Fem in Amsterdam

Fem in Amsterdam

Mijn bezoekje aan Amsterdam loopt alweer ten einde, en morgen vlieg ik verder naar de Hoge Landen van Groot-Brittannië. Zo’n mopje van twee weken (of, mooi in het Engels, een fortnight) duurt toch altijd korter dan je denkt, omdat je uiteindelijk continu bezig bent om al je vrienden en familieleden weer te zien – hartstikke gezellig natuurlijk, maar (wéér zo mooi in het Engels) time flies when you’re having it gezellig!
Ook vandaag heb ik van alles op de planning staan, en ik moet deze blog tussen de bedrijven door schrijven (VAN WIE MOET DAT DAN?!), dus ik probeer het zo kort – maar krachtig – mogelijk te maken. Ik kan met een blij gemoed terugkijken op de afgelopen vijftien dagen, want voor de verandering heb ik van tevoren een lijstje gemaakt van alle dingen die ik wou doen, zien, en eten; en het grootste deel daarvan heb ik kunnen afvinken, zoals je hieronder zult zien. Daarnaast heb ik mijn ogen goed opengehouden en alles wat me opviel aan “Nederlandsheid” genoteerd. Ook al kom ik hier vrij vaak (dankjewel Ryanair!), je gaat je thuishaven toch met iets andere ogen bezien, en dat vind ik grappig om te merken.

IMG-20180819-WA0001[1]
Gezelligheid met mijn prachtig op de foto staande familie in de Vondeltuin

WAT IK WILDE DOEN:
–> Naar de Efteling. Dat staat ALTIJD helemaal bovenaan mijn lijstje, want eigenlijk kunnen mijn vrienden en familie me niets schelen, zoals de lezers onder jullie wel weten. Helaas kon ik dit jaar niet gaan, want mijn vrienden en familie trokken zich ook niets van mij aan, en waren al gegaan ZONDER MIJ. Grmbl.
–> Mijn favoriete boekwinkeltjes bezoeken. Dat is fantastisch gelukt, mede dankzij mijn  boekenbuddy E.M., met wie ik vrolijk door de Leidse straten zwierde, op zoek naar meer boek. Daarnaast heb ik door een aantal tweedehands stapels op de Spuise boekenmarkt gerommeld, en de loods achter bij mijn ouders geplunderd. (Daar was het vechten met een oud vrouwtje dat de hele mikmak uitkamde op zoek naar sci-fi-pockets; ik kon gelukkig een oude Isaac Asimov nét voor haar handen weggrissen. Ja doei, er zijn wel meer mensen die van die verhalen houden. Plus, ik heb haar eigenlijk een dienst gedaan, want als verzamelaar moet je altijd iets te wensen overhouden.) Mijn missie was om zo veel mogelijk toffe Nederlandse boeken, klassiekers of nieuwelingen, te vinden, want soms mis ik het om thuis in Dubje in mijn eigen taal te kunnen lezen.

20180817_164719[1]
Twee van de boeken die ik gevonden heb tijdens mijn gestruin. Niet op de foto: een leren uitgave van “Max Havelaar”, en een sprookjesboek van Godfried Bomans.
–> Mijn favoriete oude begraafplaats bezoeken. Mislukt, want ondanks dat er op internet leuk openingstijden staan, weet je maar nooit of de mensen die het beheren zich daaraan houden. Dat is natuurlijk ook de charme van […favoriete begraafplaats…ik verklap de naam lekker niet, want het is mijn geheim], maar het is wel frustrerend om steeds voor een dicht hek te staan en met moedeloos, melodramatisch verlangen naar de grafstenen in de verte te staren.
–> Een wandeling door de Nederlandse natuur maken. Tijdens het schrijven van mijn scriptie ging ik weleens op een doordeweekse dag NS-wandelingen maken, van station naar station, om mijn hoofd leeg te laten naturen – er is dan geen kip te zien, en je denkt bijna dat het wel meevalt met die overbevolking. Gisteren maakte ik eenzelfde tochtje, door de Veluwezoom, en het deed me aan die stressvolle oude tijd denken, zonder de stress. Het was rustig – het eerste uur kwam ik alleen een muisje, een boel mestkevers, een stel roodborstjes en echtpaar met twee honden tegen. Daarna druppelde er wat meer menselijk leven binnen, maar het bleef leeg genoeg om te fantaseren dat ik alleen op de heide was. Mijn favoriete ontmoeting was met een jonge hond, die mij vrolijk op zat te wachten – zijn baasjes kregen hem niet mee, en vertelden me dat het beessie iedereen gedag moest zeggen voor hij verder wou. Na een enthousiaste knuffel, waarbij hij zichzelf bijna wurgde met z’n lijn, was het goed, en holderdebolderde de hond er weer vandoor. Wat zijn het toch ook blije wezens.

20180828_120750[1].jpg
Eén van de vele kevers die ik tegenkwam
–> Een kasteel bezoeken. Sinds ik bezig ben met middeleeuwse archeologie, begin ik dat tijdperk steeds meer te waarderen. Daarnaast kwam ik erachter dat er in mijn kennis van de Nederlandse historie best veel gaten zitten. Daar moest verandering in komen. Ik reisde door vriendelijk West-Friesland naar Medemblik, waar graaf Floris V en Beatrijs mij op gedragen toon vertelden over hun burcht aan de Zuiderzee. Daarna werd ik door een rijke boer onthaald op de stoomtram naar Hoorn. De gehele rit legde hij de mensen naast mij in kleurrijk Engels uit hoe zijn kostuum in elkaar zat, van boven tot onder: “If you want, you can open dis flap (wijzend op zijn kruis), en you can see everysing! But I’m not a dirty old man!” En: “See my stokkings, dey show my beautiful… how you call it? Calfs?”

20180821_121219[1].jpg
Kasteel Radboud in Medemblik
–> De Noord-Zuidlijn zien. Eindelijk is dat klereding af, en nu wilde ik er wel eens mee reizen. Tot mijn verbazing zag het er nog prima uit ook. Op halte Rokin worden enkele archeologische vondsten tentoongesteld, een ander station houdt een eerbetoon aan Ramses Shaffy en is het diepst gelegen, en weer een ander is versierd met oude foto’s. “Dit lijkt wel Rotterdam”, zei mijn reisgenootje, en werd toen door een ouwe Amsterdammer op haar nummer gezet. “Nou niet Amsterdam met die stad fergeleike”, zei hij chagrijnig, “hier is ’t feel mooier.”

20180819_160418[1].jpg
Archeologie langs de roltrappen bij halte Rokin
–> Een museum bezoeken. Ik had er een paar op mijn lijstje staan. Uiteindelijk ben ik toevalligerwijze beland in het Stadsarchief, waar straatfotografie van Dolf Toussaint werd tentoongesteld; bezocht ik het Allard Pierson, voor meer fotografie, en werd ik betoverd door de door de natuur geïnspireerde installaties van Studio Drift in ’t Stedelijk.

20180819_135701[1]
Kleurenfoto’s van vóór 1918, nu in het Allard Pierson (zie hier)
20180825_160944[1].jpg
Bezoekers op de grond in het Stedelijk, om de deinende lampen te ervaren
–> Fijne Nederlandse tv kijken, waar ik me dan ook aan kan ergeren, zoals daar is: Zomergasten. HEERLIJK. Van de “zijn ze nou interessant/leuk of niet?”-gasten tot het traditionele (Twitter)gezanik over het decor en de presentator, alles is er prettig aan. Ik merk wel dat ik me er steeds minder goed op kan concentreren. Het lijkt wel of er tegenwoordig óf te veel, óf te weinig fragmenten worden getoond, en de gasten er eerlijk gezegd vrij weinig interessants over te vertellen hebben. (N.B. Ik heb alleen Pieter Waterdrinker en Eric Wiebes gezien, en ik vond hen allebei niet erg boeiend en vooral overdreven breedsprakig gedurende de hele avond – al dat semi-intellectuele gewauwel om te verbloemen dat je eigenlijk niets nieuws te zeggen hebt! Toch denk ik dat ik wel graag een boek van eerstgenoemde zou willen lezen; ik denk dat zijn avonturen beter over zullen komen in geschreven vorm.)
–> De “nieuwe huisjes” van mijn vrienden bezoeken. Afgelopen jaren zijn een boel van mijn familieleden en vrienden samen gaan wonen, en/of ze zijn verhuisd, en dat heb ik in den verre natuurlijk allemaal moeten missen. Nu had ik eindelijk de tijd om langs te gaan en hun moestuintjes te zien. Wat wil een mens nog meer? 😀
–> Dan zijn er nog veel dingetjes die ik graag had willen doen, en die er niet van gekomen zijn, omdat ik te lui was. Zo ben ik niet naar Artis of ’t Amsterdamse Bos geweest, heb ik geen theatershow bezocht, en ben ik niet door de mooie centrale bieb gelopen. Ik heb ook niet bootjegevaren, ben niet op ’t strand geweest, en ben niet gaan zwemmen in het Zuiderbad, ondanks verwoede pogingen. Maar dat komt volgende keer wel… zoals ik mezelf altijd wijsmaak.

WAT IK WILDE ETEN & DRINKEN:
–> Bitterballen en kroketten. Behoeft geen uitleg. Mijn pens zit nu vol.
–> Ambachtelijke streekbiertjes. Ik heb een hipsterige obsessie opgevat voor craft beer, en overal waar ik kom ga ik op zoek naar slijterije en brouwerijen. Zo heb ik Medembliks bier gevonden (Radboud) en bier uit Leidschendam (Neptunus), en ben ik erachter gekomen dat Kleiburg Porter uit de Bijlmer niet te versmaden is.
–> HAGELSLAG, ELKE OCHTEND HAGELSLAG. En pindakaas! Lekker suikerziekte.
–> Oude kaas, helaas niet met een vlaggetje erop. En dan ook leverworst. En mosterd. En alles.
–> Paprikachippies, al vind ik die eigenlijk niet zo bijzonder. Maar het gaat om het idee. Naturelchips smaakt hier trouwens ook heel anders.
–> Goede koffie op een terras. Vergeleken met Ierland is de koffie toch echt wel stukken beter, en je krijgt het ook in kleinere kopjes. Het is dan wel weer duurder. Fuckers.
–> 
Pannenkoeken en/of poffertjes. HELP IK HEB NOG MAAR 1 DAG OM POFFERTS TE ETEN EN IK MOET HET SNEL DOEN WANT ANDERS BEN IK AF

Poffertjes-Dutch-Mini-Pancakes-5-of-5-1024x747
–> Appelgebak, mét slagroom. Helaas kreeg ik zo’n taartje koud uit de vitrine, dat was dan wel weer een tegenslag.
–> Een krentenbol. Ik vraag me trouwens af of er mensen zijn die Bente Krol heten – als je dan je voorletters verwisselt, klink je net als deze lekkernij. Maar dat terzijde.
–> Drop. Op zich heb ik nu mijn dropadresjes in Dublin, maar niets is beter dan de Appie in te lopen en een HEEL REK VOL DROP te zien. Van tikkels tot autodrop en alles daartussen. Hemels.

drop.jpg
Het paradijs

–> Goede döner kebab. Ik eet in Ierland helemaal geen kebab, deels omdat ik tegenwoordig probeer weinig tot geen vlees tot mij te nemen, en deels omdat het gewoon verschrikkelijk vies is daar. In Leiden at ik een broodje voor de lunch, vergezeld door Turkse liederen, en ik zat de rest van de dag vol. Dat noem ik nou kwaliteit! 😛
–> Oranjekoek. Zo fijn om familie in Fryslân te hebben!
–> Tony’s Chocolonely-repen. Voor mij de beste, zo niet de leukste chocola ter wereld. Elke keer als ik hier ben kom ik weer voor verrassingen te staan, en MOET ik natuurlijk wat witte-choc-met-knettersuiker of amandel-kers meenemen naar het vooralsnog van Tony verstoken Ierland.
–> En, als laatste: de overheerlijke gerechtjes uit moeders/vaders keuken, want hoezeer je ook je best doet, als je het zelf maakt wordt het nooit zo lekker als thuis.

WAT IK OPGEMERKT HEB:
–> Mensen zijn best vriendelijk. Echt! Ja, ze zijn ook wel bot en direct (een eigenschap die ik na tweeënhalf jaar Ierse draaikonterij steeds meer begin te waarderen), daar valt niets aan te veranderen. Toch beginnen veel Nederlanders zomaar een gezellig praatje met je, zonder dat ze dat doen om je de les te lezen, en het viel me ook op dat men in de bus veel leuker met elkaar omgaat dan ik me kan herinneren. De chauffeurs lijken aardiger (zeker in West-Friesland), zwaaien je uit, en de passagiers zeggen ook gedag. Bijna Iers!
–> Er is overal ZO VEEL ENGELS te horen en te zien. En niet alleen in Amsterdam; ook daarbuiten kom je het tegen. Engelse namen voor winkels of bedrijven, Engelse woorden in gesprekken, Engelse dit, Engelse dat. Het valt me nu nog méér op dan eerst, en ik snap dat die “op handel gerichte Hollanders” graag een internationaal publiek aantrekken, maar het loopt de spuigaten uit. Wat is er mis met onze taal? Eerlijk gezegd ben ik ook het Nederlands meer gaan waarderen nu ik in het buitenland woon; als je soms dingen moet vertalen, of even niet weet hoe je iets in ’t Engels moet zeggen, kom je erachter hoe interessant, veelzijdig en …ja, toch ook wel mooi?… je eigen taal is. Het steekt mij dat men Engelse uitdrukkingen of zegswijzen gebruikt waar er gewoon een Nederlandse variant bestaat. (Hier ben ik zelf ook schuldig aan, dat zal ik niet ontkennen.) Natuurlijk, taal verandert en evolueert, maar ik vind het zonde dat het nu als wegwerpartikel wordt gebruikt om maar een beetje cool…ehm, pardon, stoer… over te komen.
–> Het land is mooi op een park-achtige manier. Er zijn wel wat enigszins ongerepte gebieden, maar in principe is alles gepland, vastgelegd, en door mensenhanden bewerkt. Zelfs zoiets als een heidelandschap, dat er dan wat “woester” uitziet, had niet kunnen bestaan zonder menselijk ingrijpen. (Logischerwijs geldt dit trouwens voor heel veel plekken op de wereld, zelfs als je het niet verwacht: menselijke invloed is bijna overal te zien, van het Amazonegebied tot aan het Himalaya-gebergte.) Nederland is schoon, netjes, en keurig: de steden zijn niet vies, de treinen zijn vrij schoon, alles glanst een beetje, er zijn nauwelijks ruïnes te vinden, en er wordt continu driest gebouwd en opgeknapt…Of het goed is of niet, daar valt over te twisten, maar het valt me erg op omdat het in Ierland zo anders is.

20180828_140303[1]
Het Veluwse landschap in al zijn glorie
–> Ja, alles is efficiënt. Daar valt niets aan te veranderen. Ik ging naar de bank om iets te regelen en stond binnen 10 minuten weer buiten. Ik hoefde niet al drie jaar van te voren te plannen hoe ik ergens met ’t OV heen kon reizen, om dan vervolgens op de dag zelf erachter te komen dat deze bus op deze specifieke tijd niet ging. Toch is die efficiëntie ook irritant, want het geeft geen speelruimte. Doe je één klein dingetje mis, dan ligt meteen ALLES overhoop. Daarnaast zijn mensen toch wel erg met regeltjes bezig, en bemoeien ze zich overal mee. Als je iets fout doet, krijg je het meteen te horen, het maakt niet uit van wie: jong of oud, man of vrouw, ze hebben allemaal wat over je te zeggen. “Nou, je mag je fiets op deze tijd helemaal niet in de trein meenemen”, mompelden twee jonge meiden venijnig tegen een wat ouder stel, terwijl ze hun stomme reten ook wel ergens anders hadden kunnen neerpleuren. Andersom zijn mensen ook allemaal heel eigenwijs en denken ze de wijsheid in pacht te hebben. Daar kan ik nou echt niet tegen; dan is die laissez-faire van de Ieren een stuk beter aan mij besteed.
–> Waarom drinkt iedereen hier ineens allerlei alcoholvrij bier? Het is overal verkrijgbaar en staat bij iedereen in de koelkast. Wat heb ik gemist?
–> In het verlengde ervan zijn mensen ook veel fitter en milieubewuster, meer bezig met gezondheid en duurzaamheid, dan in andere landen. Natuurlijk beweeg ik mij in een klein bubbeltje van Randstadbewoners met naar links hangende politieke overtuigingen, maar toch: het is hier makkelijker om vegetarisch of biologisch voedsel te vinden, bezig te zijn met moestuintjes, of duurzamere varianten van alledaagse producten te kopen. Toegegeven, het is een hype (want zelfs supermarkten en grote ketens doen er aan mee) maar het is wel opvallend dat het hier in zeer vruchtbare aarde valt. Je ziet ook veel minder mensen met overgewicht hier dan in Ierland – zou het door al het fietsen en traplopen komen, of toch door het betere eten? “Zelfs” 65-plussers zijn behoorlijk vitaal, en fietsen zich zo een slag in de rondte door de Veluwe of de Limburgse heuvels.
–> Over heuvels gesproken: ha! Dit land is echt heel plat. Héél erg plat. “Bergen” zijn heuvels en “heuvels” zijn hoopjes aarde. De horizon is altijd een rechte lijn. Oh, en het is hier ook klein. Héél erg klein. Mensen zaniken over een treinreis van drie uur! In Ierland (dat, toegegeven, ook niet al te enorm is, maar alsnog drie keer groter dan hier) zit je dan nog niet eens aan de andere kant van ’t land. Ik kan veel zeggen, maar ook ik verval gelijk weer in dat zanikgedrag als ik hier ben, net zoals dat ik meteen een maniak op de fiets word zodra ik een voet in Amsterdam heb gezet.
–> Mensen praten hier luider in het openbaar, lijkt wel – veel mensen vinden het erg interessant om zichzelf te horen wauwelen. Iedereen heeft een MENING, die alle andere mensen op de wereld moeten horen. Het is gezellig, het zorgt voor geroezemoes op terrasjes én in treinen, maar soms heb je er echt geen zin in om naar de weekendavonturen van de jongen naast je te luisteren. Oh, en ligt het aan mij, of beginnen de stemmen van alle meiden tussen de 20 en 30 langzaam samen te smelten tot één enkele zelfde toon?
–> À propos jonge mensen: die zijn wel redelijk anders dan Ieren van dezelfde leeftijd, en hoewel er vele verschillen zijn, valt mij het meest op dat zij zich anders kleden en zich anders opstellen tegenover de liefde. De stellen die ik hier ken zijn veel relaxter en geven elkaar veel meer ruimte dan de meeste Ierse stelletjes die ik heb ontmoet – het is daar toch wat traditioneler, en er wordt verwacht dat je continu alles samendoet en aan elkaar kleeft, als een eenheid. Ik kan me ook goed herinneren dat mijn huisgenootje E.P. (die me vorig jaar in Amsterdam kwam bezoeken) geïntrigeerd was door het feit dat mensen hier zo makkelijk zijn wat betreft kleding en make-up en zich minder (vaak) opdirken. Alleen een beetje mascara en een spijkerbroek kan ook. Dat vind ik een fijne eigenschap.
–> Nog een positief punt: ondanks al mijn gezanik over Zomergasten (dat hoort er wel bij, dat gezanik, want Nederlanders zeuren ook graag, net als alle andere Europeanen trouwens) mag ik graag thuislandse tv-programma’s kijken en thuislandse kranten lezen. Ze zijn over het algemeen van goede kwaliteit, en het is een verademing na de Ierse armoeiigheid op dat gebied.
–> Een Amsterdams punt: elke keer als ik hier ben, is de stad wéér een stuk voller geworden. Leuk hoor, al die toeristen, maar de binnenstad is echt een hel, en ik zou er niet meer willen wonen. Zeker als je je als toerist-in-eigen-stad gedraagt, zie je hoe duur en druk alles is. Dublin heeft het ook een beetje, zeker rondom Temple Bar, maar er is makkelijk aan te ontsnappen (je loopt gewoon Temple Bar uit): de drukte in Amsterdam overstroomt de hele stad. Over Mokum gesproken, het lijkt wel of de stad veel minder cultureel divers is dan ik mij kan herinneren, en ik kan er de vinger niet op leggen waarom. Trekken mensen zich terug in hun eigen groepjes, zie ik het simpelweg niet, of heb ik het te erg opgeblazen in mijn verhalen over “mengelmoes Nederland”? Als iemand hier een antwoord op weet, hoor ik het graag. Misschien stel ik me aan.

Nou jongens, ik ga mijn tas inpakken en mij voorbereiden op een week vol whisky, bergen en Harry Potter-lol. Jullie horen erover!

 

Op spokenjacht

Op spokenjacht

Vorig weekend besloten mijn huisgenootje, twee vrienden en ik om een lang gekoesterde wens in vervulling te laten gaan: het most haunted house in Ierland bezoeken, Leap Castle (zeg: Lep). Ik wilde er al heen sinds vorig jaar oktober, maar gebrek aan geld, organisatie-skills, en vrienden die van creepy plekken houden zorgden ervoor dat ik steeds maar in Dublin bleef. Dit keer, echter, hadden we een plan.
Omdat dit Ierland is, was het plan natuurlijk gedoemd anders te verlopen. Ten eerste hadden we er niet op gerekend dat er een extra persoon mee zou gaan: een vriend van werk, die toevallig met ons was wezen drinken de nacht ervoor, en in dronken blijdschap had ingestemd zich aan ons groepje avonturiers toe te voegen. Die ochtend had hij er spijt van, want hij had een enorme kater (waar hij trouwens een paar uur lang enorm dramatisch over liep te doen – ik heb nog nooit iemand zo theatraal zien reageren op een beetje drank).
Ten tweede misten we de bus, wat geen verrassing mag heten aangezien we allemaal nog alcohol in ons systeem hadden. We moesten gedwongen een uur langer in Dublin rondhangen, en doken de eerste de beste pub in, waar de verbaasde eigenaar (die nog niet eens alle stoelen goed had neergezet) ons thee en Guinness schonk.

Onze eindbestemming was County Offaly, wat offaly far van de hoofdstad ligt, in dat gevreesde deel van het land waar toeristen nooit komen: de Midlands. Dom van ze, want hoewel je er logischerwijs geen kliffen en eilandjes kan vinden, is het archeologisch en historisch gezien een zeer rijk gebied, vol met oude kloosters en kastelen. Elk kasteel heeft zijn eigen spookverhalen, zoals dat gebeurt op de Britse Eilanden: sommige plekken zijn ‘levendiger’ dan andere, en Leap Castle is het allerdrukst. Het herbergt meerdere geesten, van een druïde-spirit tot een lange vrouw die door de gangen waart. De plek kent een lange, lange historie: er zijn vondsten gedaan uit de prehistorie, en er staat al een kasteel sinds de vijftiende eeuw, toen het land toebehoorde aan een machtige Ierse clan. Het zal niemand verbazen dat de geschiedenis van Leap Castle zeer bloederig is, en er flink om het huis is gestreden. Tijdens de Ierse burgeroorlog werden de toenmalige bewoners gedwongen om een veiliger oord te zoeken – het kasteel werd in 1922 gebombardeerd. Detail uit mijn boek Haunted Ireland van Tarquin Blake: “[the IRA irregulars] first got into the wine cellar, where they got so drunk that they were unable to discharge the bombs and managed to burn down only a small part of the castle”. Gelukkig maar, want daardoor staat er nog een hoop overeind. Leap heeft echter lang leeggestaan, en is in 1989 gekocht door Sean Ryan en zijn vrouw, die het met pijn en moeite weer tot een leefbare ruimte hebben weten om te toveren. Zij geven er nu rondleidingen. Dit is Sean, oftewel de meest Ierse man die je ooit zult aanschouwen:

Sean_Ryan_Black_and_White_262x262[1]
via visitoffaly.ie
Als je het kasteel wilt zien, moet je hem bellen of mailen, en dan kan je bij hem op visite. Mocht jij, beste lezer, trouwens meer willen weten over Leaps geschiedenis, dan raad ik je aan naar de website te gaan, of het eerder genoemde boek van Blake aan te schaffen.

RoscreaDowntown[1]
Roscrea, Co. Tipp
Nu we de geschiedenis kort hebben doorgespit, zal ik verder gaan met onze reis. Ons idee was om naar Roscrea, County Tipperary, te gaan, en vanaf daar een taxi te nemen. Roscrea is zo’n typisch Iers dorpje met een hoofdstraat, een kerk, wat pubs, een Supermac’s, en dan pats-boem nog een oud kasteel. Natuurlijk regende het, en was er bijna niets of niemand op straat te zien, laat staan taxi’s. We besloten het eerste het beste winkeltje in te lopen en daar om de nummers van taxichauffeurs te vragen, want op ’t Ierse platteland bel je geen bedrijf, maar je belt Mick, of John, of Seamus. (We werden keihard uitgelachen toen we vroegen of er niet ergens een taxistandplaats was.) Echter, de mannen hadden allemaal besloten precies deze zaterdagochtend hun roes uit te slapen/moeder te bezoeken/telefoon uit te zetten, want ze waren niet te bereiken. Het werd een doldwaze tocht door het dorp, langs winkels en het local Gardaí station, en toen we ineens een taxi door de straat zagen rijden, raceten we er allemaal als een kip zonder kop achteraan. “Stop! Stop!” “Sorry lads, just passing through”, riep de bestuurder ons geamuseerd toe, en we dropen af. Uiteindelijk eindigden we natuurlijk in de pub, waar we op typische countryside-wijze uit de brand werden geholpen. “Ik ken wel iemand met een taxi voor vijf, ik bel hem wel even voor je”, zei een vrouw aan de bar, en de klus was binnen twee minuten geklaard.
We hadden nog genoeg tijd om een pint te drinken, al zorgde ik ervoor dat iedereen hem achterover moest gooien. Hoe, hoor ik je vragen? Wel, ik liep naar buiten om te kijken of onze rit er al was, zag een busje staan, rende terug, en riep: “Hij is er!” Pas daarna besloot ik te checken of de auto ook écht een taxi was. Lang verhaal kort, ik bezorgde een arme oude man die rustig achter het stuur zat te lezen de schrik van zijn leven, en mijn vrienden de snelste slok Guinness ooit.
Gelukkig kwam de échte taxi algauw aan. “Where’s the other fella, lads?” vroeg de chauffeur melig. “The ghost?” Dat was geinig, maar hij merkte dat hij succes had en maakte de grap daarna nog een stuk of vier keer opnieuw.

1200px-Castle_Leap,_Birr,_Ireland[1]
Leap by day
Het was inmiddels aan het schemeren, het perfecte tijdstip om op spokenjacht te gaan. We werden ontvangen door de landlady en haar katten, en zetten ons neder rond de open haard. Zodra je het kasteel binnenkomt, voelt het alsof je iets verstoort; alsof er net nog iemand aan de tafel heeft gezeten, of is opgestaan van een stoel, en de kamer is uitgelopen; een aanwezigheid van afwezigheid. Misschien komt het omdat je het verwacht, misschien komt het omdat het huis zo sfeervol is ingericht – oude meubelen, kaarsen, spiegels –, maar het blijft een vreemde ervaring.
Sean zelf was er niet, wat jammer was zei zijn vrouw, want normaal gesproken zou hij een mopje voor ons spelen op zijn tin whistle. Zij was echter een geweldige toergids, een geboren verhalenverteller. Terwijl we ons warmden aan het vuur, leidde zij ons door de geschiedenis van het gebouw, en ging toen verder met haar persoonlijke ervaringen. Ze vertelde dat hun dochtertje de eerste was die ooit wat had gezien. “Wie zijn die twee meisjes, mama?” had ze gevraagd, wijzend naar een lege trap. Haar ouders, beiden sceptici, vertelden haar dat ze geen verhalen moest verzinnen, maar het meisje bleef de twee anderen zien, soms begeleid door een lange vrouw. Later werd haar visioen onderschreven door twee bezoekers, die vertelden dat ze precies hetzelfde zagen. De landlady zelf, die naar eigen zeggen niet in geesten geloofde, liep op een dag de oude eetzaal in en hoorde ineens tientallen mensen om haar heen lachen en praten in een taal die ze niet verstond, alsof ze in een middeleeuwse pub was. Zo abrupt als het geluid gekomen was, verdween het ook weer. De lange vrouw verscheen aan vele anderen, zelfs mensen die nog nooit eerder geesten hadden gezien, en altijd op dezelfde plek: in de hal, bij de eettafel. Toen ons dat verteld werd, zag ik de ogen van één van mijn vrienden groot worden. Later zei hij: “Ik zag een schim in mijn ooghoeken zodra ik ging zitten, zelfs vóór dat ze het verhaal over de lange vrouw had verteld.” Ikzelf voelde het plotseling drastisch kouder worden om me heen, terwijl ik dicht bij het vuur zat, maar ik rationaliseerde het al gauw: tenslotte tocht het in zo’n gebouw overal, en zodra je je ook maar iets uit de warmte van het vuur begeeft, voel je de temperatuur meteen dalen. Toch kan ik niet verklaren waarom het ook koud bleef toen ik naar voren schoof en mijn armen naar het vuur uitstak, en waarom het leek of er iemand op mijn hand ademde. Een paar minuten later was het ineens weer warm.

Na het verhaal werden we rondgeleid door de andere kamers: ze hebben het prachtig ingericht, met een uitbouwtje dat uitkijkt over de midlandse heuvels, en een paar gezellige hoekjes waar je je kunt terugtrekken voor de kou. De oudere gedeelten van het huis worden niet bewoond, maar zijn deels opgeknapt. Helemaal bovenaan is de kapel, half vervallen maar sfeervol.
Hier een paar foto’s die mijn huisgenootje heeft gemaakt:

En de the Bloody Chapel op een zonniger dag:

the-bloody-chapel-at-leap-castle_1[1]

De kapel is schijnbaar de plek waar de meeste geesten zijn: hier vind je een lekker gruwelijke oubliette (zo’n gat waar men gevangenen in dumpte, om langzaam weg te rotten) en werd ooit een gehele dinner party uitgemoord. Natuurlijk besloot de landlady dat dit de beste plek was om ons alleen te laten. Het was inmiddels donker, en we moesten onszelf bijlichten met telefoons en iPads. Het regende, en omdat de kapel open was, vielen de regendruppels her en der op de vloer, ons elke vijf seconden een hartaanval bezorgend. Ik dacht een hand op mijn haar te voelen, iemand anders kreeg een tikje tegen zijn oor. We rilden van de kou en de spanning. “Laten we weer naar beneden gaan”, stelde ons huisgenootje voor. We liepen de lange wenteltrap af, voorzichtig om niet over de oneven treden te struikelen of door de gaten te vallen. De huiskamer was leeg. De landlady leek verdwenen, en ik verzon al allerlei horrorscenario’s in mijn hoofd, tot ze vrolijk de keuken uit kwam gelopen en ons op Ierse wijze uitgebreid gedag zei.

In de taxi terug (“Don’t bring any of them ghosts back, lads!”) werden we gebeld door een onbekend nummer. Ik nam op. “Hi, met Sean”, zei iemand aan de andere kant van de lijn. “Sorry dat ik jullie niet kon ophalen! Zijn jullie nog in Roscrea? Ik kan jullie nu wel het huis laten zien.”
“Oh, geen probleem”, antwoordde ik. “Je vrouw heeft ons rondgeleid.”
Het bleef lang stil.
“Ik heb geen vrouw”, zei Sean beduusd. Ik schreeuwde.

PS. Met dank aan Emily P. voor de foto’s en Chris C. voor de al-dan-niet-waargebeurde horror-twist aan het eind van deze blog. Muhahaha.

 

Dub-Update: Bomen & bladeren

Dub-Update: Bomen & bladeren

Eens in de zoveel maanden ontwikkel ik een nieuwe obsessie. Ik lees of zie ergens iets, raak erin geïnteresseerd, en kan er dan vervolgens wekenlang mijn mond niet over houden. Schotland was het vorig lijdend voorwerp, maar inmiddels ben ik compleet geobsedeerd door bomen. Dat komt allemaal door dit boek:

hiddenlife
(via amazon.com)

Ik leerde dat bomen onderling communiceren via hun wortelstelsel en het ondergrondse paddenstoelen-‘netwerk’: ze geven elkaar door wanneer er gevaar dreigt, sturen elkaar voedingsmiddelen wanneer nodig, en houden contact met hun nageslacht (!!). Wohlleben vertelt ook hoe bomen anticiperen en reageren op het komen en gaan van seizoenen, klimaatveranderingen, en plagen – hij vermoedt dat bomen herinneringen kunnen opslaan en daarvan leren, zoals elk levend wezen. Na het lezen van dit boek zag ik de wereld net een beetje anders, en ik moest iedereen meedelen hoe tof het wel niet was dat bomen met elkaar konden ‘praten’! Na een tijdje stond ik op mijn werk bekend als ‘bomenknuffelaar’. (Voor wie wél geïnteresseerd is in dit onderwerp, raad ik deze Ted Talk van Canadese onderzoeker Suzanne Simard aan.)

Enfin, ik kon mijn enthousiasme (bijna) nergens kwijt. Wie schetst mijn verbazing dan ook toen ik zag dat één van mijn favoriete boekwinkels een literair avondje hield over…jawel…bomen!

Niemand wou met me mee, dus ik moest in mijn eentje. Nu ga ik wel vaker in mijn uppie ergens heen, maar ik ben altijd op mijn hoede als ik me tussen artistiekelingen en schrijversmensen moet begeven. Dat klinkt bevooroordeeld, en dat is het stiekem ook een beetje, maar mijn voorgevoel was terecht. Zodra ik de winkel binnenliep, merkte ik dat iedereen elkaar al kende; iedereen zag er nonchalant-artistiekerig uit (oftewel de semi-hippie-look, ofwel de compleet-in-het-zwart-look) en het bleek later ook dat bijna alle aanwezigen Artists waren, van fotografen tot dichters. Niemand keurde me een blik waardig. Ik zat op een klapstoeltje met een glaasje complimentary wine, en vermaakte mezelf met mensen kijken. Plots liep er een meisje naar me toe: “Hi, is this seat free?” Ze kwam naast me zitten en ik had een vreemde, bijna buiten-lichamelijke ervaring. Ik zag mezelf en dacht: Fem, je kan NU beslissen wat er gebeurt. Je kan niets zeggen en rustig naar het praatje luisteren, of je kan dit meisje aanspreken en een gezellig, maar onbenullig gesprek houden over waar jullie vandaan komen enzo. Ik moest er van giechelen, waardoor het meisje me vreemd aankeek, en ik wel gedwongen werd om een gesprekje aan te knopen. Het was best interessant, want ze bleek een Amerikaanse te zijn die de halve wereld had rondgereisd en op meerdere plekken in Europa had gewoond.

De lezing begon. Er zijn vier dingen die je moet weten over dit soort evenementen, voor ik verder kan gaan:
1) Er gaat altijd iets mis. Dit keer werd de lezing verstoord door zachte, nauwelijks te horen jazzmuziek. Niemand wist waar het vandaan kwam; alle speakers en telefoons stonden uit en er waren geen muzikanten op straat. Zodra iedereen stil was, echter, stopte het riedeltje ineens. Dit gebeurde een aantal keer, en het raadsel is nog altijd niet opgelost.
2) Het begint (en/of eindigt) altijd veel later dan gepland (meestal door reden 1), zeker als je in Ierland bent. Ik word daar altijd chagrijnig van, want denk dan: Jezus, ik had een halfuur langer mijn boek kunnen lezen/in mijn bed kunnen liggen/Outlander kunnen kijken.
3) Het onderwerp is na een halfuur al uitgeput, en daarna babbelt men verder over dingen die eigenlijk niet zo boeiend zijn voor het publiek (maar wel voor henzelf).
4) Er zijn altijd toehoorders die ‘iets grappigs’ moeten roepen en/of moeten laten weten dat ze een bekende zijn van de spreker. Ik heb een hekel aan dat soort mensen, en dat mogen jullie best weten.

Ik had mezelf niet al te veel ingelezen in wat er ‘op het menu’ stond, want zodra ik de titel had gezien was ik al verkocht. De avond werd voorgezeten door de artieste Katie Holten, de auteur van het boek About Trees, en de ontwerpster van dit alfabet:

katieholten
(via katieholten.com)

Goed gezien, dat is een lettertype bestaand uit bomen! Ik ben de F van ‘fern’, en daar ben ik zeer tevreden mee. About Trees is een prachtig koffietafelboek, natuurlijk gemaakt van verantwoord papier. Het bestaat uit een collectie van verhalen, gedichten, liedjes, en interviews over bomen, deels geschreven in het tree alphabet. Dit fragment uit James Joyce’s Ulysses staat er ook in:

“The fashionable international world attended en masse this afternoon at the wedding of the chevalier Jean Wyse de Neaulan, grand high chief ranger of the Irish National Foresters, with Miss Fir Conifer of Pine Valley. Lady Sylvester Elmshade, Mrs Barbara Lovebirch, Mrs Poll Ash, Mrs Holly Hazeleyes, Miss Daphne Bays, Miss Dorothy Canebrake, Mrs Clyde Twelvetrees, Mrs Rowan Greene, Mrs Helen Vinegadding, Miss Virginia Creeper, Miss Gladys Beech, Miss Olive Garth, Miss Blanche Maple, Mrs Maud Mahogany, Miss Myra Myrtle, Miss Priscilla Elderflower, Miss Bee Honeysuckle, Miss Grace Poplar, Miss O. Mimosa San, Miss Rachel Cedarfrond, the Misses Lilian and Viola Lilac, Miss Timidity Aspenall, Mrs Kitty Dewey-Mosse, Miss May Hawthorne, Mrs Gloriana Palme, Mrs Liana Forrest, Mrs Arabella Blackwood and Mrs Norma Holyoake of Oakholme Regis graced the ceremony by their presence. The bride who was given away by her father, the M’Conifer of the Glands, looked exquisitely charming in a creation carried out in green mercerised silk, moulded on an underslip of gloaming grey, sashed with a yoke of broad emerald and finished with a triple flounce of darkerhued fringe, the scheme being relieved by bretelles and hip insertions of acorn bronze. The maids of honour, Miss Larch Conifer and Miss Spruce Conifer, sisters of the bride, wore very becoming costumes in the same tone, a dainty motif of plume rose being worked into the pleats in a pinstripe and repeated capriciously in the jadegreen toques in the form of heron feathers of paletinted coral. Senhor Enrique Flor presided at the organ with his wellknown ability and, in addition to the prescribed numbers of the nuptial mass, played a new and striking arrangement of Woodman, spare that tree at the conclusion of the service. On leaving the church of Saint Fiacre in Horto after the papal blessing the happy pair were subjected to a playful crossfire of hazelnuts, beechmast, bayleaves, catkins of willow, ivytod, hollyberries, mistletoe sprigs and quicken shoots. Mr and Mrs Wyse Conifer Neaulan will spend a quiet honeymoon in the Black Forest.”

Een paar andere artiesten die aan het boek hadden meegewerkt waren aanwezig: Susan McKeown, een zangeres met een prachtig accent, die zong over hoe de Engelsen Ierland hadden leeg-gekapt en over liefde onder een eikenboom – en Paula Meehan, een door-en-door-Dublinse dichteres die twee werken voordroeg over haar grootouders, de ‘bomen’ uit haar jeugd.

De avond maakte mij gelukkig, want het gesprek ging algauw over hoe belangrijk de natuur is voor de mens, hoe men de connectie met planten en bomen aan het verliezen is, en de invloed die wij als mens hebben op de wereld. Ik moest denken aan wat Peter Wohlleben in zijn boek schrijft: dat bossen een uniek ecosysteem zijn waar alles precies op elkaar afgestemd is, en dat wij, met ons industrialisme en ‘natuurbeheer’, daar vaak een teringzooi van maken (excusez le mot). We kunnen niet zonder de natuur, zowel op grootschalig als kleinschalig niveau: het schijnt bijvoorbeeld dat de specifieke geuren die bomen uitstoten (je kent het wel, je ruikt het zodra je een bos binnenwandelt) een meetbaar kalmerend effect op ons hebben. Ik heb dit onlangs ook gemerkt toen ik naar een zen-tuin in de Wicklow Mountains ging, waar je op een bankje kan gaan liggen en een tree-bath kan nemen – maar ik wist het al eerder, want niets maakt mij rustiger dan het maken van een lange boswandeling.

forest
Bomen!!!!! (thinglink.com)

Er werd ook veel gepraat over die andere wortels, de menselijke roots, want dit blijft toch Ierland, en mensen staan hier altijd met één voet in het verleden. De verhalen kwamen los: de dichteres vertelde hoe zij erachter was gekomen dat haar overgrootmoeder een madam in the Monto was geweest, de hoerenbuurt van Dublin (en de grootste van Europa destijds). Tegenwoordig is de geschiedenis van deze buurt keurig weggepoetst: straatnamen zijn veranderd, en de familieleden van de dichteres hielden hun mond stijf dicht over hun dubieuze afkomst. Kortom, zeiden de drie sprekers, we zijn niet alleen de link met de onze natuurlijke wortels, maar ook die met onze eigen geschiedenis vaak verloren. Ik herken deze gedachte: soms lijkt het net of de mensen van deze tijd rondzweven op hun eigen planeet, losgeweekt van het verleden en de toekomst, verwijderd van de rest van de natuur. Er is geen lange-termijn-visie, er is geen historisch besef, en het lijkt alsof velen denken dat hun acties geen invloed hebben op de wereld rondom hen. Dit verklaart wellicht ook waarom zoveel mensen niet in de opwarming van de aarde ‘geloven’.

Susan McKeown sloot af met een lied in het Gaelic en ik voelde me plots enorm connected met de wereld om me heen, met de mensen om me heen. Ik draaide me om naar het Amerikaanse meisje naast me en deed mijn mond open om wat te zeggen. Ze was me voor.
“Ik moet gaan, ik ben te laat, nice to meet you“, mompelde ze, en ze rende de trap af, de straat op, weg.
Ik was weer alleen.

(P.S. Volgende week geen Dublin-Update, want ik ben dan in Venetië! Maar vreescht niet, ik heb een paar andere blogs ingepland, dus er valt nog genoeg te lezen.)