zo goed wat ik met mezelf aan moet – heb dan de neiging om mijn gevoelens over iedereen uit te storten, en probeer dat zo min mogelijk te doen, al lukt dat niet altijd. Godzijdank gaat het altijd snel over, want inmiddels heb ik hier een goed vriendenbestand opgebouwd, en heb ik nog genoeg mooie en spooky plannen in het verschiet – waarover in de volgende blog meer! Ik moet mezelf maar gelukkig prijzen dat ik het goed heb in twee verschillende steden, in twee verschillende landen; dat is een luxe waar ik dankbaar voor ben.

Tot de volgende blog!

Fem op Reis: Kerst in New York

Fem op Reis: Kerst in New York

Hier zit ik dan, met een jetlag-kop achter het scherm van mijn laptop, terwijl ik uit alle macht probeer te bedenken wat mijn DigiD-wachtwoord ook alweer was.
(Het volgende is een saai stukje over de frustraties van de buitennederlander die niet snapt hoe ze volwassen dingen moet regelen… Als je liever naar het hoofdonderwerp gaat (NEW YORK!) mag je het gerust skippen. Daar gaan we dan – de Grote Klaagzang der Vleeshouwers):

Vanaf volgend jaar moet ik mijn studie gaan afbetalen. Daarvoor heb je een DigiD nodig. Daarvoor heb je een telefoonnummer nodig. Natuurlijk was ik vergeten mijn nummer te veranderen de afgelopen paar jaar, en als je in het buitenland woont kun je geen post van DigiD ontvangen (ik weet ook niet waarom). Je moet dan een nieuwe gebruikersnaam en wachtwoord en all that jazz aanvragen, maar dat kan alleen in een beperkt aantal buitenlandse steden, en in een beperkt aantal gemeentes in Nederland. Ik was zo Volwassen geweest dat ik dat allemaal van tevoren had geregeld en vandaag trots naar de balie op Schiphol kon lopen om mijn code op te halen…Wat een feest! Twee seconden later, echter, bedacht ik dat ik vergeten was wat ik als nieuwe gebruikersnaam en wachtwoord had opgegeven. So it goes. Ik heb echt een bediende nodig die belangrijke gegevens op briefjes schrijft en me aan alles herinnert. Wie meldt zich aan? (Misschien moet ik mijn moeder gewoon over laten komen naar Dublin.)

Nu dat saaie gewauwel uit de weg is, kunnen we het hebben over de afgelopen week. Ik had in september tickets naar New York gekocht, zomaar, in een opwelling, omdat ik al sinds ik klein ben naar die stad toe wil – en zeker rond deze tijd, met kerstliedjes, lichtjes, bomen, Miracle on 34th Street, en SNEEUW. Ik kan je gelijk vertellen dat de werkelijkheid niet in de buurt komt van kerstfilms. Dat mag vast geen verrassing heten als je een Volwassen persoon bent, maar ik ben (niet al te) diep vanbinnen nog een 6-jarig meisje, dus het kwam iets harder aan. Het sneeuwde niet, want het was de warmste week in december sinds tijden, en rondom de kerstversieringen (die stiekem wel heel magisch waren) was het alleen maar heel druk, en moest ik de neiging onderdrukken om niet “BOM! BOM!” te roepen. Toch heb ik genoten, want er was genoeg Kerstigheid om me tevreden te houden: ijsbanen, kerststalletjes, hot toddy, en OVERAL croonende Bing Crosby. Toegegeven, datzelfde kun je in Ierland of Nederland vinden, maar het heeft toch wel wat om het Amerikaanse kerstgevoel te ervaren op de plek waar het allemaal vandaan komt.

Ik heb zo veel gedaan en toch zo veel niet gedaan, want de stad is belachelijk groot en zelfs het “centrum” (Manhattan) is binnen een week nauwelijks te doen. Om het overzichtelijk te houden, zal ik teruggrijpen op het overzichtje dat ik ook voor de Ruslandreis heb gebruikt. Zijn we er klaar voor?

Zaterdag 15 december
loveny
Bizar: Ik kwam tegen de avond op het vliegveld aan. Het was al donker. Dat kwam me goed uit, want in mijn hoofd was het bijna middernacht. Ik stapte in zo’n uit elkaar vallende Amerikaanse bus (de website zei dat er wifi en stopcontacten aan boord waren, ik zeg fake news) en we reden door New Jersey richting de stad. Het leek of ik in een vreemd soort Wonderland terecht kwam, een Auto-Wonderland wel te verstaan. Elke 500 meter kwamen we langs een tankstation, en de stroom aan tankstations werd onderbroken door autodealers en car-washes. Op een gegeven moment dacht ik dat ik simpelweg steeds hetzelfde stukje straat hallucineerde. Ik wou bijna dat ik een auto was geweest, dan had ik de tijd van mijn leven gehad (al is het misschien iets minder leuk om te zien hoe je soortgenoten worden uitgestald en verkocht).
Leuk & bijzonder: Omdat ik een rare Europeaan ben die geen weet heeft van grote afstanden, besloot ik vanaf 42nd Street – waar mijn bus aan kwam – helemaal naar boven te lopen, naar 101st Street. Het duurde een UUR, niet overdreven, maar ik kreeg meteen een idee van hoe immens de stad is, en wat ik ervan kon verwachten. Links en rechts schoten wolkenkrabbers omhoog, alle winkels waren nog open, overal verkocht men kerstbomen, en ik zag elke paar meter weer een ander maf type: een man in een glitter-onesie, een man in een kerstpak, op een wakeboard, die keihard IT’S THE FINAL COUNTDOWN afspeelde en zong, een 100+ dametje in een lange jas vol anti-Trump buttons… Veel gedeeltes waren ook verlaten, zeker zodra ik het lawaai van Midtown achter me gelaten had, en dat vond ik fijn om te zien: op de een of andere manier gaf dat me meer vertrouwen in de “echtheid” van de stad.
Ik kwam onder het zweet en met een lege maag bij mijn hostel aan, want hoewel ik op elke meter van mijn afgelegde route wel een broodje, cheeseburger, bagel, of hotdog had kunnen kopen, wist ik niet waar ik beginnen moest. Starving in the face of plenty. Ik dook daarom maar mijn eerste echte Amerikaanse diner in toen ik ingecheckt had, en vergat van de weeromstuit meteen om fooi te geven. Oeps.
Leermomenten: (1) Door mijn lange wandeling leerde ik meteen hoe het grid-systeem in New York werkt! Het is fantastisch voor mensen zoals ik, die de neiging hebben overal te verdwalen. Er lopen een paar straten noord-zuid en die worden doorkruist door straten die oost-west lopen, EN DAT IS HET. Mijn hostel was in het westen, op de kruising van Broadway en 101st Street, een adres dat je zonder enige moeite kunt onthouden. Broadway zelf is wel raar trouwens, want die weg is oud en loopt zo’n beetje schuin. Komt zeker omdat-ie ooit door 17e-eeuwse Nederlanders is neergelegd. (2) Fooi geven moet dus inderdaad overal als iemand je een dienst verleent, maar ik heb tijdens mijn vakantieweek ongetwijfeld heel veel mensen diep beledigd, en er nog veel meer keihard laten lachen om mijn toeristische domheid. (3) Als de pre-clearance man op het vliegveld tegen je zegt: “Please show me the fingers of your right hand”, betekent dat dat hij ze wil scannen, niet dat je ze voor zijn gezicht moet houden in een soort “goedendag Aardling”-gebaar. Opdat jullie je niet zo belachelijk maken als ondergetekende.

Zondag 16 december
20181216_100726[1]
Leuk: Ik ontmoette ECHTE NEW YORKERS! Aan de bar! Het lijkt in deze stad best normaal te zijn om in je eentje aan de toog te hangen en je verder met niemand anders te bemoeien. Ik zat dus maar zo’n beetje te schrijven en van mijn craft-beer-met-pindakaassmaak (!!) te genieten, en werd allereerst aangesproken door zo’n (in alle kroegen ter wereld voorkomende) dronken, eenzame man, die met mij naar The Rockettes wilde gaan. Via hem raakte in gesprek met twee locals, die hier rustig een biertje wilden drinken en simpelweg naar de “game” kwamen kijken, maar steeds door dronken eenzame locals lastig werden gevallen. Het lijkt Ierland wel.
Bijzonder: (1) Ik ben naar “The Met” geweest en hoewel het fucking saai is om over een museumbezoek te schrijven/lezen, wil ik jullie dat toch even onder de neus wrijven. Nu heb ik een nieuwe toevoeging aan mijn lijstje “beste musea ter wereld”! Daar deed ik het niet om, natuurlijk, maar dat jullie het even weten. (2) Times Square is eigenlijk nogal een non-attractie – het enige wat je ziet zijn grote billboards – maar het is hypnotiserend, je blijft staren. Ik moest denken aan mijn reis naar Rusland, eerder dit jaar, en hoe cool het is dat ik in 2018 twee van zulke tegenovergestelde landen heb bezocht. From the Red Square to Times Square.
Leermomenten: (1) Dit is een universele tip, maar in New York geldt het nog meer: KOOP NOOIT ETEN IN EEN MUSEUMRESTAURANT. Ik herhaal: KOOP NOOIT ETEN IN EEN MUSEUMRESTAURANT. Tenzij je per se je zuurverdiende geld wilt uitgeven aan kleffe cake. Twee blokjes om vanaf “The Met” en je komt bij de Lexington Candy Shop, een ouwerwetse diner waar je voor een paar dollar een bagel kunt eten, en je kunt laven aan een ongelimiteerde stroom koffie. (2) Amerikanen vinden het echt erg belangrijk om je steeds te vertellen wat hun achtergrond is. (3) New Yorkers hebben geen tijd voor bullshit, maar vinden het ontzettend leuk om je over hun stad te vertellen, of om je te uit te leggen waar je heen moet. Zolang je maar geen domme vragen stelt. Dat wordt afgestraft. Net Nederlanders, eigenlijk.

Maandag 17 december
IMG_20181228_173246_009[1]
Stom: Midtown is echt een lelijk gedeelte van Manhattan, als je niet omhoog kijkt. De wolkenkrabbers zijn logischerwijs gaaf om te zien, en zeker bijzonder voor iemand die laag Dublin of Amsterdam gewend is, maar de rest van de wijk is een groot opgeblazen Damrak, vol tatty souvenirwinkeltjes en restaurantketens.
Leuk & bizar: Ik zag mijn eerste subway-bum, die de trein in kwam en begon te oreren over zijn leven. “My name is Chris! I spread HAPPINESS and SMILES!” Hij ging iedereen langs, om slechts naar ons te lachen – de doorgewinterde New Yorkers keken stug voor zich uit, als Londenaren op de Underground, maar hij kreeg alsnog veel vrolijkheid terug. Daarna stapte hij de metro uit, geen cent rijker dan hij binnen gekomen was, en twee stops later was hij er ineens weer. Ik heb geen idee hoe hij zo snel van de ene plek naar de andere was gekomen. Mijn moeder had er een theorie over – dat hij gewoon steeds in- en uitstapte op elk station – maar ik negeer die logica maar even en zie hem gewoon als een lachende, Verschijnselende tovenaar.
Bijzonder: (1) ’s Avonds ging ik naar een voorstelling, genaamd Sleep No More, en die ervaring speelt nog steeds door mijn hoofd. Zonder al te veel weg te willen geven, kan ik vertellen dat het een adaptatie van Macbeth is. Het speelt zich af in een tot 1920s/1930s hotel omgebouwd warenhuis. Als bezoeker krijg je een masker op, en er wordt verteld dat je niet mag praten en je het best in je eentje het vijf verdiepingen tellende gebouw kan verkennen. Dan word je naar binnen geleid. Je mag alle kamertjes in, deuren openen, spullen oppakken en eten (!!), boeken lezen, wat je wil. Het is erg creepy en donker, met Bioshock-achtige muziek op de achtergrond en enge kamertjes vol onthoofde poppen, opgezette beesten of bloederige dekens. Na een tijdje dwalen kom je acteurs in de gangen tegen, die delen uit Macbeth spelen, al is het niet altijd duidelijk wat er precies gebeurt, omdat je op elk moment in het verhaal kan vallen (ik had er plezier in om uit te vinden wie wie was!). Je kunt de spelers volgen, want ze gaan van kamer naar kamer, maar je kunt er ook voor kiezen je eigen gang te gaan en te zien wat er op je pad komt. Als je geluk hebt, nemen de acteurs je apart in geheime kamers om je daar dingen in het oor te fluisteren of in de hand te drukken. Helaas overkwam dat laatste mij niet! Ik wil het nog eens doen. Zucht. Ik wil terug naar New York.
Leermomenten: (1) Je geeft jezelf meteen weg als toerist of buitensteder als je uit de subway in Midtown komt en vervolgens met grote ogen naar boven koekeloert. New Yorkers zien al die wolkenkrabbers niet eens meer. Kun je je dat voorstellen, dat die grote glanzende glazen gebouwen alledaags voor je zijn? Maar goed, het zou natuurlijk erg vermoeiend zijn als je elke dag opnieuw weer zou moeten ooh-en en aah-en. Dat doen we in Amsterdam ook niet. (2) New York heeft de beste boekwinkels ter wereld, nou ja, na Londen misschien. The Strand (een mijl lang tweedehands boeken), McNally’s in Soho, The Mysterious Bookshop (met alleen maar thrillers, crime en mysterie), …en dat zijn er nog maar een paar. Voor een boekenliefhebber & verzamelaar van prullaria was het fijn dat elke winkel zijn eigen merchandise had: tasjes, kaarten, stickers, broches, en hun in eigen beheer uitgegeven verhalen. Ik kon mijn geluk niet op.

Dinsdag 18 december
20181218_135202[1]
Leuk: Op deze dag at en dronk ik mijn route door de stad en zijn multi-culti scala aan inwoners. Italiaanse brunch, dan een pastrami-sandwich in de joodse buurt, geuren opsnuiven in Chinatown (waar ik in sommige straatjes de enige witte persoon was), Mexicaanse taco’s als avondeten, en dat alles afgesloten met een Dark Ale in New Yorks bekendste Ierse kroeg: McSorley’s. Het voelt daar alsof je 200 jaar terug in de tijd bent gereisd, want het interieur is oud en er ligt zaagsel op de vloer. Voor vijf dollar krijg je twee pints ale, en je kunt er Iers-Amerikaanse snacks eten, zoals stew. Tot de jaren ’70 was de plek verboden voor vrouwen. Nu was de helft van de bezoekers van mijn geslacht – we hebben wat in te halen! Ik voelde me na het drinken van mijn pints meteen onderdeel van een 18e-eeuwse gang, en kreeg zin om mijn rivalen op hun bek te slaan, maar bij gebrek aan vijanden droop ik toch maar af naar mijn hostel.
Bijzonder: Ik bezocht een concert van Vince Giordano & the Nighthawks, die de soundtrack voor mijn allerfavorietste serie ooit (Boardwalk Empire) voor hun rekening namen, en sprak zelfs even met Vince zelve! Hij was zo’n typische Amerikaanse man die precies weet hoe hij moet small-talken en iedereen zich speciaal laat voelen, terwijl hij eigenlijk niets interessants zegt. Hoewel ik van de 20s-muziek genoot, kon ik het toch niet laten stiekem om het publiek te gniffelen. Veel middelbare, rijke, witte mannen, die hier kennelijk elke week kwamen en de artiesten kenden. Natuurlijk hadden ze Heel Veel verstand van De Muziek, maar ze babbelden er toch op luide, interessant-doenerige toon doorheen. Na het optreden gingen ze maar wat graag met de tapdanseressen op de foto, die in hun cutie-cutie-rol bleven, hun plakwimpers verwoed op en neer wapperden, en met hoge kinderstemmetjes giechelden om alles wat de mannen zeiden. Niemand danste, trouwens: dat vond ik nog het meest jammer, want ik had gehoopt een paar van mijn rudimentaire swingdance-pasjes uit de kast te halen.
Leermomenten: (1) Dit is meer een note to self: Fem, als je straks beter wordt in tapdansen, zorg dan dat je ver weg blijft van Vince Giordano. (2) Bijna alles wat je krijgt in New Yorkse bagelshops en deli’s (als je goedkoop wil eten dus) wordt op papieren wegwerpprut gegeven, en je krijgt er ook nog eens een scheepslading servetjes bij. Wonderbaarlijk, aangezien ik in Dublin en Amsterdam steeds meer plekken zien waar men probeert om het afval binnen de perken te houden. Zo komt het natuurlijk nooit goed.

Woensdag 19 december
20181219_131404[1].jpg
Bijzonder: (1) Hoe rustig het was in het American Indian Museum – er was bijna niemand, en er liepen meer bewakers dan bezoekers. Veel mensen weten schijnbaar niet eens dat het bestaat! Het mooiste vond ik de tijdelijke tentoonstelling “Transformation”, waar moderne Native American kunstenaars je aan de hand van licht-, geluids- en video-installaties meevoerden naar een bovennatuurlijke wereld. (2) De tegenstellingen op Wall Street: hoge gebouwen aan de ene kant, kleine Europese straatjes en cafeetjes aan de andere. Het is het oudste gedeelte van de stad, natuurlijk, maar er wordt continu gebouwd. Rondom de beurs en de grote financiële gebouwen was het een enorme teringzooi, vol steigers en lelijke toeristische shops en deprimerende eettentjes voor snel-snel-snel-zakenmannetjes. (3) Ik deed twee Memorials aan – dat van de Irish Famine, en dat van 9/11 – en beiden deden me een traantje wegpinken. De eerste is indrukwekkend in zijn bescheidenheid: het is een typisch Ierse, 19e-eeuwse cottage, die in zijn geheel van het groene eiland naar Amerika is getransporteerd. Er liggen stenen omheen uit elke county. Je loopt als het ware over een stukje Ierland, en zo voelt het ook, al wordt alles omgeven door hoge Wall Street-gebouwen. 9/11 is juist indrukwekkend in zijn grootsheid: de twee immense water-installaties waar het WTC stond, de drieduizend namen die er rondom gegraveerd staan, de boom die het overleefd heeft. Van een paar details kreeg ik het te kwaad, zoals bijvoorbeeld het feit dat men rozen in de namen stopt op de geboortedatum van de overledenen, of als ik de toevoeging “and her unborn child” zag. Het is dan wel weer jammer dat er zo’n militair spierballen-beeld staat in het park er tegenover, waar dan gerept wordt van de Amerikaanse grootsheid en de strijd tegen ondemocratische samenlevingen.
Leuk: (1) Ik ontmoette twee vrienden van mijn Favoriete Ier (die ooit een jaar lang in de stad heeft gewoond). Zij wonen in Brooklyn, aan de rafelranden die langzaam worden ge-gentrificeerd. Hun straatje, met van die typische New Yorkse brownstones, wordt kennelijk om de haverklap gebruikt in films. We liepen langs het water en een oude suikerraffinaderij (waar binnenkort natuurlijk dure appartementen in komen), aten een Lobster Roll met wat Lobster Ale (typisch Maine), en hadden het over reizen in Amerika, goede tv-series, en de staat van de wereld. De grote oranje olifant kwam natuurlijk ook aan bod. (2) Eindelijk zag ik de zon weer, toen ik langs de rivier liep – ik had niet door hoe erg ik haar gemist had. Die grote gebouwen houden alle zonlicht tegen. Nu werd het vermenigvuldigd door de glanzende ramen van de wolkenkrabbers aan de andere oever. Het parkje waar ik doorheen liep (Battery Park) was een oase van rust, en ik kon er zelfs even zitten om te lezen, met uitzicht op het Vrijheidsbeeld. Not too shabby.
Leermoment: Kerst in New York speelt zich maar op een klein gedeelte af: in Midtown, rond het Rockefeller en Fifth Avenue. Daar staat een grote boom, wordt er geschaatst en kun je elke tien minuten een hoofdpijn-opwekkende (maar stiekem erg magische) lichtshow zien op de gevel van Saks. De kerstkraampjes en etalages zijn ook om van te smullen, maar je moet je wel door de mensenmassa heen vechten. Dat maakt de magie weer iets minder. Ik had een ultiem kerstfilm-moment toen ik naar een lego-replica van het Empire State Building stond te kijken, er twee jongetjes met hun handen tegen het raam gingen staan, condenswolkjes op het glas ademden, en met een dik Amerikaans accent hun vader toeriepen: “Wow, Daddy! Look at this!”

Donderdag 20 december
received_572057149904797[1].jpeg
Leuk: Vandaag ontmoette ik een meisje uit Laos, dat bij mij op de kamer sliep. We trokken samen door Brooklyn, waar we half verdwaalden maar wel veel mooie vintage-winkels, street art en kroegjes zagen. Brooklyn is fijn, het is er rustig en kleurrijk en net rafelig genoeg om zijn karakter te behouden, terwijl je je er niet onveilig voelt. Als ik ooit in New York ga wonen (een idee dat al langer in mijn hoofd zit, maar totaal niet concreet is), zou dit een goede uitvalsbasis zijn.
Bijzonder: Ik zag Brooklyn hipsters – de echte, originele! Terwijl ik aan de bar hing van een alehouse en wat met de bebaarde barman praatte, keek ik mijn ogen uit. Het was echt alsof ik met houthakkers in de kroeg zat; ik wist niet dat dit soort types nog steeds bestonden. Ze lazen moeilijke boeken, een speciaalbiertje voor hun neus geplempt, gekleed in ruitjeshemd en natuurlijk getooid met woeste, wilde baarden. Het coolste type was een oudere, witharige man, die eruitzag als de Kerstman op z’n vrije dag.
Leermomenten: (1) Ik leerde veel over Laos, en over de rest van de wereld, want mijn reisgenootje had bijna overal gewoond of gestudeerd, en had zich nu in Nieuw-Zeeland gesetteld. Ze vertelde over de traditionele familiewaarden die er in haar land rondspookten, en hoe zij er voor moest vechten om op haar 27e onafhankelijk en (vooralsnog) ongetrouwd te blijven. Ik kreeg ook enorm veel zin om naar Zuidoost-Azië te reizen, iets waar ik nooit over na heb gedacht omdat het zo’n cliché is; maar door haar verhalen werd ik enthousiast. (2) Nu snap ik hoe het kan dat zoveel mensen duizenden foto’s van zichzelf op vakantie hebben. Je moet ze gewoon continu maken! Dat betekent dat je elke vijf minuten stil moet staan en een geforceerde pose aan moet nemen, zoals daar zijn: “Ik lach naar iets in de verte dat niemand kan zien”, “Ik merk echt niet dat jij een foto maakt terwijl ik over het water uit staar en over diepzinnige dingen nadenk”, of “Ik heb al mijn tasjes precies zo gearrangeerd dat ze prachtig over mijn half-gebogen been heen vallen”. Tsja.

Vrijdag 21 december
20181221_142437[1].jpg
Bijzonder: Deze hele dag was bijzonder – voor mij althans. Ik reisde naar een stadje langs de Hudson, Beacon genaamd, maar toen ik het aan Favoriete Ier omschreef, zei hij: “Dat klinkt als werkelijk ELK stadje buiten New York.” Natuurlijk heb ik geen enkel ander stadje buiten New York gezien, dus hij kan zijn mond houden, en ik keek mijn ogen uit. De treinrit er naar toe was al gaaf: het regende de hele dag en het was koud, wat ervoor zorgde dat er grote flarden mist over de Hudson zweefden, die zich rond half-vervallen suikerraffinaderijen en de kale bomen langs de oever drapeerden. Het leek net of ik in Ierland was, als Ierland enorm en uitgestrekt zou zijn geweest.
Ik raakte bijna meteen de weg kwijt, want Beacon heeft – net als ELK STADJE in New England, waarschijnlijk – een grote aanloop nodig, die bestaat uit verwarrende buitenwijken en grote brede straten die nergens naartoe lijken te gaan. Niemand liep over de voetpaden, want het stortregende nu en het is Amerika, dus ik probeerde zo goed en zo kwaad als het ging de borden te volgen en niet het eerste slachtoffer te worden van de Beacon Killer. Zo kwam ik bij het museum voor moderne kunst aan, want ja, dat heeft het stadje ook te bieden. Totaal doorweekt sleepte ik mij langs de installaties. Er was genoeg cools te zien, maar het is hit & miss met moderne kunst, en op een gegeven moment bevond ik mij in een kamer vol multiplex dozen. “’t Wordt vast gerenoveerd”, dacht ik, totdat ik er achter kwam dat DIT HET WAS.
Ik nam de bus naar het “centrum” en liep heen en weer over de Main Street, vol met quirky winkeltjes, oude koloniale huizen, houten kerken, diners, en drankwinkels. Er waren leegstaande fabrieken en treinrails die nergens meer naartoe gingen. Grote auto’s stonden geparkeerd in de zijstraatjes. Dit alles werd omkranst door een mistige bergketen in de verte, en een uitgestrekt bos.
In elke winkel waar ik binnenkwam werd ik hartelijk ontvangen, met die super-Amerikaanse vriendelijkheid waar je je als Europeaan bijna door aangevallen voelt. Ik at in een restaurantje dat geheel in Doctor Who-stijl was ingericht, waar ik de enige klant was en de (ietwat creepy) kelner elke vijf minuten vroeg of “everything OK” was.
Daarna moest ik terug naar het treinstation en raakte ik opnieuw compleet verdwaald, in een buitenwijk vol typisch Amerikaanse huizen-met-veranda’s. Veel van de huizen waren vervallen en deden me daardoor gelijk denken aan de Phantom Manor uit Disneyland. Er was bijna niemand op straat, en het werd langzaam donkerder, al reden grote auto’s me links en rechts voorbij. Na een tijdje kwam ik twee politie-agenten tegen, die me op vriendelijke small-town-wijze (tenminste, dat vermoed ik zo) vertelden waar ik heen moest.
Het duurde nog een uur voor mijn trein ging, een uur dat ik volmaakte aan de pier, starend over de Hudson. De ferry-bel klingelde in de verte, de mist werd dikker, en in mijn gedachten zag ik de Headless Horseman uit Sleepy Hollow over het water aan galopperen. Het was vreemd om een uur later weer in de drukke metropool terug te zijn.
Leuk/interessant: ’s Avonds ging ik wat drinken met mijn kamergenootje, in een ouwe dive-kroeg met een no-nonsense, hoogzwangere Russisch-Amerikaanse achter de bar, waar je speciaalbier, licht Amerikaans bier en natuurlijk allerhande junkfood kan bestellen. Het was er een allegaartje van mensen, en we werden aangesproken door een Herman Brusselmans-achtig figuur uit Boston, die met veel gusto Dublin afkraakte. Daarna ging ik naar mijn tweede jazzconcert. Het werd gehouden in de Village Vanguard, wat ooit een hip & happening-plek was voor jazz-artiesten, maar nu schijnbaar is overgenomen door pretentieuze bla-figuren. Ik genoot van de muziek (al was het improv-jazz – normaal kan ik daar slecht tegen!), en genoot ervan om het publiek te bekijken. Er zat een stel aan mijn tafeltje dat er op geen enkele manier meer “ik hou van jazzzzzzz” uit kon zien. Ze waren wat ouder, hadden allebei een gestijlde coupe met wat artistiekerige grijze strepen er doorheen, waren beiden van top tot teen in het zwart gekleed en droegen van die drapeersjaaltjes. Oh, ze GENOTEN zo en ze BEGREPEN de muziek zo goed – dat moesten ze ook continu aan elkaar laten weten. “Genius! Fantastic!” Ik werd er lacherig van.

Zaterdag 22 december
Leuk: Ik ging naar het MoMA, en was verrast dat daar ZO VEEL bekende schilderijen en artiesten hangen. Ven Go’s Starry Night, ja, dat wist ik wel, maar in elke zaal raakte ik enthousiaster. Picasso! Dalí! Warhol! Het was grappig om met mijn kamergenootje rond te lopen, want zij vroeg bij elk abstract schilderij: “Wat moet ik hier in ’s hemelsnaam zien?”, waardoor we veel langer bleven staan kijken dan ik gewoonlijk doe. Er was ook een gave tentoonstelling te zien van de Afrikaans-Amerikaanse artiest Charles White, die veel portretten maakte van prominente figuren uit de burgerrechtenbeweging en Afro-Amerikaanse muzikanten.
Stom: Er is natuurlijk altijd een stom moment op vakantie, vooral op de dag dat je weg moet. Mijne was dat ik graag het Rockefeller in wilde, halsoverkop een kaartje kocht en er toen achter kwam dat je pas daarna een tijdslot krijgt aangeboden. Echter, mijn tijdslot zat zo dicht aangeplakt tegen het moment dat ik de trein naar het vliegveld wilde nemen, dat ik meteen spijt kreeg dat ik er niet beter over had nagedacht. Na een mini-stress-moment besloot ik simpelweg te kijken hoe ver ik kon komen. Ik haalde mijn tassen op, at een pizza, en baande me een weg door de mensenmassa. Elk blokje om werd de stroom aan toeristen groter, zo groot dat verkeersleiders aan de slag moesten met touwen en hekken (ik overdrijf dit niet). Op een gegeven moment stond alles minutenlang stil – de stroom was compleet gestagneerd, en zelfs mijn tas was niet meer als wapen in te zetten. Het lukte me met geen mogelijkheid om ook maar in de búúrt van het Rockefeller te komen, en dus gaf ik op, ontworstelde me aan de kudde, at een hotdog en pakte de trein maar alvast. Dat bleek uiteindelijk een goede keuze, want op het vliegveld stond ik anderhalf uur in de incheck-rij en moest ik me naar mijn gate haasten.

Inmiddels ben ik weer helemaal tot rust gekomen in Amsterdam, heb ik twee heerlijke kerstdagen achter de rug (deze blog is in 3 dagen tot stand gekomen, dankzij kerstvakantie-luiheid), en bereid ik me vast voor op het komende jaar. Hopelijk gaat het met net zo veel bijzonders brengen als 2018! Ik zal proberen over een weekje of twee bij jullie terug te zijn, wellicht met een cliché-blog over goede voornemens, wie weet met iets heel anders. Het blijft een verrassing, zowel voor jullie als voor mij.

Gelukkig nieuwjaar!

PS. Ik heb maar weinig foto’s gemaakt op mijn mobiel, des te meer op mijn wegwerpcamera’s die ik nog moet ontwikkelen, dus die die zullen over een paar weken op Facebook e.d. verschijnen!

Fem op Reis: Van Tallinn naar Kiev

Fem op Reis: Van Tallinn naar Kiev

Hallo en Welkom bij “Fem op Reis” (ik weet het, het bekt niet zo lekker en is niet zo woordgrappig als sommige andere blognamen, maar we moeten het ermee doen)! Wat goed om jullie allemaal weer te zien. Ik ben alweer een tijdje terug, maar zoals dat meestal gaat, had ik geen zin/puf/etc om over de vakantie te vertellen. Nu heb ik alles eindelijk zo’n beetje op een rij (wat betreft de trip, niet in mijn hoofd, dat zal nooit gebeuren) en wil ik jullie graag meenemen op mijn Reis naar het Oosten…

[cue dramatische semi-Russische muziek met veel echo, shots van wat we aannemen dat Russische landschappen zijn, omaatjes in klederdracht, vogelvlucht-shots van de Hermitage en Poetin die in slowmotion voorbij galoppeert op een beer]

Oh wacht even, we begonnen helemaal niet in Rusland, even terug. We begonnen hier:

20180421_170542[1]

Tallinn, de stad die je een Kiek in de Kök geeft (zeg dat laatste op zijn Engels en je begrijpt waarom ik een weekend lang met vier giechelende idioten op pad was).

Ik zal jullie een dag-tot-dag overzicht geven en probeer het enigszins kort te houden, al heb ik veel meegemaakt. Met:
1 – DE FOTO VAN DE DAG!!!!!! (verwacht rare foto’s van dingen die me opvielen, geen overzicht van de stad e.d.: voor sfeerfoto’s, bezoek de Flickr-pagina van C.C., die ik helemaal beneden aan heb gelinkt.)
2 – HET LEUKSTE, BIJZONDERSTE, STOMSTE EN/OF BIZARSTE WAT ER DIE DAG GEBEURDE!!!
3 – WAT IK GELEERD HEB DIE DAG!!!! (want tegenwoordig kun je nergens meer heen zonder over een leermoment te struikelen.)

Zaterdag 21 april 

20180421_170532[1].jpg
Foto van de dag: Deze kat gaf me zowat een hartaanval

Leuk: Op aanraden van ons aller metalheadje E.P. gingen we ’s avonds naar een rockbar, waar we aangesproken werden door een oude Est. Ik zeg “aangesproken”, maar dat is wellicht iets overdreven: de man was nauwelijks te verstaan. Hij praatte in een mengelmoes van Ests, Russisch, en Engels, en riep af en toe “China is crazy!” en “Putin is bastard!” tussendoor. Pluspunten: hij had de meest fantastische snor die ik ooit aanschouwd heb, kocht bier voor ons, en deed een dansje met mij.
Bijzonder: Tijdens onze wandeltocht door de stad liepen we een Russisch-Orthodoxe kerk binnen. Ik heb dergelijke kerken wel vaker gezien tijdens mijn Interrail-reis door de Balkan (al moet je ze daar geloof ik soms – maar niet altijd!! – Servisch-Orthodox noemen, het is ingewikkeld). Voor degenen die het niet weten: die gebouwen zien er ietwat Byzantijns uit, met de bekende uientorentjes. Er zijn geen kerkbanken, wat vreemd is voor onze West-Europese ogen. De muren zijn kleurrijk beschilderd en behangen met iconen van heiligen, die je met priemende oogjes begluren. Enfin, the stage is set. Enter vijf onwetende toeristen, drie met geïmproviseerde hoofddoekjes op (twee oude omaatjes vertelden ons dat dat moest), die direct een cultuurshock te verwerken krijgen. Gezang weerklinkt door de kerk, een priester staat met zijn rug naar de binnenkomende bezoekers. Men bekruist zich uitbundig en sluit aan in twee lange rijen, links en rechts van een object in het midden. We zien een gewaad, een houten kruis, een doek en twee roze handen, maar blijven gefixeerd staren. Het kan toch niet…? Wie weet is het een reliek, een heilige van lang geleden, denk ik eerst. Stuk voor stuk lopen de kerkgangers naar de opgebaarde persoon, knielen neer, kussen de handen, het kruis, soms het doek dat over het hoofd ligt. Nu krijgen E.P. en ik de kriebels: Shit, we moeten hier weg… De anderen snappen niet waarom we naar buiten willen: “Gewoon en kerkdienst!” maar Google biedt ons uitkomst: nee, deze persoon ligt niet altijd in die kerk, normaal gesproken stond hij er rechtop, en leidde hij er diensten. Oeps. Rust in vrede.
Leermomenten: (1) Vanaf reisdag 1 kwamen we erachter dat hoe verder je naar het oosten van Europa gaat, hoe meer mensen geneigd zijn overal keihard Eurovisie-achtige muziek, covers van bekende nummers in hun eigen taal, en/of schrille volksmuziek te draaien. (2) Van de baliedame in het hostel, die elke zin uitsprak alsof het haar laatste was, leerden we dat er een Tallinnse kroeg is de “Anal Cave”-shots serveert. Ze moest er zelf een beetje om grinniken, en ik was blij dat dit haar wat levensvreugde gaf. (3) “Hoi” in het Ests is “Tere”.

Zondag 22 april

received_10212136834391888[1]
Foto van de dag: Gerekruteerd door de Estse mariniers, in het Seaplane Harbour Museum

Leuk: (1) IK WAS IN EEN ONDERZEEËR! EEN ECHTE ONDERZEEËR! Ik begrijp niet hoe mensen het daar ooit uit kunnen houden met zijn allen, ik zou volgens mij binnen één dag iedereen vermoorden, inclusief mijzelf. Sorry, minder leuk. (2) “Ons” buurtje bleek bij nadere inspectie een stuk meer te bieden te hebben dan “Anal Cave”-shots! Er was een antiekwinkeltje waar ze parafernalia uit de Sovjet-tijd verkochten, plus mokken en luciferdoosjes met Hitler erop (FUN!): helaas bleek het permanent gesloten. Er was een kroegje met open haard, waar je éénhoornbier kon drinken. En er was een pizzeria. Dat laatste maakt niet zoveel uit, maar het is honderd keer beter dan “Anal Cave”-shots.
Bijzonder: Vlak buiten het kleine middeleeuwse centrum van de Tallinn vind je een half-vervallen Olympisch complex uit de Sovjet-tijd, knus gelegen naast een oude gevangenis aan het water en de haven. Het mag geen verrassing heten dat dit deel van de stad langzamerhand Hipster Paradise aan het worden is en er overal muurschilderingen te vinden zijn, al is het nog niet helemaal ge-gentrificeerd: rondom de gevangenis (die pas recentelijk gesloten is) ligt nog genoeg ouderwetse puinzooi om allerhande ziektes van op te kunnen lopen, en te doen alsof je in een dytopische/post-apocalyptische wereld rondloopt. Al met al is het een fijn wandelingetje.
Bizar: Onze Oekraïnse kamergenoot vond het leuk om ons Youtube-filmpjes te laten zien met agressieve Russen erin. Ook vertelde hij ons zijn levensverhaal. In reisboeken zijn de mensen die je hun levensverhalen vertellen altijd interessant, of ze kunnen het in elk geval goed brengen. Hier niet. Het kwam erop neer dat de jongen twee dagen eerder naar Tallinn was gekomen voor de liefde (okee, goed begin) maar nu vond hij het meisje eigenlijk niet zo leuk meer. Ze had hem wel aan een baantje geholpen, dus hij zou nog wel even blijven rondhangen. Hier, wil je dit Youtube-filmpje zien?
Leermomenten: (1) Ik kan niet vliegen. Ik bestuurde een vliegtuigsimilator in het havenmuseum en het enige wat er gebeurde was dat ik vijf minuten lang om mijn eigen as draaide (op het scherm, niet in het echt). Schieten kan ik wel. (2) Russische chocolademelk betekent: een kopje dikke chocoladesaus met gember en chilipeper erin. Niet te versmaden! (3) Estland is echt door honderden landen aangevallen en bezet geweest (o.a. Zweden, Finland, Rusland, Duitsland) maar het interessantste feitje dat ik onthouden heb is dat er kennelijk een hele hoop Schotse huurlingen in het Zweedse leger zaten, waarvan een deel in het land achterbleef. Kort gezegd, er waart dus een klein beetje Schots bloed in Estland rond.

Maandag 23 april

20180423_144418[1].jpg
Foto van de dag: De Geestelijke Monnik (HA!)

Leuk & Bijzonder: De treinreis naar Sint Petersburg. Wat is er leuk aan, vraag je? Waar zal ik beginnen? Van de Russische omaatjes die je ticket controleren (omaatjes worden in Rusland voor allerhande odd jobs ingezet: ze proberen je taxi’s in te duwen, je op een rondvaartboot te krijgen en verkopen koffie op straat) tot de goedlachse en goedsnurkse conducteur, die tijdens de 2 uur durende stop langs de grens een luid dutje deed waarvan de hele coupé kon meegenieten; van het feit dat de trein eruitziet alsof hij zo uit de jaren vijftig komt gereden, tot aan onze stereotype medepassagier die, zodra we de grens over waren, een fles wodka uit zijn binnenzak haalde en die in één teug halfleeg dronk.
Stom: (1) Bijna alles in Tallinn is dicht op maandag, en daarom konden we niet naar het KGB-museum – dat museum bevindt zich op de bovenste verdieping van een hotel en het is een opgaaf om het überhaupt te vinden. Gedesillusioneerd aten we maar een vroege lunch, geserveerd door de meest chagrijnige serveerster ooit. Mijn reisgenoot C.C. dacht een lekkere kipschotel te hebben besteld. Het was inderdaad kip – maar verder niets anders. Alleen kip. Heel veel kip. Eet smakelijk! (2) Terwijl we in de trein zaten, stuurde ons hostel ons ineens een bericht: “Sorry, we zijn vanwege technische problemen gesloten, maar we hebben nog een andere plek waar jullie kunnen overnachten!” Dat klonk… alarmerend. Toen we bij onze andere “overnachtingsplek” aankwamen (in een woonflat langs een kanaal), deed er niemand open. Met mijn laatste restje beltegoed kon ik gelukkig de eigenaresse bereiken, die zei dat ze er over vijf minuten zou zijn, en daarna gelijk ophing terwijl ik nog aan het praten was. Na wat een halfuur leek, kwam ze aankakken, en duwde ons ongeduldig het hostel rond: “Lockers. Kitchen. There’s the bathroom. Your room.” Daarna racete ze terug om te dealen met die mysterieuze “technische problemen.”
Bizar: (1) Estse (en, zo we leerden, Russische) bolletjes-ijsjes worden prefab verkocht, in een wikkel. (2) Het Estse woord voor ‘reisbureau’ is ‘reisbuurö’. Vind ik leuk.
Leermomenten: (1) Er waren spookmonniken door Tallinn! I love me some good old ghost monks. (2) Russen zijn op hun eigen directe, no-nonsense-manier heel vriendelijk. Niet op de Ierse manier, met veel sorry’s en thank you’s – absoluut niet. Niets van al die opsmuk. Domme vragen worden afgestraft met hoofdschudden en zuchten. Als je de weg vraagt, pakt men je vast en zegt “Go there, go there!” terwijl ze je zachtjes die kant op duwen. Je moet er even aan wennen, maar ze doen hun best om je te helpen en laten je vaak niet gaan voor je vraag beantwoord is. Zo was onze taxichauffeur bijzonder lief: toen hij ons hostel niet kon vinden (aaaahhrgh), reed hij drie rond het kanaal en vroeg informatie aan andere taximannetjes om er zeker van te zijn dat het klopte. Daarna bleef hij in zijn auto wachten tot we binnen waren, als een bezorgde vader.

Dinsdag 24 april

20180424_175156[1].jpg
Foto van de dag: Het Russische leger op het paleisplein

Bijzonder: (1) We bezochten de Hermitage, wat al bijzonder genoeg is maar saai om over te vertellen. Zodra we de Hermitage uit kwamen, werden we overspoeld door Russisch gezang en een het geluid van trompetten. Het leger (of een deel ervan) oefende op het plein, waarschijnlijk voor Ruslands Victory Day bedachten we later, dat de week erna zou plaatsvinden. Alles was afgezet en jonge legermannetjes hielden iedereen tegen (een vrouw probeerde rebels het plein over te fietsen, dwars door alle marcherende soldaten heen, maar werd vriendelijk teruggeduwd, al was ze daar niet blij mee). Het was een kippenvel-ervaring om de mannen en enkele vrouwen rond te zien marcheren, al deden ze het voor een feestdag. Ik kon het niet laten te denken: je wil deze mensen niet tegen je krijgen. (2) We vonden een hele, hele kleine metalbar in een oude Sovjet-flat, die omgetoverd is tot Hipster Paradise. Met heel klein bedoel ik: heeeeel klein – een bar en vijf krukken. Tegenover de bar, aan de andere kant van de gang, verkocht een hippie allerhande Siberische instrumenten.
Stom/Bizar: (1) In Sint Petersburg lopen overal mensen verkleed als zebra’s of ezels rond, die je op de meest onverwachte momenten vastgrijpen en je dingen proberen aan te smeren. (2) In de Hermitage, één van de grootste musea ter wereld, bevindt zich slechts één [1] lunchcafé. In dat café zijn iets van 20 tafeltjes en er werken twee mensen. Lang verhaal kort: E.P. en ik gingen bijna dood van de honger.
Leermomenten: (1) J.P., een vriend van ons uit Tipperary die Engelse les geeft in de stad, vertelde ons over hoe het is in Rusland te wonen. De politieke situatie zaait verdeeldheid – homoseksualiteit bestaat niet in Rusland en is iets Westers – en als je een Russische vrouw aan de haak slaat, is het de bedoeling dat je ALTIJD, je HELE LEVEN, alles voor haar betaalt. Maar er zijn ook leuke kanten, natuurlijk, alleen ben ik die vergeten. (2) Rusland is fucking goedkoop. Voor een tientje kun je behoorlijk eten. Maar vraag nooit: “Wat zit hierin?” als je een pasteitje ziet, want 9 van de 10 keer is het antwoord simpelweg: “Meat.” (3) Russen houden enorm van karaoke: er zijn overal karaokebars. J.P. vertelde over een kroeg waar hele families heen gaan in het weekend: er wordt een varken aan het spit geroosterd, men zingt en drinkt de hele nacht door en ondertussen worden er stripteases gehouden. (4) ‘Zdrastvoejdzje’ (of zoiets) betekent ‘hallo’, maar het is me al die tijd niet gelukt het perfect te zeggen. Meestal mompelde ik maar wat. (5) Kennelijk is wodka ABSOLUUT NIET Russisch, zo vertelde de cocktailman in een bar ons. Hij was zowaar beledigd en hoewel hij geweldige cocktails voor ons maakte, nam hij ook wraak door ons het aller-, allervieste shotje ooit voor te schotelen. “Van de zaak! In één keer drinken, jongens!” zei hij met een ondeugende grijns. Leermoment: neem dit soort dingen nooit zomaar van Russen aan.

Woensdag 25 april

20180425_163256[1]
Foto van de dag: De meest roze tearoom/dessertroom ooit, in het Yusupov-paleis

Leuk: (1) Sint Petersburg is zo duidelijk een mix van alles wat meneer Peter de Grote interessant vond. Hollandse kanalen, Italiaans-Franse architectuur en beeldhouwkunst, Brits-Duitse verzamelwoede, en dat alles overladen met een hele hoop (blad)goud. Als je door de stad loopt ben je het ene moment in Parijs, dan Amsterdam, en dan sla je een hoek om en besef je je weer dat je ver in Oost-Europa bent. Het is vreemd. (2) De familie Yusupov had een paleis met EEN EIGEN THEATER. En in dat theater hadden ze HUN EIGEN LOGE. Want verschil moet er zijn, zelfs als je je vrienden uitnodigt in je PRIVÉ-THEATER.
Bizar: (1) De collectie in de Kunstkamera, vooral de “kunstzinnige” preparaten van ons’ landgenoot Frederick Ruysch (denk: baby-armpjes die een ooglid vasthouden). Ik kon er mijn ogen niet vanaf houden, heb een halfuur door de rariteitencollectie gelopen. Soms denk ik dat ik een 18e-eeuwse man had moeten zijn. (2) De twee sfinxen langs de Neva, die eruitzien alsof ze het bar koud hebben op deze ver noordelijke stek. (3) In het traditionele Russische restaurant waar we aten, woonde een varkentje. “Name: Pumba”, zei de eigenaar. E.P. en C.C. bestelden een varkens-sjasliek (= spiesje met vlees), en twee seconden later zag ik de man met Pumba naar achter lopen. Ik schrok me dood. Gelukkig bleek het beessie slechts een ommetje te hebben gemaakt en was aan het eind van de avond weer veilig in zijn box te vinden.
Leermoment: (1) Mijn nichtje F., die in de stad een Russische cursus heeft gedaan, vertelde me dat Peter expres maar weinig bruggen over de Neva liet bouwen, want: een echte Rus kon wel een stuk lopen, of anders de rivier overzwemmen, als hij per sé naar de overkant wilde. (2) Matroesjka’s zijn pas 150 jaar oud. Bij de oudste versies zijn alle poppetjes anders; de geelrode Sovjet-versies, die wij goed kennen, zijn allemaal gelijk. Hoe typisch! (3) Als je de boekwinkel, Dom Knigi, in loopt, vraag geen hulp aan de boekendametjes, tenzij je een halfuur aan de praat wil worden gehouden. Ik wilde simpelweg een boek met Russische sprookjes, had mijn keuze gemaakt, stond met mijn hoofd voor de afdeling Russische folklore, en de boekendame hield me eeuwenlang aan het lijntje door elk boek uit het schap te halen en afzonderlijk te bespreken, en me daarna drie keer op het hart te drukken iets van Poesjkin te kopen. (4) Poesjkin was een sexy motherfucker.

Donderdag 26 april

20180426_155512[1]
Foto van de dag: Het dodenmasker van Dostojevski

Stom & Bizar: (1) ’s Ochtends op Nevsky Prospekt, ik was nog niet helemaal wakker, werd ik benaderd door een man met een stapel flyers en kaarten in zijn hand. “Look, my hostel”, riep hij, en hij schoof allerhande foto’s in mijn gezicht terwijl van hem weg probeerde te komen. Twee seconden later zag ik een ander mannetje achter me wegschieten. FUCK. Inderdaad, mijn tas stond open. Omdat ik heus wel leer van mijn fouten, had ik niets bijzonders in mijn rugzak gepropt. Dat had het mannetje ook gemerkt, en hij tikte me op mijn schouder: “Here, here”, zei hij, terwijl hij mijn vers gezakkenrolde muts en badpak terug in mijn handen duwde. Ehm…thanks, I guess? (2) WE MISTEN ONZE NACHTTREIN. Ik herhaal: WE MISTEN ONZE NACHTTREIN. Op 1 minuut na, wel te verstaan. Er bleek gelukkig nog een andere trein te gaan, anderhalf uur later. Dat moesten we wel redden, nietwaar? Flash forward naar tien voor één, met tien minuten over om onze trein te halen. De reden? Russische rijen. Ik weet niet wat het is, maar ze gaan vijf miljoen keer langzamer dan elke andere rij waar ik ooit in gestaan heb. Er is een hoop geschreeuw over en weer, mensen lopen weg van hun plek in de rij en verwachten dan tien minuten later weer op dezelfde plek in te schuiven (bekentenis: deze truc heb ik ook uitgehaald, zodra ik zag dat het kon, en ik voelde me een echte native erna), en oude omaatjes negeren iedereen en lopen gewoon rechtstreeks naar de balie. Toen we na honderd jaar eindelijk vooraan stonden, bleek de ticketdame geen Engels te spreken, en ook geen tijd te hebben voor Google-translate-onzin: hup, njet njet, weg met jullie. De mensen achter ons duwden ons opzij, een andere rij in, die gelukkig iets sneller bleek te gaan. Pluspunt: uiteindelijk hadden we een eigen tweedeklascoupé, helemaal voor onszelf alleen, met sneaky-toch-niet-gratis-koffie in de ochtend.
Leermomenten: (1) Russische pannenkoeken zijn GEWELDIG. Je kan ze overal op straat kopen. (2) Russen kunnen dus niet in de rij staan. (3) Georgische dumplings eten als je het niet gewend bent is helaas een trieste vertoning. (4) Laat je niet voor de gek houden door alle scanners en poortjes in de metro en het treinstation. Na een tijdje is het duidelijk dat 9 van de 10 nep zijn. Over de metro gesproken, die is fucking cool…waarover later in Moskou meer! Blijf aan de lijn!

Vrijdag 27 april

20180427_132347[1]
Foto van de dag: Een socialistisch ijsje in Gum

Bijzonder: (1) Moskou is veel meer ‘typisch Russisch’ dan Sint Petersburg, meer zoals je verwacht, en imponeert enorm: je voelt de macht van de rode Kremlinmuren af stralen. (2) Het Gum-warenhuis aan het Rode Plein, waar je zowel superdure merkkleding en auto’s kan kopen als belachelijk goedkoop uit eten kunt in een Sovjet-kantine (aanrader als je een klein budget hebt, maar ook hier kun je weer stuiten op “Wat zit daarin?” “Meat.”). De hele dag door schalt er galmende Russische (volks)muziek door het gebouw, waardoor je het idee hebt terug in de tijd te zijn gereisd. (3) Onze banya-ervaring. Een banya is een Russische sauna, met gescheiden mannen- en vrouwensecties. Zoals bij elke sauna stap je een stoomkamertje in, waar de sterke geur van berkenwater in je neus prikt, en koel je jezelf daarna af in een emmer ijskoud water. Bonus: je kan je er door oude vrouwtjes laten masseren (lees: meppen) met berkentakken. Zodra E.P. en ik naar binnen liepen hadden we er spijt van dat te hebben besteld, want er werd iemand anders “gemasseerd”, en het klonk alsof ze simpelweg keihard werd geslagen. Het bleek echter een bijzonder prettige ervaring en helemaal niet pijnlijk, al ben je er wel wat waus van erna: de oude dametjes dragen je met veel aplomb het stoomkamertje uit en gooien dan een half bad ijswater over je heen. Ik raad het iedereen aan. (3) Nu kan ik eindelijk over de metro vertellen! Het Moskouse metronetwerk is één van de diepsten ter wereld, en daarnaast lijkt het alsof je je in een ondergronds paleis begeeft: elk station is versierd en opgesmukt, met marmer of beeldhouwkunst, en zelfs glas-in-lood-ramen. (Waarom je ramen nodig hebt in een metrostation? Goede vraag.) In Petersburg betaal je met kleine goudkleurige muntjes die al decennia in de roulatie zijn, en C.C. heeft een paar daarvan achter de hand gehouden.
Bizar: Dat je overal in Moskou nog de restanten en symbolen van het communisme ziet. De rode Kremlinsterren natuurlijk, maar ook de hamer & sikkel zijn op vele gebouwen te vinden, waaronder op dat van de Doema.
Leermoment: Ook in Moskou zijn mensen best aardig, ookal zegt iedereen van niet. Ik was bang dat men onvriendelijk zou zijn en schrok toen een vrouwtje in de banya op mijn sokken wees en iets riep. Shit, moest ik mijn slippers aan doen? Deed ik iets fout? Het bleek dat ze simpelweg wou zeggen dat ze mijn sokken leuk vond en dit weer zo’n typische no-nonsense Russiche manier was om het te laten merken. Spasibo, mevrouw!

Zaterdag 28 april

received_10212207660722502[1]
Foto van de dag: C.C. droomt over een tripje naar de ruimte bij het “Monument to the Conquerors of Space”

Bijzonder & Leuk: (1) Ik at ruimtevoedsel in het kosmonautenmuseum: een ontbijt-tube met pap. Pap is natuurlijk sowieso al redelijk geschikt voor tubes, dus het was geen grote schok, al voelde ik me wel wat misselijk erna. Gelukkig had ik de tube met “meat” niet gekozen. (2) We speelden air-basketball in de Soviet Arcade Hall, en ik versloeg iedereen. Eindelijk iets waar ik goed in ben. De meeste Russische spellen uit de jaren 80 hebben te maken met het beschieten van onderzeeërs of beren, of het testen van je kracht, maar er waren ook een paar andersoortige games te vinden, waaronder een ontzettend lastige Sovjet-versie van Snake (met konijnen), en het fantastisch vertaalde “Kiddie Rides Cock”. Bonus: de machines lopen op munten van 15 kopeken, en als je daar een paar van overhoudt mag je ze houden. Ik heb nu dus een paar kopeken in mijn bezit en dat maakt me blij, omdat ik nu het gevoel heb in een roman van Tolstoj of Dostojevski te leven.
Bizar: (1) Er zijn ontzettend veel straatartiesten in Moskou, en sommigen zijn zó goed dat je je afvraagt wat ze nog op straat doen. Speel in het Songfestival! (2) Blijkbaar bestaat er een Anna Karenina-musical in het Russisch die ik nu echt enorm graag wil zien.
Leermoment: Russen houden van stout (het bier), maar het is een tikkeltje slap naar hun smaak, dus ze drinken Imperial Stout – dat twee keer zo sterk is als wat je hier in Ierland vaak voorgeschoteld krijgt.

Zondag 29 april

20180429_131007[1]
Foto van de dag: Lelijke selfie in Gorky Park, toen de dag nog niet uitputtend was

Leuk: (1) We volgden de Moskva down to Gorky Park, zoals in het nummer van de Scorpions. (2) Op het vliegveld van Minsk kun je wodka kopen voor 2 euro.
Stom: Het was een ELLENLANGE REIS naar het vliegveld. Helemaal aan het einde van een metrolijn moesten we een bus nemen, maar we hadden geen idee waar die ging. No-nonsense behulpzame Russen bij de ticketbalie (“What are you doing here? You have to go to airport!”) duwden en schreeuwden ons in de juiste richting. Na een tijdje leken we de juiste halte te hebben gevonden, waar echter geen enkele indicatie te zien was dat hier de airport bus vandaan vertrok, maar langzamerhand kwamen er meer en meer mensen met koffers rondom ons staan. Thank God. De busrit duurde eeuwen en op het vliegveld bleek (na veel hoofdschudden en zuchten) dat men hier geen e-tickets accepteerde en we alsnog in moesten checken. Yes, nóg een Russische rij! Daarna moesten we door zo’n vijftig douanes sjokken, maar gelukkig werden we beloond met een snack in het vliegtuig (lees: een verlepte ham-sandwich).
Bizar: Je mag geen enkel voedsel van Rusland naar Oekraïne meenemen – zelfs geen chocola. Mijn tube ruimtepap ging er helaas ook aan.
Leermoment: (1) Russische, Wit-Russische en Oekraïnse douanebeambtes vinden het erg leuk om je in spanning te laten wachten op hun eindoordeel. Ze bladeren door je paspoort, waarbij ze een gezicht trekken alsof het een oud vod is, kijken je doordringend aan, scannen alles miljoen keer en typen driftig op hun computer, waarna ze je met een klein handgebaar doorsturen. “Okee dan, voor deze keer…” (2) Kievenaren (Kiev-mensen? Kievers?) zijn supertrots op hun stad. Onze taxichauffeur, bijvoorbeeld, stopte elke vijf minuten om ons op een bezienswaardigheid te wijzen, al was het midden in de nacht. “Ukraine people love beauty”, zei hij, waarna we als een malle over een weg vol hobbels reden en hij lachte: “Welcome to Ukraine road!”

Maandag 30 april

20180430_153736[1]
Foto van de dag: E.P. tussen de verlaten botsautootjes in Pripjat

Stom: ’s Ochtends haalden we koffie in het café met de ALLERLANGZAAMSTE BEDIENING DIE IK OOIT HEB GEZIEN. OOIT. Het maakte echter niets uit, want onze tourbus was toch te laat. We stapten per ongeluk in de verkeerde auto en schrokken ons dood toen de gids ons vroeg: “Jullie weten dat we pas morgen terugkomen, toch?” Grapje, toch? HELP! Gelukkig kwamen we er gauw achter dat het niet klopte. Onze bus kwam pas een uur later aankakken. Goed begin van de dag.
Bijzonder & Leuk:
Deze dag stond in het teken van Tsjernobyl en Pripjat: we waren de hele dag onderweg en reden van de ene verlaten & verwoeste plek naar de ander, en stopten voor een niet-radioactieve lunch (thank fuck). Deze dag verdient zijn geheel eigen blog, maar ik zal het kort proberen te houden. Onze gids, een vrouwtje met kort grijs haar, zwaar Oosteuropees accent en een brede, maar onheilspellende glimlach, drukte ons op het hart dat we geen enkel gevaar liepen: tenslotte was zij hier elke week en er was niets mis met haar – maar ze genoot er ook van om met haar geigerteller langs kapotte platen staal te strijken en uit te roepen: “So you can see, radiation is REAL!” Ze was rebels, want liet ons op plekken rondstruinen waar je eigenlijk niet mocht komen (“don’t go too high or the police will see us!”), wat ons bijna het leven kostte (C.C. viel van een trap en gaf ons allemaal een hartaanval; ik was het niet dit keer).
Het is een gekke ervaring om door de straten, scholen, theaters en wat-al-niet te lopen. Toeristen, bezoekers en stalkers (ja, ze bestaan echt: ze stripten alle gebouwen leeg de eerste paar jaren na de ramp) hebben alles verplaatst en expres ‘creepy’ scènes gecreëerd met poppen en gasmaskers. Dat is echter niet nodig om je nogal ongemakkelijk te laten voelen: de verlatenheid van het gebied is genoeg. Aan de ene kant lijkt het of je terug in de tijd bent gereisd, want alles is nog precies zoals in de jaren 80: een kijkje in de Sovjet-wereld; maar aan de andere kant is alles overgroeid en vervallen, waardoor het lijkt of je je in de verre, verre toekomst bevindt, en de mensheid van de aardkloot is verdwenen.
Tegenwoordig woont er weer een handjevol mensen in de 30-kilometer-zone, mensen die niet bang zijn voor radioactiviteit of er toch al door aangetast zijn en denken: het maakt nu niets meer uit. Mensen zwemmen rustig in de vervuilde rivier en eten de (buitenproportioneel grote) vissen die je er vangen kan. Het is triest en hoopgevend tegelijkertijd. Bijzonder hoeveel mensen hun leven hebben gegeven om de ramp in toom te houden, anderen te redden, en de reactor in te kapselen; ik ben er een beetje wars van om het te gebruiken, maar hier is het woord “helden” oprecht op zijn plaats.
Bizar: (1) Het souvenirwinkeltje in Tsjernobyl is het meest ‘eerlijke’ dat ik ooit heb gezien. Zonder schaamte, zonder opsmuk, verkopen ze afzichtelijk kitschy mokken en koelkastmagneten, plus een hele bups aan vreten en drinken. Perfect. (2) We ontmoetten een Zweedse man en zijn zoon, en hoewel ze erg aardig waren, hing er ook een vreemde bovennatuurlijke zweem om hen heen: ik had het gevoel dat ze aliens waren in niet-zo-goed-gelukte menselijke vermomming. De vader maakte overal filmpjes van, en dat was hilarisch om te zien: zonder gêne zette hij zijn camera neer en liep er vervolgens drie of vier keer casual langs, net zo lang tot het er goed op stond.

Dinsdag 1 mei

20180501_103927[1]
Foto van de dag: Orthodoxe monniken in het klooster van Kiev

Bijzonder: Al hadden we weinig tijd, we konden ’s ochtends nog even door Kiev lopen om de sfeer van de stad te proeven. Ik wil er absoluut nog eens terug: Oekraïners houden inderdaad van schoonheid, en de hele stad is kleurrijk, opgeruimd en versierd met bloemen. Het was mooi weer, dus iedereen flaneerde rond en overal waren terrasjes en straatmuzikanten. We wandelden door een oud klooster, waar Orthodoxe monniken en patriarchen rondwaarden als spoken, van top tot teen in het zwart gekleed – vrouwen met hoofddoeken om hielden de priesters staande en kusten hun ring.
Leermoment: Ik las in een boek dat de roots van Rusland in Oekraïne liggen: er woonde kennelijk een Slavisch volk op de plek waar Kiev nu ligt, lang afgesloten van de rest van de wereld, totdat er op een dag Normandische (Viking) handelaren de rivier op kwamen gevaren. Eén van de Normandische stammen, de Rus, sloot een verbondje met de Slaven (die, naar eigen zeggen, een sterke leider nodig hadden) en de twee groepen vermengden zich tot het volk van de Rus. Een aantal eeuwen later besloten de grotendeels “paganistische” Rus monotheïstisch te worden, want ze zagen om zich heen dat dat inmiddels hip was, en ze stuurden mannetjes naar verschillende plekken op het Euraziatisch continent om uit te vinden welk geloof het beste bij ze paste. Het Jodendom en de Islam vonden ze maar niets, net als het katholicisme en het protestantisme, maar de Griekse orthodoxie in Byzantium: ja, dat was wel wat, en lekker shiny bovendien. Daarnaast zorgde het voor goede handelscontacten met ’t oosten. Lang verhaal kort, rond 988 bekeerde iedereen in Kiev zich massaal tot het Griekse christendom, en zo werden Rusland en de Russisch-Orthodoxe kerk een feit. Kennelijk vinden veel Oekraïners nog altijd dat zij de ‘echte’ Russen zijn, terwijl modern Rusland vindt dat Oekraïne bij hen hoort omdat daar de oorsprong van hun natie ligt en de Oekraïners maar dom doen door onafhankelijk te willen zijn. En hier zien we het begin van dat Russisch-Oekraïnse conflict in een notendop, aan u gepresenteerd door de geheel deskundige Fem, gebaseerd op een enkel boek dat zij gelezen heeft tijdens haar vliegreis.

[cue een vogelvlucht-shot van de reactor in Tsjernobyl, we gaan verder en verder omhoog tot we geheel Europa zien, en dalen dan af naar Dublin].

20180425_184548[1]
Hier nog wat Rusland!
Dat was “Fem op Reis” – iets langer dan gepland, maar ik hoop dat het u heeft geamuseerd. Tot de volgende keer (met een nieuwe Fems favorieten)! Voor niet-telefooncamera-foto’s, bekijk het album van mijn reisgenoot C.C. op Flickr: Eastern Europe.

Dub-Update: Italia!

Dub-Update: Italia!

Het is August Bank Holiday vandaag, een goed excuus om de hele dag in pyjama rond te hangen, Doctor Who te kijken, appeltaart en pannenkoeken te bakken en…oh ja, natuurlijk, een blog te schrijven. Wat een schande, dat dat er de afgelopen weken weer bij in schoot. Ik heb natuurlijk een goede reden, want ik was op vakantie! Daarna kwam ik terug in regenachtig, herfstig Dublin, werd ik prompt verkouden, en moest ik de hele week achter de laptop zitten om archeologisch papierwerk te doen. Great fun! 

Het is stiekem best wel saai om over je vakantie te vertellen, zeker omdat je altijd merkt dat mensen nooit echt naar je luisteren. Vandaar dat ik besloten heb om het hierbij te houden. Doei, tot donderdag!

HA! Gefopt. Ik ga jullie vervelen met mijn vakantie-avonturen in Venetië, op Sicilië en in Napels / Pompeii. Allereerst een paar foto’s:

CAM03631[1]
Standaard Venetië-foto
CAM03680[1]
Standaard Sicilië-foto
CAM03744[1]
Standaard foto van de haven van Napels
CAM03772[1]
Standaard foto van Pompeii
Zijn ze niet prachtig?

Het is nog niet afgelopen, want nu wil ik jullie graag vertellen wat ik allemaal heb gezien en gegeten. Ik heb namelijk heel erg veel gegeten, want ik was per slot van rekening in Italië. Het zou best kunnen dat ik het grootste gedeelte van de tijd aan het eten was – de overige uren was ik aan het zweten, stamelen in pseudo-Italiaans, koffiedrinken, zwemmen, of aan het staren naar kerken, paleizen, en Romeinse ruïnes. Soms gebeurde het allemaal tegelijk, en dat waren de beste momenten.

Als ik op reis ben, vergelijk ik de plekken waar ik kom altijd met plaatsen waar ik eerder ben geweest. Ik kan het niet helpen. Venetië deed me denken aan mijn eigen hometown, als die hometown Mediterraan en zonnig zou zijn. Amsterdam is natuurlijk ook een waterstad, vol kanalen, bruggen, bootjes, nauwe steegjes, en half-omvallende huizen, en ik voelde me al snel thuis in de Italiaanse tegenhanger, maar onze hoofdstad mist romantiek. Het is niet per sé een stad waar je als stelletje heen zou gaan, terwijl Venetië typisch zo’n plek is waar je je m/v ten huwelijk vraagt. Gondola-ritjes, avondwandelingen, late diners met veel wijn, een opera-bezoek… God, ik had bijna mijn twee reisgenoten ten huwelijk gevraagd, zo romantisch was het.

CAM03642[1]
“Wil je met me trouwen?”

Sicilië deed me denken aan een twee keer zo warme versie van Ierland, en dan vooral de Ierse countryside. Laat me uitpraten!
-Mensen zijn gastvrij, een tikkeltje meer zelfs nog dan in Ierland. De eerste avond dat ik aankwam op het eiland, werd ik meteen opgenomen in de vriendengroep van mijn ex-huisgenoten (bij wie ik logeerde). De dag erna ontmoette ik de hele familie voor de lunch. Vriendelijk zijn ze ook, op Sicilië: mensen beginnen zomaar een praatje met je en zijn niet bang om elkaar aan te spreken – al zou dat ook kunnen komen omdat ik rondsjokte met Italianen.
-Er zijn overal ruïnes te vinden, die in meer of mindere mate onderhouden worden (soms helemaal niet). In Ierland loop je ineens tegen een oude famine cottage op, op Sicilië ligt er ineens een half-vergaan amfitheater aan je voeten.

CAM03683[1]
Random ruïne in Taormina
-Winkels en attracties hebben willekeurige openingstijden. “Ik ben over een halfuurtje terug”, staat er soms op briefjes in Ierse winkelruiten. Op Sicilië was het: “Is closed, is closed.” “Waarom? Op internet staat dat jullie open zijn tot…” “No, no, is closed.” (Doet hek dicht en loopt weg.)
-De Italiaanse klok en de Ierse klok houden dezelfde tijd aan. Met andere woorden: Ieren en Italianen komen opdagen wanneer ze komen opdagen, niet eerder, niet later. (Een verademing voor mij, omdat ik in Nederland altijd aan de late kant ben…tien minuten te laat, bijvoorbeeld. Dat kan natuurlijk echt niet.)
-Het verkeer is…interessant. Steek over wanneer je over wil steken. Overal kleine autootjes die hard over kleine weggetjes denderen. Op een gegeven moment zat ik in een oude Fiat met drie anderen, terwijl we over smalle, hobbelige wegen rondom de Etna sjeesden, en ik het gaf me een déjà vu naar die avond dat ik in een aftandse, volgepakte auto door Tipperary reed.
-Het openbaar vervoer doet wat het wil. (Zie: openingstijden, tijd, verkeer.) Het komt wanneer het komt, en soms rijdt het helemaal niet. De voorste drie rijen zijn gereserveerd voor de oude dametjes en heren, die roddels uitwisselen, en in de middle of nowhere bij hun huis worden afgezet.
-Een scherp gevoel voor humor. Er wordt altijd gezegd dat de Ierse ironie en het sarcasme uniek zijn, maar de mensen die ik op Sicilië heb ontmoet, konden er ook wat van. Ze hebben een goede dosis zelfspot, dat sowieso.
-Men zeurt over het weer. Voordat ik op vakantie ging, had ik geen idee dat Italianen zo konden zeiken over de hitte. Ik dacht dat ze vast immuun zouden zijn voor hoge temperaturen, na generaties lang in de warmte doorgebracht te hebben. Dat is echter net zo min waar als dat Ieren immuun zouden zijn voor de regen, na generaties lang onder hoosbuien doorgebracht te hebben.
-HET IS ER FANTASTISCH MOOI!

CAM03703[1]
Gole dell’Alcantara
Napels was Napels. Ik denk niet dat er een stad is die met Napoli te vergelijken valt. Het is er een enorme chaos, a beautiful mess, om de uitdrukking van mijn voormalige Italiaanse huisgenoot te gebruiken. Het verkeer is een chaos. De straten zijn een chaos. De winkels zijn een chaos. Het vliegveld is een chaos. In mijn hostelkamer werd ik in slaap gesust door het geluid van toeterende auto’s. Het heeft charme, dat zeker, het herbergt honderden kerken en één van de beste archeologische musea die ik ooit heb bezocht, je kan er heerlijk eten voor weinig geld, er zijn weinig toeristen, en het is prachtig gelegen aan zee… Ik wil terug.

Pompeii, tenslotte, stond al jaren op mijn bucket list (sorry voor deze verschrikkelijke uitdrukking), al sinds ik een jaar of zes ben. Het moet geen verrassing zijn dat ik er het grootste gedeelte van de dag heb doorgebracht. Natuurlijk is het meeste gerestaureerd en gerenoveerd, maar het blijft indrukwekkend. Ik ben altijd gefascineerd door Romeinse wegen, waarin je de karrensporen nog ziet staan. Aan het eind van de dag wandelde ik door de zijstraatjes, waar verder niemand te bekennen was. Ik fantaseerde dat ik tweeduizend jaar terug in de tijd gereisd was, had ingebeelde gesprekken met een Pompeiiaanse dame, en aaide bovengenoemde karrensporen. Hmm. Misschien had ik toch iets meer water moeten drinken.

CAM03776[1]
Ik hartje Romeinse wegen
Als laatste is een vakantie met Fem natuurlijk niet compleet zonder een aantal Femstyle-momenten:
-Het moment dat ik op de ferry van Palermo naar Napels werd versierd door een oude Napolitaanse ‘matroos’, terwijl ik potdorie gewoon naar de zee wilde staren in mijn eentje.

CAM03732[1]
Ik wou gewoon naar dit uitzicht staren, ja!
-Het moment dat ik in Venetië op de verkeerde boot stapte naar het vliegveld, totaal in de paniek schoot, op de boot terug stapte en er toen achter kwam dat ik eerder tóch de goede boot had genomen. Iets vergelijkbaars gebeurde tijdens een busreis op Sicilië. Ik leer het nooit.
-Het moment dat ik in een grote taalverwarring niet kon kiezen tussen ‘ciao’ en ‘bye’, en dus maar ‘chai’ zei. De middenweg is altijd de beste oplossing, nietwaar?
-Het moment dat ik in een enorme huilbui uitbarstte op de terugweg naar Ierland, toen de douanier in Londen aan me vroeg “Are you okay, darling?”. Ik voelde me halfdood en moe, dus het was geen goede vraag. De sluizen gingen open, en ik kon drie minuten lang niet zeggen waar ik naartoe moest vanwege al het water dat uit mijn ogen stroomde. De Engelsen achter mij in de rij begonnen op z’n typisch Engels te huffen en puffen van ongemak en frustratie. Gelukkig ben ik heelhuids thuisgekomen.

Een aantal afsluitende overpeinzingen:
-Ik heb altijd het idee dat mensen in Italië altijd veel meer was te doen hebben dan in de rest van de wereld. Elke dag hangen de waslijnen weer vol!
-Italianen begrijpen het niet als je in je eentje in een restaurant zit te eten, want eten moet je doen in een groep. Medelijden en genegeerd worden door de ober is je deel.
-Ik heb de Gouden Snaai gevonden in Venetië:

CAM03666[1]

Zucht. Dat geschrijf heeft meer van mijn Bank Holiday afgesnoept dan ik wilde. Ciao, ik ga weer op de bank liggen met een stuk appeltaart! 🙂