Het is meer dan een jaar geleen dat ik dit voor het laatst heb gedaan – maar F.I. en ik zijn erg langzaam wat betreft dit project (er zijn een paar films geweest in de jaren zestig en zeventig waar we tegenaan zaten te hikken). We zijn nu pas halverwege de jaren 70, dus het gaat nog wel een tijdje duren, alhoewel de ‘echte’ horror nu flink op stoom raakt!
Ik heb natuurlijk andere interessante(re) dingen te vertellen – ik ben in augustus naar Georgië en Azerbeidzjan op reis geweest met mijn nichtjes – maar ik moet eerst nog alles op een rijtje zetten voor ik aan dát Verslag kan beginnen, dus het komt later aan de orde. Eerst gaan we verder met Horror.
In de jaren 40 zitten we nog steeds diep in de ‘ Golden Age of Hollywood’. Tijdens dit decennium werden er nog meer films geproduceerd dan in de jaren ervoor, ondanks (of juist vanwege) de Tweede Wereldoorlog. Ook het horrorgenre bloeide op, al was het (na de introductie van de Code) aan banden gelegd. Grote Amerikaanse studios, zoals Universal, hadden een dikke vinger in de pap. Er werden veel monsterfilms uitgebracht, en ook komt er steeds meer aandacht voor de psychologische thriller. Een groot aantal films dat we zagen heeft invloed gehad op latere sub-genres, en ze zijn nog altijd bekend, al is het maar qua thema of naam.
Let’s go!
1940: Rebecca (Alfred Hitchcock, VS)
Deze film is gebaseerd op één van mijn favoriete boeken van mijn favoriete schrijver ooit, Daphne du Maurier. Du Maurier schreef tientallen romans tussen de jaren ’30 en ’60. Ze was een telg uit een rijk Frans/Engels geslacht met een tumultueuze familiegeschiedenis, waar ze vaak uit putte ter inspiratie van haar verhalen. Ze had een vrij ongelukkig huwelijk, naar men zegt, en wellicht buitenechtelijke affaires met zowel mannen als vrouwen. Haar boeken werden tijdens haar leven vaak weggeschamperd als ‘vrouwenliteratuur’, simpelweg ‘romantisch’ zonder enige diepgang. Maar onder de romantiek ligt altijd drama, angst, en mysterie verscholen – het is gothic pur sang, bijna Victoriaans. Man/vrouw-verhoudingen, seksuele spanningen, en ongeluk in de liefde komen altijd naar voren in Du Maurier’s verhalen, meestal overgoten met een (semi-)paranormaal sausje. In ‘Rebecca’ is dat niet anders.
Het verhaal: De vrouwelijke hoofdpersoon-zonder-naam ontmoet een rijke weduwnaar, Maxim de Winter, tijdens een vakantie aan de Côte d’Azur (ik zal de precieze omstandigheden niet verklappen). Na een snelle romance trouwt het stel, en verhuist naar Manderley, De Winters statige, maar duistere landhuis in Cornwall. Daar raakt de relatie echter..hoe zal ik het zeggen…verward. De (figuurlijke) geest van de overleden, eerste mevrouw De Winter waart nog overal rond, en de jonge, onervaren Hoofdpersoon heeft het gevoel dat ze het nooit zo goed kan doen als haar illustere voorganger.
Horror-ontwikkelingen: Zoals ik hierboven al aanstipte, kwam de psychologische thriller in de jaren ’40 in opkomst. Dit is er een prachtig voorbeeld van. Je twijfelt de hele film lang of de Hoofdpersoon zich dingen in haar hoofd haalt of niet, en je wordt continu op het verkeerde been gezet, omdat je alles vanuit haar oogpunt bekijkt. Het is, denk ik, de eerste film waarbij we te maken hadden met een zogenoemde unreliable narrator (waarvan je niet weet of je hun oordeel kunt vertrouwen). Verder was dit het Amerikaanse debuut van Hitchcock, die we hiervoor in de jaren ’30 al waren tegengekomen, en later nog vaker zullen zien (hij was nog niet klaar met Du Maurier). En, last but not least: de wereld zou een stuk saaier zijn zonder het fantastische personage Mrs Danvers, de huishoudster en luis in de pels van de nieuwe Mrs de Winter. Er is veel geschreven over de queercoding van deze ondoorgrondelijke vrouw, en ik vind het vooral interessant omdat die coding in deze film anders is dan gewoonlijk. (NB: Du Maurier heeft veel ‘seksueel ambigue’ personages in haar boeken; de film trekt het verder door). Horror (en Disney) heeft er door de jaren heen een handje van gehad zijn slechteriken stereotype ‘gay’ karaktereigenschappen te geven, maar in dit specifieke geval is het absoluut niet duidelijk waar Mrs Danvers zich bevindt. Is ze slecht? Is ze tragisch? Staat ze in haar recht? Of niks van dat al?
Scare-o-meter: 2.5/5 Niet echt eng, maar wel verontrustend (‘unsettling’, zoals het zo mooi in het Engels heet). De gothic sfeer, met het huis in de hoofdrol, draagt bij aan dat ongemakkelijke gevoel.
1941: The Wolf Man (George Waggner, VS)
Onze eerste weerwolf-film! (En misschien ook de laatste, want de meest iconische – An American Werewolf in London – hadden we natuurlijk allang eerder gezien.)
Het verhaal: Vanwege familie-omstandigheden gaat hoofdpersoon Larry Talbot terug naar zijn geboortedorp, waar hij in het antiekwinkeltje van zijn love interest (en wie wil er nou niet zo’n love interest?) een wandelstok met een zilveren wolfskop erop koopt. Die stok komt – verrassing! – goed van pas, want nog diezelfde nacht gebruikt Larry hem om een wolf mee dood te slaan, die een dorpsgenoot aanvalt. De wolf gaat echter niet zomaar ten onder, en krijgt het voor elkaar om Larry een beet toe te dienen. Alle folklore- en horrorfans weten nu natuurlijk gelijk welke kant dit verhaal op gaat.
Horror-ontwikkelingen: Hoewel er al eerder een dergelijke film was gemaakt (Werewolf of London, 1935) heeft The Wolf Man net iets meer invloed gehad op hoe weerwolven later werden neergezet in het cinematische universum (zegt men). Ik vind het altijd interessant te zien hoe monsters, zoals bijv. ook vampiers en dat van Frankenstein, op een bepaald moment ‘vastgelegd’ worden door de filmwereld, al bestonden ze daarvoor al decennia-, eeuwen- of zelfs millennia-lang al in andere gedaantes. (Zie ook: Nosferatu uit de jaren ’20 en ’70). Hollywood sloeg er een slaatje uit, want op typische wijze werden er van deze film meerdere (en veel minder goede) monster-sequels gemaakt. Hier hebben die luitjes nog altijd een handje van, natuurlijk, al richten ze zich tegenwoordig op stripboekenhelden. Nog een leuk weetje: de weerwolf wordt gespeeld door Lon Chaney Jr., de zoon van de gelijknamige horror-legende die we in de jaren ’20 meerdere malen zijn tegengekomen.
Scare-o-meter: 2/5 Het zijn de jaren ’40, dus de weerwolf ziet er ten eerste niet al te eng uit, en ten tweede is het verhaal inmiddels niet zo origineel meer. Het geeft je natuurlijk nog wel een lekker dosis monster-heebie-jeebies, mocht dat jouw jam zijn. Ikzelf vind monsters qua griezelen meestal wat saai.
1942: Cat People (Jacques Tourneur, VS)
Deze film combineert de twee bovenstaande thema’s: er zitten zowel psychologische-thriller-elementen in, alsmede weerwolf-achtige gedeeltes.
Het verhaal: Oliver en Irena ontmoeten elkaar in de dierentuin van New York, bij de panters. (Romantisch! En ik bedoel dat niet eens sarcastisch.) Ze worden verliefd en trouwen al snel. Irena, die oorspronkelijk Servisch is, blijkt geobsedeerd door de dieren. Ze vertelt Oliver dat er in haar geboortedorp een legende de ronde gaat dat de bewoners in panters veranderen als ze een heftige emotie ervaren. Als Irena er tijdens hun huwelijk achter komt dat Oliver vaak omgaat met een aantrekkelijke collega, raakt ze er steeds meer van overtuigd dat het panterbloed ook bij haar door de aderen stroomt.
Horror-ontwikkelingen: Dit is één van de eerste films waarin er expres gebruik werd gemaakt van een zogenoemde jump scare!* Dat effect wordt tegenwoordig overmatig uit de hoge hoed getoverd (*kuch kuch, The Conjuring, kuch kuch*), en wordt inmiddels gezien als een nogal luie manier om het publiek schrik aan te jagen, maar het kan behoorlijk effectief zijn. Ik ben er een goed voorbeeld van, ik jump ALTIJD, zelfs al zie ik de scare van kilometers-ver aankomen. De film doet ook op andere manieren modern aan. Zoals we in dit lijstje wel vaker zullen zien (en al deels gezien hebben bij Rebecca), is het horror-element hier een stand-in voor een heleboel andere dingen (trauma, commentaar op de rol van de vrouw in de jaren 40, je kan het zelf invullen). Dat doet denken aan recentere horrorfilms zoals The Babadook, Goodnight Mommy, Hereditary, en Midsommar, om er maar een paar te noemen.
Scare-o-meter: 2.5/5 Al vertelde F.I. me de hele scène lang dat dit het befaamde schrikmoment was, ik werd er toch door bij de kladden gegrepen. Verder is de film bij tijd en wijle beklemmend, maar helaas vaak ook ietwat traag en flauwtjes.
*De allereerste film waarin een jump scare voorkwam was Citizen Kane (1941), maar die was niet per sé bedoeld om mensen te laten schrikken, eerder om ze wakker te schudden.
1943: I Walked with a Zombie (Jacques Tourneur, VS)
Na weerwolven (en weerpanters?) was dit de eerste zombie-film op ons lijstje! Het is niet de allereerste zombie-film ooit gemaakt: die eer gaat naar White Zombie (1932). Een ander ‘leuk’ feitje is dat deze film door dezelfde regisseur gemaakt werd als Cat People. De film is gebaseerd op een gelijknamig krantenartikel over voodoo (door Inez Wallace – ik kan het helaas nergens vinden) en speelt leentjebuur bij het boek Jane Eyre.
Het verhaal: Zuster Betsy vertrekt naar het Caribische eiland Saint Sebastian, om daar voor de zieke echtgenote (Jessica) van een norse, maar aantrekkelijke plantage-eigenaar (Paul) te zorgen. (Hallo, Jane Eyre!) Als ze meer te weten komt over de voodoo-traditie op het eiland, vermoedt ze dat Jessica tot zombie is gemaakt, en probeert ze er met behulp van o.a. de lokale bevolking achter te komen hoe ze deze vloek ongedaan kan maken.
Horror-ontwikkelingen: Net als in Cat People wordt het horror-element hier gebruikt als symbool voor andere, onderliggende problemen en narigheden zoals racisme en (alweer) de plek van de vrouw in de samenleving. De hoofdpersonen in deze film vinden vrouwen hysterisch en zwak, en zwarte mensen onderontwikkeld en ‘wild’, maar de film onderschrijft deze meningen niet – hij kaart ze aan en ze worden lichtelijk aangevallen, voorzover dat gaat in een film uit 1943. Het is ook één van de eerste films op ons lijstje waarin zwarte acteurs een grotere, actievere rol spelen (al is hun karakterisering natuurlijk niet gevrijwaard van stereotypen). Ik vond het cool dat zombies hier nog direct gelinkt worden aan het voodoo-geloof, waar het idee natuurlijk oorspronkelijk vandaan komt. Dat element is er in veel latere films en series uit gehaald, en vervangen door het cliché ‘zombievirus’.
Scare-o-meter: 2/5 Alweer niet erg eng, maar wel verontrustend en sfeervol. Het was een zeer verontrustend decennium, zoals je ziet…en het wordt nog een stapje erger in de volgende film.
1944: Gaslight (George Cukor, VS)
We zitten nog steeds diep in pyschologische-thriller-land, waar (voornamelijk) vrouwen het moeten afweten. Dit keer is één van de bekendste actrices uit de jaren 40/50, Ingrid Bergman, de pineut. Gaslight druipt van de film noir* elementen, een cinematografische stijl die rond deze tijd in opkomst was.
Het verhaal: Wereldberoemde operazangeres Paula trouwt na een korte romance met Gregory, die ze slechts oppervlakkig kent via haar werk. Hij overtuigt haar om in te trekken het Londense huis van haar overleden (vermoorde) tante. Daar gebeuren er echter steeds vreemdere dingen…spullen raken kwijt, meubels staan ineens op een andere plek, en de gaslampen beginnen uit het niets te flikkeren…Is het de geest van Paula’s tante, wordt Paula gek, of is er iets anders aan de hand?
Horror-ontwikkelingen: De meesten die het woord gaslight zien hebben er meteen vervelende connotaties bij. Het woord heeft zich de afgelopen jaren diep in ons bewustzijn genesteld, via de semi-diepzinnige ‘therapist-speak’ die op internet de ronde gaat. Het is oorspronkelijk afgeleid van deze film en betekent dat iemand je aan jezelf doet twijfelen, op een manipulatieve manier, zodat je denkt dat je gek wordt (en dat de ander gelijk heeft). ’t Is inmiddels qua betekenis flink afgezwakt, want mensen strooien het te pas en te onpas rond. Zonder deze film, echter, hadden we dit (nu irritante) woord nooit gebruikt. Hoewel we nu vanwege de titel weten welke kant de film op gaat, moet je in je achterhoofd houden dat dat destijds niet zo was: de ontknoping kwam als een flinke schok, iets wat goede thrillers/horrors tegenwoordig nog altijd kunnen bewerkstelligen.
Ik vind het ook interessant te zien hoe er in de meeste jaren-40-films tot nu toe een duidelijk thema naar voren komt: de gevaren van de whirlwind romance. Geen enkel vrouwelijk personage heeft de tijd gehad om haar geliefde goed te leren kennen, en ze worden bijna allemaal ‘gek’ na het huwelijk. Dit was natuurlijk een veelvoorkomend tafereel, in die tijd (en later): je kon niet eeuwig daten, moest snel trouwen, en veel vrouwen waren daarna doodongelukkig. Het is bijzonder te merken dat deze films daar commentaar op lijken te leveren, want de mannelijke personages zijn geen schatjes (op een schaal van ongeïnteresseerd tot ronduit slecht). Dat past in een lange traditie van horrorfilms/thrillers die ‘spelen’ met maatschappelijke problemen/angsten.
Scare-o-meter: 3.5/5 Dit was een film die me flink te pakken kreeg, niet fysiek maar mentaal. Als kijker voel je zo met Paula mee, dat je zelf bijna ge-gaslight wordt. De paranoia en existentiële angst kruipen door het scherm zo naar binnen. En dat alles prachtig duister gefilmd en geweldig geacteerd – een verdiende klassieker.
* “[a] style of filmmaking characterized by such elements as cynical heroes, stark lighting effects, frequent use of flashbacks, intricate plots, and an underlying existentialist philosophy.” (brittanica.com)
1945: Dead of Night (Alberto Cavalcanti, Charles Crichton, Basil Dearden & Robert Hamer, VK)
Onze eerste horror-anthology!
Het verhaal: De film is opgebouwd uit verschillende korte horror-verhalen, allemaal met een ander thema, en gemaakt door meerdere regisseurs. De segmenten halen inspiratie uit spookverhalen (van o.a. horror-genie E.F. Benson), urban myths, en waargebeurde mysteries. Mijn favoriet was het deel met de buikspreekpop (zie foto), omdat ik die dingen sowieso al eng vind. Het is afgeleid van een verhaal van H.G. Wells, die onder andere ook een science-fiction-boekje genaamd The War of the Worlds schreef; je kent het misschien wel.
Horror-ontwikkelingen: Deze film populariseerde het idee van de horror anthology. Dat is een genre waar ik zelf dol op ben, want ernaar kijken voelt alsof je rond een kampvuur zit en elkaar spookverhalen vertelt. Zoals je misschien ook wel opgevallen is, is dit de eerste 40s Britse horrorfilm op ons lijstje. Er was weinig keus: de enige andere hiervóór is gemaakt in 1940. Dit komt deels omdat horrorfilms halverwege de jaren ’30 streng(er) gecensureerd werden in het VK, wat kennelijk nog lang bleef nasudderen. Daarna brak WW2 uit, waardoor mensen logischerwijs weinig zin hadden om enge films te maken en te bekijken. Ik zal eerlijk zijn, dat tweede is puur speculatie. Er wordt soms ook gezegd dat er een verbod op horrorfilms werd ingesteld tijdens de oorlog, maar dat blijkt eveneens niet helemaal waar te zijn. (Internet is zeer verdeeld over dit onderwerp, ik moet hier een boek over zien te vinden.) In ieder geval is het een feit dat het Britse horror-aanbod tussen 1940 (The Door with Seven Locks) en 1945 nihil was. Omdat Dead of Night daarom zo ‘nieuw’ was, na een lang horror-hiaat, heeft het veel invloed gehad op latere films. Met name de buikspreekpop (ieeeeeks) komt nog een aantal keren terug.
Scare-o-meter: 3/5 – heerlijk griezelig op een knusse en ironische Britse manier.
1946: Bedlam (Mark Robson, VS)
Een simpele ‘historische horrorfilm’, die geïnspireerd is op een serie van acht schilderijen over de teloorgang van een rijkeluiszoontje (A Rake’s Progress, William Hogarth).
Het verhaal: Zoals de titel al aangeeft speelt de film zich af in/rondom Bedlam, een bekend (en berucht) ‘gesticht’ in Londen. We bevinden ons in de late 18e eeuw. Lord Mortimer en zijn protegée Nell Bowen bezoeken Bedlam om te zien hoe het er daar aan toegaat. Nell schrikt er erg van als ze ziet hoe de ‘loonies’ worden behandeld. Ze probeert anderen ervan te overtuigen om veranderingen door te voeren. Daar zitten de eigenaar van Bedlam en Lord Mortimer niet op te wachten, zo’n rondneuzende vrouw, en daarom spannen zij samen om haar als ‘gek’ te bestempelen en haar in Bedlam op te laten nemen.
Horror-ontwikkelingen: Boris Karloff is terug (en ziet er hier een stuk ouder uit, maar dat terzijde)! Verder is dit één van de weinige B-films uit de jaren 30/40 op ons lijstje (low budget dus) – je merkt dat deels wel, want de set is minder uitgebreid dan in de vorige films, en het verhaal wordt op vrij simpele manier verteld. Dit was ook onze eerste film die zich afspeelt in een ‘gekkenhuis’. Het thema is nu een horror-cliché geworden, natuurlijk. De grote lijnen van de plot in Bedlam zijn zelfs hergebruikt in een seizoen van American Horror Story.
Even een zijpaadje: De angst voor ‘gekkenhuizen’ die in horrorfilms wordt aangesproken, is naar mijn idee heel interessant. Het is tweeledig: aan de ene kant is men (nog altijd!) bang voor mensen die een mentale ziekte of afwijking hebben – aan de andere kant is men bang om zelf voor gek te worden versleten, en de meest nare behandelingen te moeten ondergaan. Waar ligt de grens tussen ‘normaal’ en ‘anders’, etc.? Het zit er bij ons nog steeds diep in dat ‘gekken’ (laat ik het even zo noemen, omdat ze in veel films zo worden neergezet, al is het een rottige term) onbetrouwbaar zijn, agressief, en/of onaangepast. Zeker als het om meisjes of vrouwen gaat, die normaalgesproken ‘netjes’, ‘rustig’ en ‘zorgend’ horen te zijn, maakt dat de kijker nerveus. Dit is iets waar horror graag mee speelt (denk aan de keren dat je op het verkeerde been werd gezet omdat je er niet vanuit ging dat de moeder óók de moordenaar kon zijn, bijvoorbeeld). Films over instellingen spelen zich ook vaak af in het verleden, zodat je als horror-regisseur lekker los kunt gaan op de elektroshocks, ijsbaden, hypnoses, en lobotomie-behandelingen. Dat heeft iets viezigs: weer zijn het vaak de vrouwen die het moeten afweten, en als je erbij stilstaat dat dit soort dingen écht is gebeurd, is het vrij smakeloos om het zo ‘gestileerd’ in films te laten zien. Ik kan hier uren over praten/schrijven, zeker omdat die sub-genre van horror me persoonlijk aanspreekt; ik zou zelf sowieso als hysterisch of halfgaar zijn bestempeld in de 19e eeuw, vermoed ik.
Scare-o-meter: 2/5 ‘Gekkies’ maken me niet bang; deze film maakte me eerder verdrietig. Het speelt wel goed in op voorgenoemde angst om voor ‘gek’ te worden aangezien.
1947: Black Narcissus (Michael Power & Emeric Pressburger, VK)
Deze film is gebaseerd op het gelijknamige boek van Rumer Godden, dat ik nu toevallig pas gelezen heb. Omdat het nu zo vers in mijn geheugen zit, kan ik met zekerheid stellen dat de sfeer van het boek perfect naar voren komt in de verfilming ervan.
Het verhaal: Een groep Anglicaanse nonnen vertrekt naar de Indiase Himalayas om daar een school en ziekenhuis te stichten in een oud paleis. Het paleis is ze geschonken door een lokale Generaal, die er graag vanaf wilde: er gaan vele slechte verhalen over de ronde, en het heeft lang leeg gestaan. Hoewel de nonnen met goede moed aan hun project beginnen, ontstaan er algauw spanningen in de groep, en niemand weet precies waar dat aan ligt.
Horror-ontwikkelingen: Net als vele andere films op dit lijstje, is het de omgeving die hier angst aanjaagt. En dat is bijzonder, want zoals je op de foto ziet is deze film erg licht en ‘open’ qua beeld. Die wijdsheid, grootsheid, afgelegenheid en (voor de nonnen) vreemdheid van het landschap is juist wat hun gemoedsrust beïnvloedt. Daarnaast wordt het gedrag van de locals als bevreemdend element gebruikt, wat vaker in horror gebeurt, maar in dit geval voor moderne kijkers een naar smaakje aan de film geeft. Er is sprake van stereotyperingen, er wordt brownface gebruikt (d.w.z. witte acteurs met make-up op spelen Indiërs), en je krijgt nooit meer te weten over de Indiase personages omdat ze ‘mysterieus’ en ‘vreemd’ moeten blijven. De focus ligt op de nonnen en hun sores, de tegenslagen in hun pogingen om het Christendom in deze verafgelegen contreien te verspreiden.
Ondanks dat al ziet de film er simpelweg prachtig uit, je wordt helemaal meegezogen in de ‘gekte’. Black Narcissus werd geschoten in kleur, in Technicolor welteverstaan, wat in die tijd slechts sporadisch gebruikt werd (het was tyfusduur en lastig). We zullen het de komende jaren steeds meer zien, al duurt het nog even voordat kleur écht wijdverspreid is.
Scare-o-meter: 3/5 Opnieuw erg beklemmend en sfeervol.
1948: Night Has a Thousand Eyes (John Farrow, VS)
Ook deze film is gebaseerd op een boek, dit keer bij schrijver Cornell Woolrich. Ik heb hier erg weinig over te vertellen, want de laatste twee films die we voor dit decennium zagen heb ik maar met een half oog bekeken: het was anders niet te doen. Erg jammer, zo na een trits spannende en bijzondere films!
Het verhaal: Een helderziende kennis vertelt hoofdpersoon Jean dat ze binnenkort zal sterven, waardoor ze besluit zelf een einde aan haar leven te maken. Haar man houdt haar echter tegen, en is (logischerwijs) woest op de helderziende. Het blijkt echter dat die vent, John Triton genaamd, niet zomaar wat verzint – zijn superkrachten blijken echt te zijn…
Horror-ontwikkelingen: Ook dit is een goed voorbeeld van een psychologische thriller, al zijn we nu duidelijk beland in een minder innovatieve fase van het genre. Het thema ‘helderziendheid’, en, daaraan gelieerd, het idee van een voorbestemde dood, hadden we echter nog niet eerder op ons lijstje gezien! Inmiddels wordt die voorbestemdheid (bijv. zien wanneer je zal sterven) vaak gebruikt in horrorfilms, al was het in de jaren 40 ook al niet zo origineel.
Fun fact: De titelsong van de film werd een bekend jazz-nummer.
Scare-o-meter: 1.5/5 Het idee is goed, maar afgezien van het begin is de uitwerking saai.
1949: The Queen of Spades (Thorold Dickinson, VK)
Onze laatste film van het decennium is ook afgeleid van een boek, een kortverhaal van Poesjkin.
Het verhaal: Het speelt zich af in St Petersburg, 1806. Een Russische officier, Herman, die bang is om geld te verliezen tijdens het kaartspel faro, hoort over een oude gravin die ooit haar ziel heeft verkocht zodat ze het gokspel altijd wint. De gravin heeft een een pupil/begunstigde (ward), en Herman probeert deze jonge vrouw te verleiden om achter ‘het winnende geheim’ te komen.
Horror-ontwikkelingen: We worden teruggeworpen in de 19e eeuw én de horrorfilms uit de jaren 20: het idee van ‘je ziel verkopen’ heeft al een tijdlang stoffig op de planken gelegen. Ik vond deze film eerlijk gezegd vrij langdradig, al wordt hij door veel critici geprezen. De kostuums zijn mooi, de acteurs zijn goed, het verhaal is fijn gothic, maar mijn gedachten dwaalden af.
Fun fact: De film heeft een tijdlang als ‘verloren’ te boek gestaan, maar werd heront
dekt in 2009.
Scare-o-meter: 1/5 Ik verveelde me dus. Helaas, want ik vind Poesjkin geweldig!
Volgende keer ga ik jullie vervelen over mijn reis, daarna gaan we (denk ik) verder met mijn wereld-literatuur-project. Tot gauw, en happy Halloween!
Op volgorde gezet:
- Gaslight (1944)
- Rebecca (1940)
- Black Narcissus (1947)
- Dead of Night (1945)
- I Walked With a Zombie (1943)
- Cat People (1942)
- Bedlam (1946)
- The Wolf Man (1941)
- Night Has a Thousand Eyes (1948)
- The Queen of Spades (1949)